Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-08-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2024:184

Zaaknummer

24-051/AL/MN

Inhoudsindicatie

Verzetbeslissing. De voorzitter heeft de juiste maatstaf is toegepast en met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval rekening gehouden. Verder heeft het verzet ook geen nieuwe gezichtspunten opgeleverd. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 12 augustus 2024 in de zaak 24-051/AL/MN

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 4 maart 2024 op de klacht van:

 

klager 

over

verweerder 

 

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 24 november 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Op 18 januari 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z2282273/FB/SD van de deken ontvangen. 

1.3    Bij beslissing van 4 maart 2024 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) klager, met toepassing van artikel 47b Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en bepaald dat een volgende klacht van klager tegen verweerder niet meer in behandeling behoeft te worden genomen door de deken en de raad. Op 9 maart 2024 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. 

1.4    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 10 juni 2024. Daarbij was klager aanwezig. Verweerder was, met kennisgeving vooraf, niet aanwezig.  De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. 

 

2    VERZET

De gronden van het verzet zijn woordelijk weergegeven, de volgende: Bij deze wordt gezien de kennelijke misslagen in ontvangen “voorzittersbeslissing” verzet ingesteld:

1) Op 10 december 2011 is geheel ongevraagd van de tot dan althans in Rosmalen algeheel onbekende mr. M  vernomen; vanuit een kantoor in Zeist werd kennelijk getracht eigen inkomsten te verwerven door zichzelf op te werpen als mogelijk “raadsman” .

2) Door toedoen van deze advocaat zelf is daarop echter niet tot ook maar enige “overeenkomst van opdracht” gekomen; doorslaggevend was het volstrekt onaanvaardbaar “procesadvies” gelanceerd in een pas op 11 april 2022 allereerste inkomend telefoontje M .

3) Ook na op -uiteraard- verwerping van het ver buiten eerder geformuleerde “grieven” gelegen “procesadvies”, is mr. M niet bereid gebleken tot enige constructieve bijdrage zijnerzijds in de strafzaak gericht op rechtshulp aan een cliënte van “D Advies”.

4) De “24-051/AL/MN” inleidende tuchtklacht is geformuleerd op het aanvang 2023 blijken ondanks niet geraken tot “overeenkomst van opdracht”, zonder toestemming of overleg “toevoeging” Raad voor Rechtsbijstand aanvragen met idem opvragen “MijnStrafdossier”.

5) Verzet betreft een “voorzittersbeslissing” genomen zonder voorafgaande zitting/”horen”, waartoe getreden buiten de in Advocatenwet met Kamerstukken beperkte bevoegdheid “voorzittersbeslissing”: zie nader in m.n. arrest ECLI:NL:HR:2021:966 d.d. 18 juni 2021; zie eerder EHRM “V/NL” met EHRM “S/NL” over ondeugdelijke “feitenvaststelling”.

6) Bepaald storend daarbij is de in “voorzittersbeslissing” vastliggende “agressie” jegens procespartij, kennelijk gericht op aldus verdedigen van “beunhazerij” binnen Advocatuur, althans gericht op het publiceren op www.tuchtrecht.nl van aantijging(en) aan de klager; zie verder overwegingen Hof van Justitie EU in met name “Mr. W / OvA L”.

7) Prod.4: betreft bericht van Raad voor Rechtsbijstand over het zonder “overeenkomst van opdracht” declareren mr. M; buiten “financiële integriteit” ex-AdvW.; algehele intrekking “toevoeging” (met terugwerkende kracht) is thans uiteraard in de rede.

8) Prod.5: voorlegging Rechtbank Midden-Nederland, civiel, inzake door mr. M zonder “overeenkomst van opdracht” o.i.d. opvragen plus behoud van “MijnStrafdossier”, waarmede als advocaat tredend in EU-Verordening 2016/679 met EU-Richtlijn 2016/680.

9) Prod.6: wending tot Nederlandse Orde van Advocaten 4 betreffende een op tuchtklacht uit ontvangen “Leidraad” vernomen contrair gaan “Midden-Nederland” aan de Advocatenwet; contrair aan “Midden-Nederland”: Conclusie parket Hoge Raad ECLI:NL:PHR:2024:103.

Bij het hiermede instellen van “verzet” wordt benadrukt dat in omringende landen anders dan in Nederland NIET de “klagers” zelf belast worden met handhaving van “normen” middels tuchtrecht; Engeland des (onafhankelijke) toezichthouder; Duitsland geheel des Openbaar Ministerie; België desstafhouders; Frankrijk des procureur-generaal met bâtonniers; in casus mr. M ? Verder wordt verwezen naar de overwegingen Hof van Discipline op 17 maart 2023, 5.2 t/m 5.12, ECLI:NL:TAHVD:2023:43, betreffende het in tuchtrecht verdedigen middels aantijgingen aan klager.

Conclusie: tot alsnog toetsing handelen mr. M aan de “norm” Advocatenwet

 

3    FEITEN EN KLACHT  

Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

 

4    BEOORDELING  

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetsgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk niet ontvankelijk verklaard.  

4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mr. E.M.G. Pouls en mr. M. Lont, leden, bijgestaan door mr. H.P.J. Meijerink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2024.

 

Griffier    Voorzitter  

 

Verzonden op : 12 augustus 2024