Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-08-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2024:145

Zaaknummer

24-502/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de dienstverlening van de eigen advocaat in een strafzaak.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam van 26 augustus 2024 in de zaak 24-502/A/A naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 2 juli 2024 met kenmerk 2281409/JS/YH, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de nagezonden brief van klager met bijlagen van 17 juli 2024, door de raad ontvangen op 23 juli 2024. 

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Klager is vervolgd voor een mishandeling die op 18 november 2021 heeft plaatsgevonden aan de Zeedijk te Amsterdam. Na een procedure bij de rechtbank Amsterdam, heeft een hoger beroepsprocedure plaatsgevonden bij het gerechtshof Amsterdam (hierna: het hof). In deze procedure is klager bijgestaan door mr. R. 1.2    Op 14 juli 2022 heeft een zitting bij het hof plaatsgevonden. Tijdens deze zitting heeft het Openbaar Ministerie camerabeelden van het cameratoezicht van de Gemeente Amsterdam getoond. Bij arrest van 28 juli 2022 is klager in hoger beroep veroordeeld.   1.3    Op 12 september 2022 heeft klager verweerder verzocht namens hem bij de Hoge Raad cassatie in te stellen tegen het arrest van het hof. Verweerder heeft zich hiertoe bereid verklaard. 1.4    Op 14 december 2022 heeft verweerder klager bezocht in het Justitieel Complex Schiphol waar hij toen gedetineerd zat. Klager en verweerder hebben de zaak van klager en de door verweerder opgestelde concept-cassatieschriftuur besproken. Ook hebben zij samen de CCTV-camerabeelden van de Zeedijk van 18 november 2021 bekeken, die verweerder op verzoek van klager had opgevraagd. Klager heeft bij die gelegenheid een verklaring ondertekend, waarin hij het volgende verklaart: “Hierbij verklaar ik, [klager], akkoord te zijn met indiening van de cassatieschriftuur, zoals die op 14-12-2023 door [verweerder] aan mij is voorgelegd, met dien verstande dat in de cassatieschriftuur wordt opgemerkt dat er geen bierfust te zien is op de video, terwijl het hof dit wel heeft meegenomen in de bewijsvoering.” 1.5    Op 15 december 2022 heeft verweerder de cassatieschriftuur namens klager bij de Hoge Raad ingediend. Bij de cassatieschriftuur is één bijlage gevoegd. Dit betreft een handgeschreven brief van klager. Diezelfde dag heeft verweerder klager een kopie van de ingediende cassatieschriftuur gestuurd. In de begeleidende brief van 15 december 2022 heeft verweerder klager geschreven, voor zover relevant: “Gisteren heb ik jou bezocht in het J.C. Schiphol, waar wij uitvoerig met elkaar spraken over jouw zaak en de in te dienen (concept-)cassatieschriftuur, zoals ik deze aan jou heb voorgelegd. Jij hebt de afgelopen maanden aangedrongen op het samen bekijken van de (CCTV) camerabeelden waarop te zien zou zijn dat de aangeefster mishandeld wordt. Volgens jou zou er sprake zijn van deepfake camerabeelden. Omdat dit een erg belangrijk punt voor jou was, heb ik de camerabeelden opgevraagd en gisteren met jou bekeken. Zoals ik je gisteren ook heb uitgelegd, ben je in cassatie afhankelijk van de verweren die in hoger beroep zijn gevoerd. Met betrekking tot de camerabeelden en het daaraan gerelateerde door jou ingenomen standpunt dat sprake is van deepfake camerabeelden, zie ik geen mogelijkheden tot het indienen van middelen.  Je hebt gisteren aangegeven akkoord te zijn met het indienen van de concept-cassatieschriftuur zoals ik die aan jou in concept heb voorgelegd, met dien verstande dat in de cassatieschriftuur wordt opgemerkt dat er geen bierfust te zien is op de video, terwijl het hof dit wel heeft meegenomen in de bewijsvoering. Conform jouw wens heb ik dit opgenomen in de cassatieschriftuur.  De hedenochtend ingediende cassatieschriftuur tref je als bijlage bij dit schrijven aan (bijlage).  Het is nu wachten tot de Hoge Raad ons nader bericht over de verdere afdoening van jouw zaak. Ik houd je hier, vanzelfsprekend, van op de hoogte.” 1.6    Op 17 november 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder en mr. R. De klacht over mr. R is bij de raad geregistreerd onder het kenmerk 24-503/A/A.

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij opzettelijk stukken uit de cassatieschriftuur heeft achtergehouden, inclusief de vervalste camerabeelden van de Zeedijk van 18 november 2021. 

3    VERWEER 3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING 4.1    De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening door de eigen advocaat in volle omvang. Daarbij wordt rekening gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft bij de manier waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor hij bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt. Deze vrijheid wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld. Volgens deze eisen dient zijn werk te voldoen aan de binnen de beroepsgroep geldende professionele standaard. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. 4.2    Klager heeft zijn klacht als volgt nader toegelicht. Klager is ervan overtuigd dat de camerabeelden die door het Openbaar Ministerie zijn getoond tijdens de zitting in hoger beroep op 14 juli 2022, vervalst zijn. Volgens klager zijn het deepfake beelden. Daarnaast had verweerder volgens klager op z’n minst nog 10 andere bijlagen moeten voegen bij de door hem ingediende cassatieschriftuur.  4.3    Naar het oordeel van de voorzitter faalt de klacht. Verweerder heeft onderbouwd aangevoerd dat toen klager hem verzocht zijn cassatiezaak te behandelen, hij uitdrukkelijk aan klager kenbaar had gemaakt dat in cassatie niet opnieuw de feiten zullen worden behandeld, maar dat slechts wordt gekeken of het hof het recht op goede wijze heeft toegepast. Klager had bij verweerder aangegeven ervan overtuigd te zijn dat de camerabeelden van het cameratoezicht van de Gemeente Amsterdam zogenoemde deepfake beelden zijn en dat het van groot belang was dat hij deze beelden samen met verweerder zou kunnen bekijken. Verweerder heeft aan dit verzoek gehoor gegeven en de camerabeelden op 14 december 2022 met klager bekeken. Daarna heeft verweerder (opnieuw) uitvoerig met klager besproken hoe een cassatieprocedure verloopt, waarbij is besproken dat er geen begin van aannemelijkheid is dat de camerabeelden deepfake beelden zijn. Verweerder zag dan ook geen mogelijkheden om een cassatiemiddel hierover in te dienen. Dit heeft verweerder in zijn brief van 15 december 2022 schriftelijk aan klager bevestigd (zie rechtsoverweging 1.5, waar de brief voor zover relevant is weergegeven). Wel zag verweerder de mogelijkheid om in cassatie inhoudelijk te klagen over een ander onderdeel van het arrest van het hof. Verweerder heeft hierop een cassatieschriftuur opgesteld en in concept aan klager voorgehouden. Klager had aangegeven dat hij wilde dat nog één onderdeel expliciet benoemd zou worden en hij dan akkoord zou zijn met indiening van de cassatieschriftuur. Dit heeft verweerder gedaan. Daarnaast wilde klager een handgeschreven brief aan de Hoge Raad aan deze cassatieschriftuur gehecht zien. Ook hieraan heeft verweerder gehoor gegeven. Klager heeft op 14 december 2022 een verklaring ondertekend dat hij akkoord was met indiening van de cassatieschriftuur. Op 15 december 2022 is de cassatieschriftuur, inclusief de door klager gewenste toevoeging en handgeschreven brief, ingediend.  4.4    Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder met het voorgaande genoegzaam laten zien dat hij heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Dat verweerder niet aan alle wensen en verzoeken van klager heeft voldaan, betekent niet dat verweerders bijstand daarmee ondermaats is geweest. Verweerder heeft als advocaat volledige verantwoordelijkheid voor de behandeling van een zaak. Weliswaar dient een advocaat de belangen van zijn cliënt, maar hij is daarbij wel ‘dominus litis’. Dat houdt in dat de advocaat de vrijheid heeft een zaak te behandelen op een wijze die hem goeddunkt en hij niet verplicht is gevolg te geven aan verzoeken van zijn cliënt die hij kansloos acht of waarvan de advocaat meent dat deze de zaak niet ten goede komen.  4.5    Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake en de klacht is daarmee  kennelijk ongegrond.  

BESLISSING De voorzitter verklaart:  de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond. 

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2024. 

Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 26 augustus 2024