Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-08-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2024:117

Zaaknummer

24-258/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat. Klacht gegrond voor zover verweerder niet helder is geweest in het maken van financiële afspraken. Bovendien was klager al in de veronderstelling gebracht dat zijn zaak was aangenomen. Het stond verweerder vrij om de werkzaamheden voor klager neer te leggen, daargelaten of er al een opdracht tot stand was gekomen. Dat is niet ontijdig gedaan. Waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 19 augustus 2024

in de zaak 24-258/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

klager

 

over:

 

verweerder

 

 

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 29 december 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 11 april 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K24-004 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 8 juli 2024. Klager was – met bericht van verhindering – niet verschenen. Verweerder was ter zitting aanwezig.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventaris genoemde bijlagen 1 tot en met 12.

 

2. FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2 Verweerder is advocaat in Nederland. Hij is (indirect) enig eigenaar van [naam kantoor] Advocaten B.V., een advocatenkantoor in Nederland, en [naam] Abogados B.V., eveneens een rechtspersoon naar Nederlands recht dat een advocatenkantoor drijft met vestigingen in Spanje, [land 1] en [land 2].

2.3 Zowel [naam kantoor] Advocaten B.V. als [naam kantoor] Abogados B.V. handelen sinds 2022 onder de naam [handelsnaam] (voorheen gebruikten beide vennootschappen de handelsnaam [naam kantoor] Advocaten). Ook gebruiken beide vennootschappen dezelfde domeinnaam voor hun e-mailadressen, “@[naam kantoor].nl”.

2.4 Klager heeft de Belgische nationaliteit en woont in Portugal. Klager heeft een geschil met een bedrijf in Spanje, waarop Spaans recht van toepassing is. Voor advies over dat geschil heeft klager op 16 februari 2023 een mailbericht verzonden naar het e-mailadres “madrid@[naam kantoor].nl”.

2.5 Op 16 februari 2023 schreef verweerder in reactie daarop aan klager vanaf het e‑mailadres “[verweerder]@[handelsnaam].nl” (met als afsluiter ‘Advocaat | Eigenaar’ gevolgd door het logo van [handelsnaam]):

“In Spanje werken wij met een uurtarief van 150 euro per uur ex btw. U moet er rekening mee houden dat wij voor de eerste werkzaamheden (correspondentie, studie dossier, opstellen concept) 2 a 3 uur nodig hebben.”

2.6 Op 2 november 2023 schreef verweerder aan klager vanaf het e-mailadres “info@[handelsnaam].com”, met het e‑mailadres “barcelona@[naam kantoor].nl” in de cc:

“Allereerst merk ik op dat de vordering mogelijk verjaard is, maar dat zou onderzocht kunnen worden. Ons uurtarief is € 180 euro ex btw met een voorschot van € 1.500 ex btw wij aanvang van de zaak. Voor een dergelijke zaak buiten rechte moet u rekening houden met 10 uur werk.”

2.7 Op 7 november 2023 schreef klager aan verweerder via het e-mailadres “info@[handelsnaam].com”:

“Hoeveel uur hebt u ongeveer nodig voor het vooronderzoek? Dan kan ik daar al een voorschot op betalen en zo kunnen we verder.”

2.8 Op 8 november 2023 schreef verweerder aan klager vanaf het e‑mailadres“[verweerder] @[handelsnaam].com” :

“Het is lastig in te schatten omdat ik niet bekend ben met de omvang van de stukken, maar reken op 3 uur ongeveer.”

2.9 Op 8 november 2023 heeft klager aan verweerder op dat laatstgenoemde e-mailadres kenbaar gemaakt dat hij € 500,- als voorschot kan storten en de documenten kan opsturen.

2.10 Op 9 november 2023 hebben klager en verweerder diverse e-mails gewisseld (van en naar het e-mailadres “[verweerder]@[handelsnaam].com”) over het opsturen van de stukken per post, dan wel digitaal. Klager heeft onder meer gevraagd of hij de stukken naar Barcelona per post kon sturen.

2.11 Op 9 november 2023 heeft verweerder klager verzocht om zijn adresgegevens, zodat verweerder vervolgens een dossier kan aanmaken.

2.12 Op 11 december 2023 schreef verweerder aan klager onder meer:

“De toegezonden stukken heb ik gescand en samengevat komt het er op neer dat de wederpartij nog 3 werken van u heeft en dat deze geveild zouden worden. Nadien hebt u niets meer vernomen. Klopt dat? U zou dan ofwel een vordering hebben uit hoofde van de opbrengst, dan wel een vordering om de werken terug te krijgen.

Wij zouden een dossier aan moeten maken om de wederpartij aan te schrijven. Vervolgens moet er een procedure bij de rechtbank gestart worden als de wederpartij geen gehoor geeft.

Graag verneem ik of u deze route wilt bewandelen. Er dient een voorschot van 2.500 euro te worden voldaan bij aanvang van de zaak en ons uurtarief is 150 euro ex btw.”

2.13 Op 27 december 2023 schreef verweerder aan klager vanaf het e-mailadres “[verweerder]@[handelsnaam].com”:

“Op 11 december heb ik u een bericht gestuurd dat wij de zaak op kunnen pakken tegen een uurtarief van 150 euro ex btw per uur en dat wij bij aanvang van de zaak 2.500 euro ex btw in rekening brengen. Als u gebruik wilt maken van onze diensten, dan ontvang ik graag uw adresgegevens zodat wij een dossier aan kunnen maken.”

2.14 Klager heeft daarop diezelfde dag gereageerd:

“Uw mail is mij niet ontgaan van 11 december. Graag een rekeningnummer met de gepresteerde uren om die 7 vragen te beantwoorden. Dit duurt zeker geen 16.5 uren en het lijkt me overbodig om 2500 euro te betalen als voorschot als u van mening bent dat het geen zin heeft om te procederen als ik ongelijk ga halen. Als die 7 vragen beantwoord zijn en als die in mijn voordeel zijn hebben we een zaak en zal ik zeker uw andere uren voldoen.

Indien het oordeel van mijn aangebrachte argumenten negatief is wat de kans op slagen nihil is hebt u geen +- 16.5 uur nodig maar eerder 2 a 3 uur zoals u zelf in uw mail van schreef 02/10 waar u een voorschot vroeg van 1500 euro in plaats van 2500 euro. […] Graag al een rekening voor het vooronderzoek zodat ik met zekerheid weet dat we deze zaak onverweild gaan halen. Mijn adres werd al per mail op 09/10 kenbaar gemaakt aan u. […]”

2.15 Op 28 december 2023 heeft verweerder aan klager kenbaar gemaakt bij nader inzien ervoor gekozen te hebben zijn zaak niet in behandeling te nemen.

2.16 Op 29 december 2023 schreef verweerder aan klager:

“Het staat u vrij om een klacht bij de deken neer te leggen omdat ik uw zaak niet in behandeling neem. Een advocaat heeft namelijk altijd de vrijheid een zaak aan te nemen of af te wijzen. Daarbij betreft dit een zaak naar Spaans recht, dus een advocaat uit Spanje zou de zaak moeten behandelen. Namens mijn kantoor heb ik een quick scan gedaan waar geen kosten voor zijn gerekend. Daarop heb ik u een reactie toegezonden. Nadien heb ik besloten dat mijn kantoor in Spanje u niet bij zal staan.”

 

3. KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

Verweerder is onduidelijk geweest in het uurtarief en voorschot dat hij hanteerde, door steeds wisselende bedragen te noemen; Verweerder heeft de zaak neergelegd nadat klager hem aansprak over de wisselende bedragen die werden gehanteerd.

 

4. VERWEER

4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

5. BEOORDELING

Toetsingskader

5.1 Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, kan voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Dat is het geval als er voldoende aanknopingspunten zijn tussen de verweten gedraging en de beroepsuitoefening van advocaat. Als die ontbreken, geldt de maatstaf of de advocaat bij het handelen in die andere hoedanigheid het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad.

5.2 Verweerder betoogt dat sprake is van handelen in een andere hoedanigheid en dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn met zijn beroepsuitoefening, omdat verweerder niet als advocaat heeft gehandeld maar als indirect bestuurder en eigenaar van [naam kantoor] Abogados. De raad vat dit verweer op als een beroep op de (hierboven vermelde) ‘beperktere’ toetsingsmaatstaf. De raad volgt verweerder daarin niet en licht dat als volgt toe.

5.3 Vooropgesteld dient te worden dat verweerder zich in zijn e-mails (mede) uitgeeft als advocaat. Dat hij enkel optrad als indirect bestuurder en eigenaar van [naam kantoor] Abogados, blijkt niet uit het dossier en is door verweerder ook niet kenbaar gemaakt aan klager. Verweerder heeft uitvoerig gecorrespondeerd met klager over het al dan niet aannemen van de zaak. Ook heeft verweerder de schijn gewekt juridisch inhoudelijk werk te hebben verricht, door onder meer een ‘quick scan’ uit te voeren. Gelet daarop bestaat er voldoende aanknopingspunten tussen de verweten gedragingen en de beroepsuitoefening van advocaat.

Klachtonderdeel a)

5.4 Vooropgesteld moet worden dat advocaten richting hun (potentiële) cliënten helder dienen te communiceren over de vraag of er een opdracht is overeengekomen, welke financiële afspraken er worden gemaakt, welke werkzaamheden worden verricht en door wie dat wordt gedaan. De raad verwijst onder meer naar de artikelen 7.4 en 7.5 van de Verordening op de advocatuur en gedragsregel 17, waaruit dat ook volgt. Het is de raad gebleken dat verweerder die helderheid niet heeft verschaft.

5.5 Wat betreft het uurtarief dat verweerder hanteert, stelt de raad vast dat verweerder een uurtarief van € 150,- hanteerde. In zijn e-mail van 2 november 2023 heeft verweerder eenmalig € 180,- genoemd, maar de raad gaat ervan uit dat slechts sprake was van een ongelukkige verschrijving. Verweerder had daar wel alerter op moeten zijn, maar dat is op zichzelf onvoldoende om te spreken van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. De raad komt echter wel tot een gegrondverklaring van dit klachtonderdeel. Verweerder is namelijk ook onvoldoende duidelijk geweest in het honorarium dat hij zou rekenen, door twee verschillende ureninschattingen te geven (van 2 à 3 uur en 10 uur) en daarvoor een voorschot te vragen van eerst € 1.500,- en vervolgens € 2.500,-, terwijl dat laatste bedrag zou neerkomen op 16 uur en 40 minuten aan werkzaamheden. Verweerder heeft daarbij niet uitgelegd waarop de verschillen in die inschattingen en voorschotten gebaseerd waren. Daarmee waren de financiële afspraken niet helder voor klager. Bovendien heeft verweerder klager al in de veronderstelling gebracht dat verweerder zijn zaak had aangenomen. Klachtonderdeel a) is gegrond.

Klachtonderdeel b)

5.6 De raad is van oordeel dat het verweerder vrij stond om de werkzaamheden voor klager neer te leggen, daargelaten of er al een opdracht tot stand was gekomen. Niet gebleken is dat verweerder de werkzaamheden ontijdig heeft neergelegd. De zaak leek volgens verweerder immers al verjaard te zijn. Klachtonderdeel b) is ongegrond.

Conclusie

5.7 Op grond van het voorgaande, zal de raad klachtonderdeel a) gegrond verklaren. Klachtonderdeel b) is ongegrond.

5.8 De raad geeft verweerder nog ten overvloede mee dat verweerder meer inzicht had moeten geven over zijn rol in [naam kantoor] Abogados. Als niet híj, maar een Spaanse advocaat klagers zaak zou behandelen, dan had hij dit ook vooraf helder moeten vastleggen. Ook had verweerder kunnen verduidelijken dat, zoals ter zitting is toegelicht, verweerder eerst een inschatting van (de kansen in) de zaak zou maken voordat de opdracht zou worden aangenomen. Beide onderdelen vallen nu niet onder de klacht, maar verweerder dient hier in het vervolg wel meer aandacht aan te besteden. Niet alleen wordt van advocaten vereist dat zij duidelijk communiceren over de vraag of er een opdracht is overeengekomen, welke financiële afspraken er worden gemaakt, welke werkzaamheden worden verricht en door wie dat wordt gedaan maar door de regels daaromtrent na te leven kan ook voorkomen worden dat klachten als de onderhavige worden ingediend.

 

6. MAATREGEL

6.1 Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door onvoldoende helderheid te verschaffen over de financiële aspecten van de dienstverlening. Verweerder had zorgvuldiger moeten zijn in de communicatie daarover richting klager. De raad volstaat met de oplegging van een waarschuwing.

 

7. GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

b) € 500,- kosten van de Staat.

7.3 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a) gegrond;

- verklaart klachtonderdeel b) ongegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in overweging 7.3.

 

Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, mrs. A.A.T. van Ginderen en W.A.A.J. Fick-Nolet, leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2024.

 

Griffier                                                                            Voorzitter

 

 

Verzonden op: 19 augustus 2024