Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-08-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2024:115
Zaaknummer
24-470/DB/OB
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Verweerder was niet verplicht op klaagster te reageren. Zijn cliënt heeft hem dat kennelijk ook opgedragen. Klaagster meende een vordering te hebben op de cliënt en kon dan ook eventuele rechtsmaatregelen nemen, ongeacht of verweerder al dan niet reageerde. Niet gebleken dat klaagsters belangen onevenredig zijn geschaad. Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 13 augustus 2024 in de zaak 24-470/DB/OB
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster gemachtigde: [naam]
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) van 20 juni 2024 met kenmerk 48|23|134K, door de raad ontvangen op diezelfde datum, en van de op de inventaris genoemde bijlagen 01 tot en met 09.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klaagster exploiteert een scheepswerf en heeft werkzaamheden verricht aan het jacht van de heer M. Op 18 mei 2023 heeft de heer M. de werf met zijn jacht verlaten met bestemming het buitenland, voordat was betaald voor de werkzaamheden. Klaagster heeft de heer M. gesommeerd om de betalingsverplichtingen na te komen.
1.2 Op 12 juni 2023 heeft verweerder bericht op te treden als advocaat van de heer M. en heeft hij de facturen betwist.
1.3 Op 20 juni 2023 heeft klaagster nagevraagd welke facturen werden betwist, welke grondslag daarvoor wordt gegeven en waarom de betwisting pas na zes tot negen maanden heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft daarop niet gereageerd.
1.4 Op 22 juni 2023 heeft klaagster verweerder aangeschreven en de heer M. nogmaals in gebreke gesteld.
1.5 Op 30 juni 2023 heeft verweerder aangegeven dat het onduidelijk is welke werkzaamheden er zijn verricht en is verzocht om een gedetailleerd overzicht.
1.6 Op 6 juli 2023 heeft klaagster – samengevat – gereageerd dat de heer M. van alle werkzaamheden op de hoogte is. Klaagster heeft voorgesteld dat de heer M. een bedrag van € 70.837,86 op de derdengeldenrekening van verweerder stort en deze betaalbaar stelt als blijkt dat de werkzaamheden zijn uitgevoerd.
1.7 Op 11 juli 2023 heeft verweerder gereageerd dat de heer M. de werkzaamheden door een expert wil laten beoordelen.
1.8 Op 24 juli 2023 is klaagster akkoord gegaan met het inschakelen van een expert onder de voorwaarde dat het onderzoek onafhankelijk is en plaatsvindt op de werf van klaagster.
1.9 Op 7 september 2023 heeft klaagster aan verweerder laten weten geen reactie te hebben ontvangen. Klaagster heeft verweerder verzocht binnen zeven dagen te reageren.
1.10 Op 19 september 2023 heeft klaagster nogmaals aan verweerder laten weten geen reactie te hebben ontvangen. Klaagster heeft verweerder verzocht te reageren voor 25 september 2023 en anders een tuchtklacht in te gaan dienen.
1.11 Verweerder heeft daarop niet gereageerd.
1.12 Op 21 september 2023 is de heer M. met zijn jacht aangekomen op de Canarische Eilanden.
1.13 Op 12 oktober 2023 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende. a) Verweerder is ernstig nalatig geweest in zijn informatieverstrekking aan en het reageren op klaagster waardoor zijn cliënt de gelegenheid heeft gekregen om te vertrekken zonder dat er een onderzoek kon plaatsvinden, er gelden op de derdengeldenrekening zijn gestort of dat er nog andere rechtsmaatregelen konden worden genomen. Volgens klaagster heeft verweerder hiermee een vooropgezet plan uitgevoerd.
3 VERWEER
3.1 Verweerder betwist dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerder geeft in reactie aan dat verweerders cliënt om hem moverende redenen de opdracht heeft gegeven niet verder te reageren op de brieven van klaagster. Als advocaat diende verweerder die keuze te respecteren en conform de belangen van zijn cliënt te handelen. Verweerder heeft zich na de brief van 19 september 2023, waarin gedreigd werd met een tuchtklacht, genoodzaakt gevoeld om niet verder in te gaan op die dreiging, omdat hij dit als een vorm van chantage beschouwt.
4 BEOORDELING
Toetsingskader
4.1 De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De voorzitter overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
Beoordeling
4.2 De voorzitter stelt vast dat verweerder niet meer heeft gereageerd op klaagster, nadat klaagster had ingestemd met de inschakeling van een (onafhankelijke) deskundige. Die vrijheid kwam verweerder echter toe. Hij was niet verplicht te reageren en zijn cliënt heeft dat kennelijk ook aan hem opgedragen. Omdat klaagster meende een vordering te hebben op verweerders cliënt, die werd betwist, was het vervolgens aan klaagster om eventuele rechtsmaatregelen te nemen tegen de cliënt. Daar had klaagster toe over kunnen gaan, ongeacht de vraag of verweerder al dan niet reageerde. Dat klaagsters belangen door verweerder onevenredig zijn geschaad zonder redelijk doel, is dan ook niet gebleken. Klaagster stelt in dat verband dat zij het onderzoek niet meer kan laten plaatsvinden, maar niet gebleken is dat dit onderzoek geheel niet meer kan plaatsvinden (al dan niet in het kader van een gerechtelijke procedure). Dat de heer M. niet is ingegaan op het verzoek om het betwiste bedrag op een derdengeldenrekening te plaatsen, kan verweerder evenmin worden verweten. Tot slot ziet de voorzitter niet in waarom klaagster geen rechtsmaatregelen meer kan treffen tegen de heer M. door toedoen van verweerder. Klaagster kan de heer M. alsnog in rechte betrekken, ook al bevindt de heer M. zich elders op de wereld. Dat sprake zou zijn van een vooropgezet plan door verweerder, is niet gebleken. Bovendien was de heer M. kennelijk al op 18 mei 2023, aldus klaagster, vertrokken naar het buitenland en was verweerder toen nog niet in beeld.
4.3 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 13 augustus 2024