Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-08-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2024:111

Zaaknummer

24-114/DB/OB

Inhoudsindicatie

Verzet. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 5 augustus 2024

in de zaak 24-114/DB/OB

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 19 maart 2024 op de klacht van:

 

klager

 

over:

 

verweerder

 

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

1.1 Op 3 november 2023 heeft klager tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: “de deken”).

1.2 Op 16 februari 2024 heeft de raad het dossier met kenmerk 48|23|148K van de deken ontvangen.

1.3 Bij beslissing van 19 maart 2024 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard.

1.4 Op 1 april 2024 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het verzet tijdens de zitting van de raad op 24 juni 2024. Verschenen is klager. Verweerder is niet verschenen.   

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de beslissing van de voorzitter is gebaseerd, van het verzetschrift en van de nagekomen e-mails met bijlagen van klager van 9 en 17 april 2024.

 

2. FEITEN en KLACHT

2.1     Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

 

3. VERZET

3.1     De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

Het lijkt erop dat al het door klager aangeleverde bewijs is genegeerd en dat verweerders loutere ontkenning, zonder verdere uitleg, is geaccepteerd.

De feiten zijn niet juist weergegeven:

(1.1) Het waren geen vakantiewoningen, maar modelwoningen.

(1.2) In 2023 is geen discussie ontstaan. Verweerder heeft de heer K. niet terugbetaald en heeft een bedrag van € 3.662,23 achtergehouden.

De klachtomschrijving is zwak en heeft geen betrekking op de omvang en reikwijdte van de misdaden van de verweerder en bevoordeelt hem daarom ten koste van zijn slachtoffers. Verweerder heeft geen verweer gevoerd. De voorzitter heeft de zaak ten onrechte gebagatelliseerd door te oordelen dat de klacht voortvloeit uit een zakelijk geschil en betrekking heeft op gedragingen van verweerder als privépersoon en niet op gedragingen van verweerder die verband houden met zijn beroepsuitoefening als advocaat. Er is wel sprake van een verband met verweerders praktijkuitoefening want bijna alle e-mails en de koopcontracten dragen het opschrift “Advocatenkantoor”.  Gelet op het aangeleverde bewijs is het onbegrijpelijk dat de voorzitter heeft geoordeeld dat voor het ernstige verwijt dat verweerder zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal in de overgelegde stukken geen enkel aanknopingspunt is gevonden en dat van gedragingen die absoluut ongeoorloofd moeten worden geacht en het vertrouwen in de advocatuur ondermijnen evenmin is gebleken. De procedure heeft blijk gegeven van partijdigheid ten gunste van verweerder.

 

4. BEOORDELING  

4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2 De raad is op grond van het verzetschrift van oordeel dat de verzetgronden van klager niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Dat de voorzitter de woningen vakantiewoningen in plaats van modelwoningen noemt, beschouwt de raad als een kennelijke verschrijving die verder geen enkele invloed heeft op de inhoudelijke beslissing.

4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

 

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. J.M.H. Schoenmakers, voorzitter en mrs. M.M.C. van de Ven en H.M.S. Cremers, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – van de Langenberg als griffier en uitgesproken op 5 augustus 2024.

 

Griffier                                                           Voorzitter

 

 

Verzonden op: 5 augustus 2024