Rechtspraak
Uitspraakdatum
29-07-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2024:134
Zaaknummer
24-147/A/NH
Inhoudsindicatie
Raadsbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij. Verweerder heeft door de gebruikte bewoordingen de grenzen van het tuchtrechtelijk toelaatbare niet overschreden. De bewoordingen zijn scherp, maar gelet op de contact waarin verweerder zijn e-mail heeft gestuurd, de onderlinge verhoudingen tussen partijen en de vrijheid die verweerder heeft om de belangen van zijn cliënte te behartigen zijn de woorden niet onnodig grievend. Verder stond het verweerder vrij om twee keer achter elkaar een wrakingsverzoek in te dienen. Tot slot is van het frustreren van de waarheidsvinding door verweerder geen sprake. Klacht in alle onderdelen ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 29 juli 2024 in de zaak 24-147/A/NH naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 23 september 2023 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2 Op 27 februari 2024 heeft de raad het klachtdossier digitaal van de deken ontvangen. 1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 14 juni 2024. Daarbij waren klaagster en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 15. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van klaagster van 28 mei 2024.
2 FEITEN 2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2 Klaagster is, met andere erfgenamen, verwikkeld in een geschil over de afwikkeling van de nalatenschap van haar moeder. Verweerder staat de wederpartij in dit geschil bij. Klaagster en de andere erfgenamen werden aanvankelijk bijgestaan door mr. H., later door mr. V. 2.3 Op 23 augustus 2019 heeft mr. H., de toenmalige advocaat van klaagster en de andere erfgenamen, een brief gestuurd aan de cliënte van verweerder waarin onder meer wordt gesteld dat de cliënte van verweerder tegoeden van erflaatster onder zich houdt en de door haar verstrekte overzichten niet aansluiten bij die van de erfgenamen. De cliënte van verweerder wordt in deze brief gesommeerd om een bedrag over te maken naar de rekening van de erfgenamen van erflaatster. 2.4 In het geschil is op enig moment hoger beroep ingesteld en een zitting bepaald. Deze zitting is door het gerechtshof uitgesteld en verplaatst naar 6 juni 2023. 2.5 Op 23 mei 2023 heeft verweerder via een H16-formulier stukken bij het gerechtshof ingediend. Dezelfde dag heeft verweerder een afschrift van het H16-formulier om ‘privacy-redenen’ zonder de bijlagen aan mr. V., de advocaat van klaagster, gestuurd. 2.6 Op 6 juni 2023 zou de inhoudelijke behandeling van het hoger beroep bij het gerechtshof plaatsvinden. De cliënte van verweerder heeft het gerechtshof gevraagd om de zitting vanwege medische redenen uit te stellen. Tegen dit uitstelverzoek is door klaagster en de andere erfgenamen bezwaar gemaakt, maar het gerechtshof heeft het uitstelverzoek gehonoreerd. Op basis van de verhinderdata van beide partijen heeft het gerechtshof de zitting vervolgens bepaald op 17 oktober 2023. 2.7 Op 4 juli 2023 heeft mr. V. verweerder gevraagd om een afschrift van het bericht dat verweerder op 23 mei 2023 aan het gerechtshof heeft gestuurd. Dezelfde dag heeft verweerder mr. V. bericht dat hij bij het gerechtshof heeft aangegeven dat hij zijn bericht niet zal delen met de wederpartij in verband met privacygevoelige informatie en dat hij zijn bericht dan ook niet zal kunnen delen. 2.8 Op 18 juli 2023 heeft verweerder het gerechtshof wederom om uitstel gevraagd van de zitting, omdat zijn cliënte vanwege een belangrijke afspraak alsnog op 17 oktober 2023 was verhinderd. Het gerechtshof heeft dit uitstelverzoek op 20 juli 2023 afgewezen. Daarop heeft verweerder het gerechtshof, met mr. V. in de cc, op 21 juli 2023 onder meer het volgende gemaild: ‘(…) Het probleem in deze is dat de wederpartij, althans de erven waarvoor de wederpartij optreedt, in het verleden blijk hebben gegeven er werkelijk niets aan gelegen te laten liggen cliënte bij "jan en alleman" in diskrediet te brengen. Zo heeft een voormalig raadsman, ene mr. H (…) uit Arnhem, mails en brieven geschreven naar relaties van cliënte waar, ieder weldenkend mens zal dit met cliënte eens zijn, de honden geen brood van lusten. Inmiddels lijken de erven een kruistocht jegens cliënte te zijn gestart. Dit maakt dat cliënte simpelweg niet meer informatie kan geven over de gemaakte afspraak. Als de erven de gegevens van de partij ontvangen waar cliënte een afspraak mee heeft, zullen zij ongetwijfeld ook hun smaad en laster campagne jegens cliënte voortzetten, althans cliënte heeft 2 daar gegronde vrees voor. Cliënte is wel bereid exact uit de doeken te doen waar de afspraak over gaat en met welke partij dit is, indien het hof strikte geheimhouding toezegt. (…)’ 2.9 Op 16 oktober 2023 heeft het gerechtshof aan verweerder en mr. V. bericht dat het uitstelverzoek van verweerder wordt afgewezen. 2.10 Op 17 oktober 2023 heeft het gerechtshof het hoger beroep inhoudelijk op zitting behandeld. Verweerder heeft het gerechtshof op de zitting gewraakt. De wrakingskamer van het gerechtshof heeft het wrakingsverzoek dezelfde dag nog afgewezen. 2.11 Op 23 oktober 2023 heeft het gerechtshof aan verweerder en mr. V. bericht dat verweerder tijdens het beraad van de wrakingskamer op 17 oktober 2023 is vertrokken, dat de zitting vervolgens dezelfde dag in de middag buiten de aanwezigheid van verweerder is voortgezet en dat de zaak vervolgens naar de rol van 2 januari 2024 is verwezen voor het wijzen van arrest. 2.12 Op 31 oktober 2023 heeft verweerder namens zijn cliënte een nieuw wrakingsverzoek bij het gerechtshof ingediend vanwege de gang van zaken op 17 oktober 2023 rondom het toen ingediende wrakingsverzoek en de voortzetting van de zitting.
3 KLACHT 3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende: a) verweerder heeft zich in zijn e-mail van 21 juli 2023 aan het gerechtshof onnodig grievend over klaagster uitgelaten; b) verweerder heeft de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder van klaagster opzettelijk vertraagd door aan het gerechtshof uitstel van de zitting van 17 oktober 2023 te vragen en door twee keer een wrakingsverzoek in te dienen; c) verweerder heeft de op 22 mei 2023 in het geding gebrachte documenten niet aan de advocaat van klaagster, mr. V., gestuurd. Volgens klaagster heeft verweerder hiermee de waarheidsvinding gefrustreerd. Hierbij wijst klaagster op gedragsregel 21 waarin is bepaald dat het de advocaat niet is geoorloofd om zich in een aanhangig geding anders dan samen met de advocaat van de wederpartij tot de rechter aan wiens oordeel de zaak is onderworpen te wenden, tenzij schriftelijk en met gelijktijdige toezending van een afschrift van de mededeling aan de advocaat van de wederpartij. 3.2 De raad zal hierna bij de beoordeling, waar nodig, op de stellingen en stukken van klaagster ingegaan.
4 VERWEER 4.1 Verweerder voert verweer tegen de klacht en betwist dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Volgens verweerder valt niet in te zien hoe de opmerkingen in zijn e-mail van 21 juli 2023 als onnodig grievend moeten worden gekwalificeerd. Tussen partijen speelt een langdurig conflict en de verhoudingen tussen partijen zijn vooral door toedoen van mr. H. snel verslechterd. Daarbij wijst verweerder erop dat mr. H. zijn brief van 23 augustus 2019 naar diverse zakelijke relaties van de cliënte van verweerder gestuurd en dat zij dit als laster en smaad heeft ervaren. De uitlatingen en manier van handelen van mr. H. moet volgens verweerder aan klaagster en de andere erfgenamen worden toegerekend, omdat mr. H. jarenlang namens klaagster en de andere erfgenamen heeft opgetreden. Verder voert verweerder aan dat zijn cliënte, vanwege de slechte verhouding met klaagster en de andere erfgenamen, niet de volledige informatie over de gemaakte afspraak (zie 2.8 hierboven) aan het gerechtshof en de wederpartij wilde verstrekken en is de reden daarvoor aan het gerechtshof kenbaar gemaakt. Tot slot voert verweerder aan dat de kwestie over veel geld gaat en van groot belang is voor zijn cliënte. Volgens verweerder heeft het gerechtshof de zitting van 17 oktober 2023 ten onrechte door laten gaan, zodat hij niet anders kon dan namens zijn cliënte een wrakingsverzoek in te dienen. 4.2 De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING Toetsingskader 5.1 De raad stelt voorop dat de tuchtrechter bij de beoordeling van een klacht het aan de advocaat verweten handelen toetst aan artikel 46 Advocatenwet. Daarbij is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen daarbij wel van belang zijn. De gedragsregels zijn bedoeld als richtlijn voor de advocaat. Of het niet naleven van een bepaalde gedragsregel ook tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen oplevert, hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld. 5.2 De klacht gaat over het handelen van de advocaat van de wederpartij van klaagster. Een advocaat van de wederpartij heeft een grote mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënte te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënte, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënte de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder redelijk doel. De advocaat hoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënte strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. 5.3 Het geschil tussen klaagster en de andere erfgenamen enerzijds en de cliënte van verweerder anderzijds is in de kern een civielrechtelijk geschil, maar omdat het geschil voortvloeit uit de nalatenschap van erflaatster spelen er familierechtelijke aspecten mee die maken dat van verweerder een zekere terughoudendheid mag worden verwacht, bijvoorbeeld in het doen van uitlatingen over de wederpartij die deze naar redelijke verwachting als kwetsend zal ervaren. Klachtonderdeel a) is ongegrond 5.4 De raad is van oordeel dat verweerder door de gebruikte bewoordingen in zijn e-mail van 21 juli 2023 de grenzen van het tuchtrechtelijk toelaatbare niet heeft overschreden. De door verweerder gekozen bewoordingen zijn scherp en het was beter geweest als verweerder zich anders had uitgedrukt, zeker vanwege de erfrechtelijke aspecten van het onderliggende geschil. Verweerder heeft dit ter zitting ook toegegeven en op zijn bewoordingen gereflecteerd. De raad begrijpt dat klaagster en de andere erven de door verweerder gekozen bewoordingen als grievend hebben ervaren, maar gelet op de context waarin verweerder zijn e-mail van 21 juli 2023 heeft gestuurd, de onderlinge verhoudingen tussen partijen en de vrijheid die verweerder als advocaat van zijn cliënte heeft om haar belangen te behartigen, kunnen de bewuste bewoordingen niet als onnodig grievend worden aangemerkt. Klachtonderdeel a) is dan ook ongegrond. Klachtonderdeel b) is ongegrond 5.5 De raad is van oordeel dat het verweerder niet tuchtrechtelijk kan worden verweten dat de procedure tussen klaagster en de andere erven enerzijds en mevrouw J. anderzijds vertraging heeft opgelopen. Het stond verweerder vrij om in het belang van zijn cliënte uitstel van de zitting van 6 juni 2023 te vragen en om het gerechtshof te vragen om uitstel van de naar 17 oktober 2023 verplaatste zitting. Verder stond het verweerder vrij om het gerechtshof in het belang van zijn cliënte tot twee keer toe te wraken. Hoewel het twee keer kort achter elkaar indienen van een wrakingsverzoek bijzonder is, stond het verweerder vrij om de rechtsmiddelen te gebruiken die binnen het rechtssysteem beschikbaar zijn, waaronder het middel van wraking. De vertraging die de procedure bij het gerechtshof door de uitstel- en wrakingsverzoeken heeft opgelopen is vervelend, maar dat kan in een gerechtelijke procedure gebeuren. Van kwade opzet aan de zijde van verweerder is de raad daarbij niet gebleken. Klachtonderdeel b) is dan ook ongegrond. Klachtonderdeel c) is ongegrond 5.6 De raad is van oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door de op 22 mei 2023 in het geding gebrachte documenten niet ook aan de advocaat van klaagster te sturen. Hoewel verweerder in beginsel gehouden was om stukken die hij aan het gerechtshof stuurde ook aan de advocaat van klaagster te sturen, ligt dat in dit geval anders omdat het privacygevoelige medische informatie over zijn cliënte betrof en het niet de bedoeling was dat klaagster en de erven daar vanwege die specifieke aard kennis van konden nemen. Het gerechtshof heeft het uitstelverzoek van verweerder, ondanks de bezwaren van klaagster en de andere erven, op basis van deze informatie uiteindelijk ook toegestaan. Van het frustreren van de waarheidsvinding door verweerder is de raad daarbij niet gebleken. Klachtonderdeel c) is dan ook ongegrond.
BESLISSING De raad van discipline verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus beslist door mr. C.S. Schoorl, voorzitter, mrs. F.J.J. Baars en J.H. Stek, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 29 juli 2024