Rechtspraak
Uitspraakdatum
26-08-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2024:144
Zaaknummer
24-475/A/NH
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing; Kennelijk ongegronde klacht over de advocaat van de wederpartij. Niet is komen vast te staan dat verweerder opzettelijk een meinedig document in de procedure heeft gebracht.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 26 augustus 2024 in de zaak 24-475/A/NH
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 24 juni 2024 met kenmerk mm/ks/2341707, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5 (A-klachtdossier) en 6 tot en met 9 (B-overige correspondentie).
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Klager en zijn ex-echtgenote zijn 17 jaar gehuwd geweest. Zij zijn in 2020 gescheiden. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren, waarover klager en de ex-echtgenote gezamenlijk gezag hebben. De rechtbank heeft een omgangsregeling vastgesteld. 1.2 Klager en zijn ex-echtgenote zijn verwikkeld in een procedure bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de rechtbank) over vervangende toestemming voor een medische behandeling (speltherapie) ten behoeve van de kinderen. Verweerder staat in deze procedure de ex-echtgenote als advocaat bij. 1.3 Op 29 maart 2024 heeft een zitting plaatsgevonden bij de rechtbank. Naast klager en zijn ex-echtgenote, bijgestaan door verweerder, was ook een informant van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. 1.4 Op 27 maart 2024 heeft verweerder namens de ex-echtgenote nadere producties bij de rechtbank ingediend, waaronder productie 6. Deze productie betreft een e-mail van mevrouw B, jeugdconsulent bij de organisatie SED gericht aan klager en zijn ex-echtgenote, waarmee het verzoek tot bespreking/raadsonderzoek van de gemeente van 20 februari 2024 wordt toegezonden. De e-mail luidt voor zover relevant als volgt: “In de bijlage is het verzoek tot onderzoek te vinden dat vanuit de gemeente [is] geschreven. Daarnaast is er een bijlage te vinden, die [mevrouw Van R] heeft geschreven over jullie hulpverleningstraject. Jullie hebben tot donderdag 21 maart 2024 om aanvullingen te doen op het verslag. Let op: jullie mogen aanvullingen doen, alleen feitelijke onjuistheden zoals geboorteplaats/data of onjuist BSN worden aangepast. Jullie aanvullingen stuur ik mee naar de raad voor de kinderbescherming. Bij geen gehoor of overschrijding van het termijn dien ik het verzoek in zonder jullie aanvullingen. […] 1.5 Eerder is een verzoek ingediend namens de stichting NHK. Dat rapport is gedateerd op 12 mei 2023 en opsteller van dat rapport is mevrouw Van R, jeugd en gezinsprofessional. 1.6 Uit het proces-verbaal van de zitting van 29 maart 2024 blijkt dat het eerdere onderzoeksrapport van 12 mei 2023 is teruggetrokken. Het proces-verbaal luidt, voor zover relevant als volgt: “[Klager]: Het rapport van mevrouw Van R(…) staat haaks op het rapport dat ik als concept heb gekregen, het is niet de waarheid. (…). [Verweerder]: “(…). Ik wilde wachten op het definitieve rapport van mevrouw B(…), maar dat was er nog niet. Ik heb het rapport toegevoegd om aan te geven dat er geen discussie is over of er hulpverlening nodig is. (…). De Raad: Mevrouw Van R(…) stond er niet achter dat het op een bepaalde manier werd ingediend. Ik heb het verzoek tot onderzoek wel gekregen zonder het stuk van [stichting NHK]. [Klager]: (…). Het stuk van 12 mei is het onderliggende document. De Raad: (…). Het is niet heel erg transparant geweest. Het verslag dat [stichting NHK] heeft gemaakt is teruggetrokken en dat geeft een gevoel van: is dit wel eerlijk. Ik kan mij de reactie van de vader wel voorstellen. [Klager]: Als u dit stuk heeft gelezen, onder 6.2 dat staat haaks op het document dat [verweerder] inbrengt. 2.6 bedoel ik. (…). Dit document staat haaks op het document dat [verweerder] heeft aangeleverd.” 1.7 Op 5 mei 2024 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder opzettelijk een meinedig document in de procedure te hebben gebracht. Het originele onderzoeksrapport van 12 mei 2023 heeft verweerder bewust vervangen voor het meinedige rapport van 20 februari 2024.
3 VERWEER 3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING 4.1 De klacht gaat over de advocaat van de wederpartij. Het algemene uitgangspunt is dat advocaten veel vrijheid hebben om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is. Partijdigheid is niet zonder reden een belangrijke kernwaarde voor advocaten (artikel 10a Advocatenwet). Toch is die vrijheid niet onbeperkt. Advocaten mogen zich niet onnodig grievend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen zij niet bewust onjuiste informatie geven. Daarbij geldt dat advocaten de belangen van de cliënt dienen te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat de cliënt hen verschaft. In dat verband is van belang dat advocaten in het algemeen mogen afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden zijn de juistheid daarvan te verifiëren. Tot slot hoeven advocaten in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken met de middelen waarvan zij zich bedienen, opweegt tegen het nadeel dat zij daarmee aan de wederpartij toebrengen, maar moeten zij zich wel onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. 4.2 In familiezaken moet een advocaat waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden. Van een advocaat mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, omdat vooral de belangen van kinderen een grote rol kunnen spelen. 4.3 De voorzitter is van oordeel dat het klachtdossier geen grondslag biedt voor de conclusie dat verweerder opzettelijk een vervalst, dan wel een meinedig onderzoeksrapport heeft ingediend. Uit de gedingstukken volgt dat er twee rapporten zijn van twee verschillende organisaties, één van 12 mei 2023 (van stichting NHK) en één (in conceptvorm) van 20 februari 2024 (van SED). Uit het proces-verbaal van de zitting van 29 maart 2024 blijkt dat het rapport van 12 mei 2023 was teruggetrokken. Verweerder heeft toegelicht dat hij daarom namens de ex-echtgenote het - in hun ogen - enig juiste en meest actuele (concept) rapport informatief bij de rechtbank heeft ingediend. Het stond verweerder als partijdige belangenbehartiger vrij in het belang van zijn cliënte - de ex-echtgenote dit rapport als gedingstuk in te brengen. Dat klager het blijkbaar oneens is met de inhoud van dat (concept) rapport, betekent niet dat sprake is van een vervalst of meinedig document. Uit de door verweerder meegestuurde begeleidende e-mail van 13 maart 2024, blijkt bovendien dat klager en de ex-echtgenote in de gelegenheid zijn gesteld aanvullingen op het rapport voor te stellen. Ook in de procedure bij de rechtbank heeft klager op het rapport kunnen reageren. De vraag of het rapport inhoudelijk juist is, valt buiten het bestek van deze tuchtrechtelijke procedure. 4.4 Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is niet gebleken. De klacht is dan ook kennelijk ongegrond.
BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 26 augustus 2024