Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-08-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2024:146

Zaaknummer

24-503/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing; kennelijk ongegronde klacht over de dienstverlening van de eigen advocaat in een strafzaak.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 26 augustus 2024 in de zaak 24-503/A/A naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 2 juli 2024 met kenmerk 2281409/JS/YH, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de raad kennisgenomen van de brief van klager van 7 juli 2024.

1    FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Klager is vervolgd voor een mishandeling die op 18 november 2021 heeft plaatsgevonden op de Zeedijk te Amsterdam. Na een procedure bij de rechtbank Amsterdam, heeft een hoger beroepsprocedure plaatsgevonden bij het gerechtshof Amsterdam (hierna: het hof). In deze procedure heeft verweerder klager bijgestaan.  1.2    Op 14 juli 2022 heeft een zitting bij het hof plaatsgevonden. Tijdens deze zitting heeft   verweerder onder meer gebruik gemaakt van op het op ambtseed op 17 december 2021 opgemaakte proces-verbaal van bevindingen met PLV-nummer 1300-2021238150-18 (hierna: het proces-verbaal). Het Openbaar Ministerie heeft camerabeelden van het cameratoezicht van de Gemeente Amsterdam getoond. Bij arrest van 28 juli 2022 is klager in hoger beroep veroordeeld.   1.3    Nadien heeft klager mr. L verzocht namens hem bij de Hoge Raad cassatie in te stellen tegen het arrest van het hof.  1.4    Op 17 november 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder en mr. L. De klacht over mr. L is bij de raad geregistreerd onder het kenmerk 24-502/A/A.  1.5    Bij e-mail van 11 juli 2024 heeft deken nog een brief van klager van 7 juli 2024 doorgestuurd.

2    KLACHT 2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij opzettelijk een vervalste verklaring van 17 december 2021 ten behoeve van de zitting van 14 juli 2022 heeft ingebracht en ter onderbouwing van zijn betoog heeft gebruikt. Verweerder wist dat het proces-verbaal vervalst was, met de camerabeelden als camouflage.

3    VERWEER 3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING 4.1    De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening door de eigen advocaat in volle omvang. Daarbij wordt rekening gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft bij de manier waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor hij bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt. Deze vrijheid wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld. Volgens deze eisen dient zijn werk te voldoen aan de binnen de beroepsgroep geldende professionele standaard. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. 4.2    Ter toelichting op zijn klacht heeft klager gesteld dat het proces-verbaal niet is ondertekend en dat bovendien hierin wordt gesuggereerd dat dader en slachtoffer op 17 december 2021 zijn verhoord op één politiebureau, terwijl klager niet bij het verhoor aanwezig kan zijn geweest. Hij zat op dat moment namelijk op de quarantaine afdeling van het Justitieel Complex Schiphol. Bij brief van 7 juli 2024 heeft klager verder nog meegedeeld dat het kenmerk van het proces-verbaal in de aanbiedingsbrief van de deken verkeerd is weergegeven; het laatste getal moet niet 8 maar 18 zijn. Daarnaast kan de opmerking in het proces-verbaal “ik hoorde de verdachte zeggen, dat zij zijn gezicht vrij goed gezien had, daar hij zich nog had omgedraaid en zoiets als: “goed voor je” naar haar geroepen zou hebben” niet op hem betrekking hebben, omdat hij op 18 november 2021 een mondkapje droeg vanwege een Covid-19-besmetting. 4.3    Verweerder heeft aangevoerd dat het feit dat een verbalisant het proces-verbaal heeft opgemaakt op een andere locatie dan de locatie waar hij of zij een verhoor heeft afgenomen, niet betekent dat het opgemaakte proces-verbaal dan vals is of dat het de inhoud ervan niet klopt. Er is verweerder geen valsheid van het proces-verbaal gebleken. Hetzelfde geldt overigens voor de politie, officier van justitie, rechters en raadsheren die deze zaak hebben bekeken en behandeld. De valsheid is niet vastgesteld. Opzet is niet aan de orde.  4.4    Ook de voorzitter heeft niet kunnen vaststellen dat verweerder gebruik heeft gemaakt van een vervalst proces-verbaal en al helemaal niet dat hierbij opzet in het spel was. De feiten en omstandigheden die klager naar voren heeft gebracht bieden geen grondslag voor een dergelijke conclusie. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake en de klacht is daarmee kennelijk ongegrond. 

BESLISSING De voorzitter verklaart:  de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond. 

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2024.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 26 augustus 2024