Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-08-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2024:114

Zaaknummer

24-303/DB/OB

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat. Niet gebleken dat verweerder in strijd met de waarheid aan de klachtenfunctionaris heeft verklaard “dass Sie gemeinsam zu dem Schluss gekomen zeien…”, noch dat hij klager een fout advies heeft gegeven omdat hij het rapport van DEKRA wel in orde vond, noch dat hij zonder klagers toestemming heeft gecommuniceerd met het Kifid en klager geen kopie heeft gestuurd van de gevoerde correspondentie. Klacht in alle onderdelen ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 5 augustus 2024

in de zaak 24-303/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

over:

 

verweerder

 

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE ​​​​​

1.1 Op 17 juni 2023 heeft klager tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: “de deken”).

1.2 Op 29 april 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 48|23|072K van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 24 juni 2024. Verschenen is verweerder. Klager is niet verschenen. Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de volgende nagekomen stukken:

de e-mail met bijlagen van verweerder van 5 juni 2024; de e-mail met bijlagen van klager van 5 juni 2024; de e-mail met bijlagen van klager van 20 juni 2024.

 

2. FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2     Klager heeft zich in verband met een geschil met schadeverzekeraar L. B.V. voor rechtsbijstand gewend tot verweerder. Klager en verweerder hebben in het Duits met elkaar gecommuniceerd. Op 25 april 2023 heeft verweerder de opdracht aan klager bevestigd.  In de – in de Duitse taal gestelde - opdrachtbevestiging is onder meer vastgelegd “Als Mandant haben Sie keinen Anspruch auf staatlich geförderte Rechtshilfe.” Verder is in de opdrachtbevestiging vastgelegd dat verweerder klager zal bijstaan op basis van een uurtarief van € 265,00. Verweerder heeft een voorschotnota van € 3.025,00 inclusief btw aan klager gestuurd. Voorafgaand aan verzending hiervan had klager al een bedrag van € 4.000,00 aan verweerders kantoor overgemaakt.

2.3     Op 25 april 2023 heeft verweerder een e-mail gestuurd aan KIFID met de vraag of klager de beroepstermijn had veilig gesteld. Bij e-mail van 28 april 2023 heeft verweerder de correspondentie met KIFID doorgestuurd aan klager.

2.4     Klager was het niet eens met de inhoud van een door DEKRA vervaardigd rapport en wenste juridische actie jegens DEKRA te ondernemen. Verweerder heeft aan klager gemotiveerd toegelicht dat hij daartoe geen mogelijkheden zag en heeft aan klager een advies uitgebracht over de mogelijk aanpak van klagers zaak.

2.5     Bij e-mail van 16 mei 2023 heeft mr. S, een kantoorgenoot van verweerder, aan klager medegedeeld dat verweerder overging tot beëindiging van zijn werkzaamheden voor klager vanwege de ontstane vertrouwensbreuk.

2.6     Klager heeft een klacht ingediend bij de klachtenfunctionaris van verweerders kantoor. Verweerder heeft op de klacht gereageerd, naar voren gebracht dat hij bij de intake gezamenlijk met klager tot de conclusie was gekomen dat klager niet voor een toevoeging in aanmerking zou komen en in dat verband aan de klachtenfunctionaris geschreven “dass Sie gemeinsam zu dem Schluss gekomen zeien…”  Bij brief van 5 juni 2023 heeft de klachtenfunctionaris aan klager medegedeeld dat de klacht ongegrond werd bevonden.

2.7     Op 17 juni 2023 heeft klager tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken.

 

3. KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:

          1. Verweerder heeft in strijd met de waarheid aan de klachtenfunctionaris verklaard “dass Sie gemeinsam zu                    dem Schluss gekomen zeien…”;

          2. Verweerder heeft een fout advies gegeven omdat hij het rapport van DEKRA wel in orde vond, zonder klagers                toestemming het Kifid heeft gebeld en geschreven en klager geen kopie heeft gestuurd van de gevoerde                      correspondentie.

 

4. VERWEER

4.1 Verweerder heeft verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

5. BEOORDELING

5.1    Toetsingskader

De klacht gaat over de dienstverlening door de (eigen) advocaat van klager. Gezien het bepaalde bij artikel 46 Advocatenwet heeft de tuchtrechter mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening moet rekening worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (vergelijk Hof van Discipline 5 februari 2018 ECLI:NL:TAHVD:2018:32). De raad zal de genoemde klachtonderdelen hierna aan de hand van deze maatstaf beoordelen. Daarbij wordt opgemerkt dat binnen de beroepsgroep voor wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden. De raad toetst daarom of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

5.2     Klachtonderdeel 1

Klager verwijt verweerder dat hij in strijd met de waarheid aan de klachtenfunctionaris heeft verklaard “dass Sie gemeinsam zu dem Schluss gekomen zeien…”. Verweerder heeft dit klachtonderdeel onder verwijzing naar de inhoud van het intakegesprek en de inhoud van de opdrachtbevestiging van 25 april 2023 weersproken. De raad stelt vast dat in de opdrachtbevestiging is vastgelegd “Als Mandant haben Sie keinen Anspruch auf staatlich geförderte Rechtshilfe”. De raad overweegt dat het verweerder vrij stond om zijn visie op de gang van zaken en hetgeen partijen tijdens het intakegesprek hadden besproken aan de klachtenfunctionaris kenbaar te maken. Kennelijk kan klager zich niet vinden in hetgeen verweerder aan de klachtenfunctionaris heeft medegedeeld, maar dat betekent nog niet verweerder tuchtrechtelijk kan worden verweten dat hij onwaarheden heeft verkondigd. Dat verweerder onwaarheid heeft gesproken is de raad niet gebleken. Klachtonderdeel 1 is ongegrond.

5.3     Klachtonderdeel 2

Klager verwijt verweerder dat hij een fout advies heeft gegeven omdat hij het rapport van DEKRA wel in orde vond. Verweerder heeft ook dit onderdeel van de klacht weersproken. De raad overweegt als volgt. Het moge zo zijn dat klager zich niet kon vinden in het rapport van DEKRA, maar dat betekent niet dat verweerder verplicht was om juridische stappen tegen DEKRA te ondernemen. Verweerder heeft gemotiveerd toegelicht waarom hij geen heil zag in het nemen van juridische stappen jegens DEKRA. Verweerder heeft een plan van aanpak gemaakt en in kaart gebracht welke mogelijkheden hij wel zag in klagers zaak. Dit was ook verweerders taak. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder voorts zorgvuldig gehandeld door bij het KIFID navraag te doen of de beroepstermijn al dan niet was veilig gesteld.  Op 28 april 2023 heeft verweerder een afschrift van de correspondentie aan klager toegestuurd en aan klager uitleg gegeven.  Naar het oordeel van de raad kan verweerder van dit handelen geenszins een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Ook klachtonderdeel 2 is derhalve ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

 

- verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. J.M.H. Schoenmakers, voorzitter en mrs. M.M.C. van de Ven en H.M.S. Cremers, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – van de Langenberg als griffier en uitgesproken op 5 augustus 2024.

 

Griffier                                                                          Voorzitter

 

Verzonden op: 5 augustus 2024