Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-09-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2024:209

Zaaknummer

24-515/AL/GLD

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is uit de stukken niet gebleken dat verweerder ondoelmatig en onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Verweerder heeft in opdracht van zijn cliënt gehandeld. Namens de cliënt heeft hij verschillende schikkingsvoorstellen aan (de gemachtigde van) klager gedaan. Klager heeft met één voorstel ingestemd. Klager heeft daarna een aan de schikking verbonden voorwaarde geschonden door de medewerkers van de garage opnieuw schriftelijk te bedreigen. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 2 september 2024

in de zaak 24-515/AL/GLD

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

over

 

verweerder

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 5 juli 2024 met kenmerk K 24/25.

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 Klager heeft een gebruikte auto bij een garage gekocht.

1.2 De garage heeft in e-mails van 10 en 12 mei 2023 naar aanleiding van klachten van klager aan hem aangeboden een aantal van de door klager genoemde probleempunten te onderzoeken en waar nodig te repareren. Klager heeft op 14 juni 2023 aan de garage gemaild dat hij een financiële compensatie wil ontvangen van € 4.395,-.

1.3 In een e-mail van 16 juni 2023:

- om 09:22 uur: heeft verweerder als advocaat van de garage in het kader van een minnelijke regeling aan klager een voorstel gedaan tot betaling door de garage van een bedrag van € 3.000,- tegen finale kwijting. Ook is daaraan als voorwaarde verbonden dat klager de door hem op websites geplaatste negatieve reviews over de garage verwijdert en verwijderd houdt. Verweerder heeft klager verzocht om hierop binnen drie dagen te reageren, waarna het aanbod zal vervallen en de garage de nodige maatregelen zal treffen.

– om 10:04 uur: heeft klager aan verweerder bericht dat hij niet akkoord ging met het schikkingsvoorstel van de garage en ook niet bereid was om te onderhandelen over de hoogte van zijn schade. Hij heeft verweerder verzocht om daarop binnen drie dagen te reageren en aangekondigd anders daarna een incassotraject te starten.

 

1.4 In zijn e-mails van 23 en 29 juni 2023 heeft klager aan verweerder gevraagd of hij het goed begrijpt dat hij (klager) een incassoprocedure kan opstarten en verweerder gewezen op de kosten. Klager heeft zich er ook erover beklaagd dat verweerder niet binnen de gegeven termijn heeft gereageerd.

1.5 Op 14 augustus 2023 heeft klager aan een medewerker van de garage onder meer het volgende gemaild:

Terug van vakantie en na 3 reminders aan jullie advocaatje geef ik jullie nog 1 week om mijn schade te vergoeden. Bij niet voldoen zal volgende week de dagvaarding worden opgemaakt en zijn de bijkomende kosten voor [de garage].

De uitkomst van de rechtszaak zal ik ook delen met de journalist die hier naar gevraagd heeft om dit te kunnen publiceren.

1.6 Op 22 augustus 2023 heeft klager aan de medewerkers van de garage gemaild dat hij een procedure zal starten. Ook heeft hij geschreven:

Ik zal de komende tijd mij verdiepen in jullie privé levens en kijken of ik links of rechts wat kan aanrichten.

1.7 De garage heeft naar aanleiding van deze e-mails van klager bij de politie aangifte gedaan van bedreiging.

1.8 Klager heeft daarna ARAG Rechtsbijstand ingeschakeld met mr. R als behandelaar van zijn zaak.

1.9 Op 21 december 2023 heeft verweerder namens de garage in een e-mail aan mr. R een voorstel voor de volgende minnelijke regeling met klager gedaan:

 

1 Het bedrag ad € 3.000,- wordt op uiterlijk 8 januari a.s. aan uw cliënt betaald, met de voldoening waarvan de door uw cliënt weergegeven problemen en/of gebreken, zoals beschreven in uw e-mailbericht d.d. 20 december jl., zijn opgelost. De overeengekomen garantie tot 1 april 2024 blijft bestaan en strekt zich derhalve uit tot gebreken die los staan van de tot nu toe door u en uw cliënt gestelde gebreken.

2 Daar waar met de bedreiging in strafrechtelijke zin uw cliënt elk vertrouwen heeft verspeeld, zal hij zich jegens cliënte verbinden om in de toekomst geen producten, waaronder voertuigen, bij cliënte te kopen of anderszins af te nemen.

3 Iedere ongegronde, negatieve review over cliënte, geplaatst door uw cliënt op de desbetreffende websites, onder welke die van uw cliënt, worden binnen 3 dagen na betaling van het bedrag ad € 3.000,- verwijderd en blijven verwijderd. Uw cliënt zal binnen dezelfde termijn van 3 dagen daarvan bewijs moeten leveren.

4 In het vervolg onthoudt uw cliënt zich van bedreigende uitlatingen jegens cliënte en haar medewerkers. 

5 Indien en zodra uw cliënt één van de hiervoor beschreven verplichtingen overtreedt verbeurt hij een direct opeisbare boete ad € 5.000,- ten behoeve van cliënte, onverminderd het recht van cliënte om in die situatie aanspraak te maken op volledige schadevergoeding.

 

1.10 In een e-mail van 22 december 2023 heeft mr. R aan verweerder laten weten dat klager met het schikkingsvoorstel instemde en heeft het bankrekeningnummer van klager doorgegeven.

1.11 In een e-mail van 18 januari 2024 heeft klager aan mr. R gemeld dat bij een inspectie van de auto door een garage een gebrek was geconstateerd. Na ingewonnen advies bij mr. R heeft klager daarna aan verweerder een foto van een vermeend gebrek aan zijn auto gemaild en gevraagd tot wie hij zich moest wenden binnen de garage.

1.12 Op 7 februari 2024 heeft klager aan medewerkers van de garage onder meer gemaild:

 

3 WEKEN GELEDEN heb ik jullie advocaat onderstaande bericht gestuurd. Aangezien mijn rechtsbijstand aangeeft dat er sprake is van een gebrek en het bij jullie moet melden. Er nog geen geschil is of dit ook opgelost wordt door [de garage]. Nu zijn we 3 weken verder en heb ik WEDEROM niks gehoord van jullie advocaat. Dus we gaan weer helemaal opnieuw beginnen met alles wat daarbij hoort. Het lijkt mij verstandig z.s.m. uit elkaar te gaan en de reparatie niet door jullie uit te laten voeren. Want dan zal er ook weer garantie moeten komen op de reparatie en krijgen we vast weer discussie dat jullie krassen veroorzaken, niet goed de reparatie hebben uitgevoerd etc. net zoals vorige keer.

Ik verzoek jullie dan ook en zonodig sommeer ik jullie binnen 5 dagen 2.500 euro over te maken op het inmiddels bekende rekeningnummer tegen finale kwijting van verdere garantieverzoeken. Staat het geld niet binnen 5 dagen op de rekening dan moet ik jullie:

Weer vele reminders sturen op alle niveaus van werkplaats, verkoop tot directeuren en bestuursniveau

Negatieve reviews plaatsen (ja, dit is een nieuw geschil valt niet onder de oude schikking)

Jullie netwerk weer informeren dat jullie fraudeurs zijn en onbetrouwbaar bij reparatieverzoeken

Als jullie niet akkoord gaan kies ik ervoor om de auto binnenste buiten te laten keren en ieder boutje wat los  zit op jullie te verhalen dat gaat veel meer kosten net zoals dat jullie advocaat er ook weer vrolijk op los gaat factureren. De vorige keer heeft hij ook moedwillig de boel extra lang aangehouden een vb. daarvan is dat hij dezelfde vraag meerdere keren stelde aan onze rechtsbijstandsverzekeraar

Etc.

Sterkte de komende tijd!

 

1.13 In een e-mail van 8 februari 2024:

– om 14:26 uur: heeft verweerder klager er onder meer op gewezen dat mr. R namens klager het aanbod van de garage van 21 december 2023 heeft aanvaard zodat klager zich diende te onthouden van bedreigende uitlatingen richting de medewerkers van de garage. Omdat klager deze afspraak heeft geschonden met zijn e-mail van 7 februari 2024 heeft verweerder klager gesommeerd om de afgesproken boete van € 5.000,- voor 10 februari 2024 te 15:00 uur te betalen. Verweerder heeft klager er verder nog op gewezen dat hij zich voor het gestelde gebrek aan de auto zelf moet melden bij de persoon/afdeling van de garage waar hij de auto heeft gekocht.

– om 22:56 uur: heeft klager aan verweerder en medewerkers van de garage daarop als volgt gereageerd:

 

Hahahaha wat een goedkope manier om onder een reparatieverzoek uit te komen. 

Graag ontvang ik een afschrift van het doorzetten van mijn reparatieverzoek 3 WEKEN GELEDEN aan [de garage]. Mocht ik deze morgen niet hebben ontvangen dan zal ik een klacht indienen bij de Deken van de Nederlandse advocaten. Het groter maken van dit conflict om uw omzet te verhogen is op zijn zachts gezegd verwerpelijk.

Verder zal ik Arag adviseren de eerder getroffen schikking met uw cliënt nietig te verklaren.

Alle schade zal verhaald worden ook al gaat dit mij tonnen aan advocaat kosten en jaren aan procederen kosten. Het recht zal zegevieren!

Weltrusten!

 

1.14 In zijn e-mail van 17 februari 2024 stuurde klager aan verweerder en medewerkers van Wensink

 

Laatste waarschuwing!

Uiterlijk a.s. maandag 16.00 uur ontvang ik het afschrift van het doorzetten van mijn reparatieverzoek aan [de garage].

 

1.15 Klager heeft zich niet met de auto bij de garage gemeld.

1.16 Op 20 februari 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

 

2. KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

in strijd met gedragsregel 6 de zaak ondoelmatig te behandelen waardoor het geschil met de garage onnodig groter werd en langer duurde.

Toelichting: Klager heeft in juni 2023 herhaaldelijk geprobeerd om een schikking te bereiken maar verweerder heeft op zijn verzoeken niet gereageerd. Klager was daardoor genoodzaakt om rechtsbijstand in te schakelen. Gevolg van dit handelen van verweerder was dat het geschil groter werd en langer duurde. Ook heeft verweerder tijd gerekt door meermaals dezelfde vraag te stellen voor eigen financieel gewin. Verweerder heeft drie weken niet gereageerd op de e-mail van klager van 18 januari 2023 zodat klager zich rechtstreeks tot de garage kon wenden.

 

3. VERWEER

De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het gemotiveerde verweer ingaan.

 

4. BEOORDELING

Maatstaf

4.1 Deze zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. Voor alle advocaten geldt dat zij in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Niet voor niets is partijdigheid een belangrijke kernwaarde voor advocaten (artikel 10a Advocatenwet). Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is. Wel moeten zij voorkomen dat zij de belangen van de wederpartij onnodig en op ontoelaatbare wijze schaden. Advocaten mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen zij niet bewust onjuiste informatie verschaffen om daarmee de rechter te misleiden. Verder geldt dat advocaten ervan mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Tot slot hoeven zij in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken met de middelen waarvan zij zich bedienen, opweegt tegen het nadeel dat zij daarmee aan de wederpartij toebrengen.

4.2 De tuchtrechter toetst verder het aan de advocaat verweten handelen of nalaten aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen, waaronder de kernwaarden zoals omschreven in artikel 10a Advocatenwet. De tuchtrechter is niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien ook het open karakter van de norm van de in artikel 46 Advocatenwet genoemde behoorlijkheidsnorm, wel van belang zijn. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.

4.3 Naar het oordeel van de voorzitter is uit de stukken niet gebleken dat verweerder in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 6. Uit de hiervoor weergegeven feiten blijkt eerder het tegendeel. Verweerder heeft naar aanleiding van de e-mail van klager van 14 juni 2023 namens de garage kort daarna op 16 juni 2023 een schikkingsvoorstel gedaan. Klager heeft ervoor gekozen om dat voorstel niet te aanvaarden. Niet valt in te zien waarom verweerder daarna gehouden was om op drie daaropvolgende e-mails van klager te reageren. Het schikkingsvoorstel van de garage was immers komen te vervallen. Ondanks de dreigende en in de visie van de voorzitter ontoelaatbare uitlatingen van klager in zijn emails van 14 en 22 augustus 2023 aan de medewerkers van de garage, heeft verweerder op 21 december 2023 namens de garage aan de door klager ingeschakelde mr. R opnieuw een schikkingsvoorstel gedaan. Daarmee heeft mr. R namens klager op 22 december 2023 ingestemd. Dat verweerder daarna niet direct op de e-mail van klager van 18 januari 2024 heeft gereageerd valt hem naar het oordeel van de voorzitter tuchtrechtelijk niet aan te rekenen. Verweerder heeft in dat kader aangevoerd dat hij die e-mail aan zijn cliënte heeft doorgeleid en in opdracht van de garage heeft gehandeld. Uit de stukken is de voorzitter nog gebleken dat het klager is geweest die door toezending van zijn e-mail van 7 februari 2024 aan de medewerkers van de garage de in december 2023 gemaakte afspraken heeft geschonden door het opnieuw doen van zeer bedreigende uitlatingen. Dat het geschil, zoals  klager aangeeft, groter is geworden en onnodig veel tijd heeft gekost, daarin heeft klager naar het oordeel van de voorzitter volledig zelf de hand gehad.

4.4 Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat verweerder niet de grenzen heeft overschreden van de vrijheid die hij als advocaat van de wederpartij had, en dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager heeft gehandeld. Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken waaruit zou volgen dat klager door het handelen van verweerder onnodig of onevenredig in zijn belangen is geschaad. De voorzitter zal de klacht van klager dan ook kennelijk ongegrond verklaren. De voorzitter voegt daar nog aan toe dat het zelfs bout te noemen is dat klager, die uitlatingen doet zoals hiervoor geciteerd, de advocaat van zijn wederpartij beklaagt.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M. Jansen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 2 september 2024.

Griffier                                                                     Voorzitter

 

Verzonden op: 2 september 2024