Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-08-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2024:194

Zaaknummer

24-448/AL/MN

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht over de eigen advocaat kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 19 augustus 2024

in de zaak 24-448/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

klager

 

over

 

 

verweerster

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 13 juni 2024 met kenmerk 2255071 .

 

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

 

1.1 Klager en zijn ex-echtgenote hebben een geschil over de afdracht van (de helft van) zijn pensioen door het ABP aan zijn ex-echtgenote.

1.2 In mei 2023 heeft klager zich gewend tot verweerster om hem in het geschil met zijn ex-echtgenote bij te staan.

1.3 Op 25 mei 2023 heeft verweerster een toevoeging aangevraagd, die op 11 juni 2023 is verleend.

1.4 In een e-mail van 12 juni 2023 heeft verweerster de opdracht aan klager bevestigd.

1.5 Op 21 juli 2023 heeft verweerster in een e-mail aan klager bericht dat zij verwacht om binnen twee weken een conceptbrief aan klager te kunnen sturen. In een e-mail van 22 juli 2023 heeft klager instemmend op de e-mail van verweerster gereageerd.

1.6 In een e-mail van 30 juli 2023 heeft klager aan verweerster het volgende geschreven:

Ik vraag om Uw begrip dat ik U lastig val met mijn probleem. Ik kan er toch van uitgaan dat het schrijven van een incasso brief voor U parate kennis is. Daarom is het voor mij ook niet te begrijpen dat dit nog niet gebeurt is. Ik moet er toch ook vanuit gaan dat een Meester in de Rechten uitvoert wat hij/zij beloofd heeft en als deze of die dit niet doet dan komt bij mij toch het idee dat deze of die mij niet vertegenwoordigd. Ook denk ik er over na om mij bij de Deken te informeren of hij mij een andere advocaat zou kunnen toewijzen.

1.7 Op 2 augustus 2023 heeft klager bij de deken een klacht over verweerster ingediend.

1.8 In een e-mail van 2 augustus 2023 heeft verweerster zich onttrokken wegens een vertrouwensbreuk. Verweerster heeft het volgende aan klager geschreven:

(…) Ik heb niet gezegd dat u schuld heeft aan het feit dat ik mijn taak als uw advocaat moet neerleggen. Dit is echter verplicht volgens de gedragsregels op het moment dat er onvoldoende vertrouwen bestaat. Uit uw eerdere berichten maakte ik op dat dat vertrouwen ontbreekt, althans dat mijn werkwijze u niet is bevallen. Helaas heb ik dan geen andere keuze dan mijn werkzaamheden te staken. De gedragsregels gaan dan boven onze overeenkomst. Het is overigens ook opgenomen in de algemene voorwaarden en de opdrachtbevestiging dat ik dien te handelen conform de gedragsregels .”

 

1.9 In een e-mail van 2 augustus 2023 heeft klager het volgende aan verweerster geschreven.

(…) Meesters zijn die angst krijgen als ze alleen over straat moeten en dat is na het hier onderstaande woorden spel ook geen wonder. Waarom moet die laatste zin nu in Uw bericht staan?

 

1.10 Na de e-mail van klager aan verweerster van 2 augustus 2023 heeft mr. G. als patroon van verweerster de communicatie met klager overgenomen.

 

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

niet te reageren op zijn verzoeken om in contact te treden; zijn telefonische contacten naar haar kantoor niet aan haar door te laten verbinden; zijn zaak niet op te pakken c.q. te behandelen.

 

3. VERWEER

3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4. BEOORDELING

Maatstaf

 

4.1 De klacht gaat over de dienstverlening door de (eigen) advocaat van klager. Bij de beantwoording van de vraag of een advocaat zich heeft gedragen als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet hanteert de voorzitter als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. De voorzitter toetst of verweerster heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijke bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Deze toets geldt omdat er binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden.

Klachtonderdelen a) en b)

 

4.2 Klager verwijt verweerster in de kern dat zij niet heeft gereageerd op zijn (schriftelijke en telefonische) verzoeken om contact met hem op te nemen. Verweerster heeft deze verwijten betwist en betoogd dat zij steeds adequaat op de berichten van klager heeft gereageerd. Zij heeft steeds gehoor gegeven aan de verzoeken tot contact van klager en als het niet mogelijk was om hem direct te woord te staan heeft zij klager steeds binnen een redelijk termijn teruggebeld of gemaild, aldus verweerster.

4.3 De voorzitter overweegt dat het aan de klagende partij is om een begin van een onderbouwing te geven van een verwijt die hij maakt aan het adres van een verwerend advocaat. Het alleen poneren van verwijten is onvoldoende. Pas als een begin van een onderbouwing door de klagende partij is geleverd, is het voor de verwerend advocaat mogelijk om daar gemotiveerd verweer tegen te voeren en dat met stukken te onderbouwen. De voorzitter is van oordeel dat de onderhavige verwijten onvoldoende gericht en concreet (met relevante stukken) zijn onderbouwd . Nu een feitelijke onderbouwing van de verwijten ontbreekt, is de juistheid daarvan en de gegrondheid van deze klachtonderdelen niet komen vast te staan. Dat leidt ertoe dat de voorzitter deze klachtonderdelen kennelijk ongegrond zal verklaren.

Klachtonderdeel c)

 

4.4 Klager stelt - zo begrijpt de voorzitter - dat verweerster zich niet (op deze wijze) aan de zaak had mogen onttrekken. De voorzitter overweegt dat waar beoordeeld moet worden of een advocaat tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door zich aan de zaak te onttrekken, acht zal worden geslagen op gedragsregel 14 lid 3 waarin is bepaald dat als een advocaat besluit een hem verstrekte opdracht neer te leggen, hij dat op zorgvuldige wijze dient te doen en er voor zorg dient te dragen dat zijn cliënte daarvan zo min mogelijk nadeel ondervindt. De voorzitter is van oordeel dat de onttrekking door verweerster zorgvuldig is geweest. Er was sprake van een vertrouwensbreuk en niet is gebleken dat die vertrouwensbreuk was gelegen in omstandigheden die aan verweerster kunnen worden verweten. Verder is van belang dat verweerster aan klager heeft uitgelegd waarom zij zich heeft onttrokken en dat niet is gebleken dat klager door de wijze van onttrekken onredelijk is benadeeld. De voorzitter is op grond van het voorgaande van oordeel dat verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel wordt daarom kennelijk ongegrond verklaard.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht , plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2024.

 

 

 

Griffier                                                                     Voorzitter

 

Verzonden op: 19 augustus 2024