Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-07-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2024:125

Zaaknummer

24-265/DH/RO

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over het niet delen van gegevens verzekeraar door de advocaat. Weigering om de gegevens van beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar aan klager te verstrekken is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. De gestelde beroepsfout is betwist en de daarmee samenhangende aansprakelijkheid is afgewezen en dat heeft verweerder ook aan klager meegedeeld. Het stond verweerder vrij om klager niet de gelegenheid te bieden om rechtstreeks in contact te treden met zijn verzekeraar. Als de civiele rechter de aansprakelijkheid van verweerder vanwege een beroepsfout in een eventuele procedure vaststelt, ontstaat een betalingsverplichting voor verweerder ten opzichte van klager. Of de verzekeraar die schade al dan niet (aan verweerder) vergoedt, is een zaak tussen de verzekeraar en verweerder, waar klager buiten staat. Klacht is kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 3 juli 2024 in de zaak 24-265/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 16 april 2024 met kenmerk R 2024/31 - A 2023/116, door de raad digitaal ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 32. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van verweerder van 13 mei 2024.  

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Klager is in hoger beroep gegaan van een vonnis van 26 september 2019. Eerst heeft een kantoorgenoot van verweerder klager bijgestaan. Na de memorie van antwoord namens de wederpartij van klager heeft verweerder de behandeling van het dossier van klager overgenomen. Het betrof een procedure tegen de ex-werkgever van klager, in het kader van een mogelijke beroepsfout door DAS Rechtsbijstand, waardoor klager zou zijn benadeeld.  1.2    Bij tussenarrest van 25 mei 2021 heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (hierna: het gerechtshof) klager een bewijsopdracht gegeven. 1.3    Op 30 november 2022 heeft een raadsheer-commissaris van het gerechtshof in het kader van de bewijsopdracht van klager drie getuigen gehoord. Een vierde door klager opgegeven getuige is niet verschenen. Verweerder heeft het gerechtshof, na overleg met klager, laten weten dat van het horen van de vierde getuige wordt afgezien. 1.4    Bij eindarrest van 4 april 2023 heeft het gerechtshof geoordeeld dat klager niet in zijn bewijsopdracht is geslaagd.  1.5    Op 12 april 2023 heeft klager verweerder gemaild en gevraagd om de gegevens van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering van verweerder. Dezelfde dag heeft verweerder inhoudelijk op de aansprakelijkstelling gereageerd.  Verweerder heeft in zijn e-mail opgemerkt dat zijn kantoor aansprakelijkheid afwijst en dat zij klager niet meer willen bijstaan, in de voortgang van de zaak in cassatie of tegen DAS Rechtsbijstand vanwege het niet meer hebben van vertrouwen (over en weer in elkaar). 1.6    Op 19 augustus 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. In dat kader verwijt klager verweerder dat hij, ondanks een verzoek daartoe, niet bereid is om de gegevens van zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekering met klager te delen. Daarmee stelt verweerder volgens klager zijn eigen belang boven het belang van klager.  2.2    De voorzitter zal hierna bij de beoordeling, waar nodig, op de stellingen en stukken van klager ingaan.

3    VERWEER 3.1    Verweerder voert verweer tegen de klacht en betwist dat hij ten opzichte van klager tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. In dat verband voert verweerder aan dat er geen sprake van is dat hij zijn eigen belang voor het belang van klager stelt. Verder bevestigt verweerder dat hij is verzekerd voor beroepsaansprakelijkheid en dat de aansprakelijkstelling van klager in april 2023 bij de verzekeraar is gemeld. Volgens verweerder heeft klager geen recht op de gegevens van de verzekeraar van verweerder, omdat klager geen rechtstreekse actie heeft op deze verzekeraar. Tot slot is verweerder van mening dat de gemotiveerde afwijzing van aansprakelijkheid in combinatie met de mededeling aan klager dat de claim bij de verzekeraar gemeld voldoende is.  3.2    De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING Toetsingskader 4.1    Een advocaat moet zich onthouden van handelingen waardoor het vertrouwen in de advocatuur als zodanig wordt geschaad en van handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Dergelijk handelen is immers in strijd met de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Uitgangspunt is dat een advocaat moet handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelende advocaat mag worden verwacht. Of sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld. Klacht is kennelijk ongegrond 4.2    De voorzitter stelt op grond van het klachtdossier vast dat klager verweerder alleen verwijt dat hij niet bereid is de gegevens van zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar met klager te delen en dat verweerder daarmee zijn eigen belang boven het belang van klager plaatst. De voorzitter is van oordeel dat verweerder door de weigering om de gegevens van zijn verzekeraar aan klager te verstrekken niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerder heeft de door klager gestelde beroepsfout betwist en de daarmee samenhangende aansprakelijkheid afgewezen en dat heeft verweerder bij brief van 12 april 2023 ook aan klager meegedeeld. Het stond verweerder, gelet op zijn afwijzing van de aansprakelijkheid, vrij om klager niet de gelegenheid te bieden om rechtstreeks in contact te treden met zijn verzekeraar. Als de civiele rechter de aansprakelijkheid van verweerder vanwege een beroepsfout in een eventuele procedure vaststelt, ontstaat een betalingsverplichting voor verweerder ten opzichte van klager. Of de verzekeraar die schade al dan niet (aan verweerder) vergoedt, is een zaak tussen de verzekeraar en verweerder, waar klager buiten staat (zie ook: HvD, 10 januari 2020,  ECLI:NL:TAHVD:2020:28 en HvD, 9 december 2019, ECLI:NL:TAHVD:2019:217). De klacht is dan ook kennelijk ongegrond.

BESLISSING De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door  mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2024.