Rechtspraak
Uitspraakdatum
05-08-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2024:181
Zaaknummer
24-428/AL/NN
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Naar het oordeel van de voorzitter bestaat voor een advocaat geen (tuchtrechtelijke) plicht om de wederpartij op de hoogte te brengen van een wrakingsgrond. Het is aan de betrokken rechter om zich al dan niet te verschonen. Kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 5 augustus 2024 in de zaak 24-428/AL/NN
naar aanleiding van de klacht van:
klager gemachtigde: mr. A.J. Elema, advocaat te Beilen
over
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) van 10 juni 2024 met kenmerk 2023 KNN152 / 2286505.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager heeft een geschil gekregen met zijn (zakelijk) verhuurder, mevrouw G, over het bestaan van een koopoptie. Hierover is een kort geding gevoerd. Verweerder stond daarin mevrouw G bij.
1.2 Bij vonnis van 26 juli 2021 heeft voorzieningenrechter mr. M in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, de vorderingen van klager, die daarin werd bijgestaan door zijn gemachtigde, afgewezen.
1.3 In de daarna door klager gestarte bodemprocedure heeft op 7 februari 2023 een mondelinge behandeling plaatsgevonden bij de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, ten overstaan van rechter mr. B.
1.4 Na deze mondelinge behandeling heeft rechter mr. B bij de verschoningskamer van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, een verzoek tot verschoning gedaan. Als grond voor zijn verzoek heeft mr. B gegeven dat hij tijdens de schorsing van de mondelinge behandeling op 7 februari 2023 ermee bekend is geworden dat een familierelatie bestaat tussen partij mevrouw G en een collega rechter-plaatsvervanger mr. G binnen de rechtbank Noord-Nederland en dat hij zich daarnaast vanwege persoonlijk contact met rechter mr. G niet meer vrij acht om die zaak verder te behandelen. Dit verzoekschrift is op 22 februari 2023 door de griffie van de rechtbank aan de gemachtigde van klager gestuurd.
1.5 Het verschoningsverzoek van mr. B is op 24 februari 2024 toegewezen waarna de procedure tussen klager en mevrouw G is verwezen naar de rechtbank Overijssel.
1.6 Op 13 december 2023 is namens klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door: klager niet in te lichten over de aanwezigheid van de verwantschap tussen zijn cliënte/ de wederpartij van klager en rechter mr. G, waardoor geen doelmatige behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden en klager in zijn (financiële) belangen is geschaad. Toelichting: Verweerder treedt op voor mevrouw G en is ook een oud-kantoorgenoot van rechter mr. G, werkzaam in de rechtbank Noord-Nederland. Volgens klager was verweerder op de hoogte van de verwantschap tussen zijn cliënte mevrouw G en rechter mr. G en daarmee van de wrakingsgrond. Klager is pas door het verschoningsverzoek van mr. B hiervan op de hoogte geraakt. Rechter mr. G is niet alleen een naaste collega van mr. B maar ook van mr. M die eerder het kortgedingvonnis had gewezen. Als klager meteen van deze situatie op de hoogte was geweest, dan had hij mr. M gewraakt en/of zou hij de bodemzaak niet bij de rechtbank Noord-Nederland aanhangig hebben gemaakt. Verweerder heeft hierover gezwegen waar spreken zijn plicht was. Klager heeft daardoor geen eerlijke en onpartijdige rechtspraak gekregen en door de verwijzing van de zaak extra proceskosten moeten maken.
3 VERWEER
De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 Deze zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij van klager. Voor alle advocaten geldt dat zij in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Niet voor niets is partijdigheid een belangrijke kernwaarde voor advocaten (artikel 10a Advocatenwet). Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is. Wel moeten zij voorkomen dat zij de belangen van de wederpartij onnodig en op ontoelaatbare wijze schaden.
4.2 Naar het oordeel van de voorzitter bestaat er voor een advocaat geen (tuchtrechtelijke) plicht om de wederpartij op de hoogte te brengen van een wrakingsgrond. Daar komt bij dat het de eigen keuze van een rechter is om zich al dan niet te verschonen. In dit specifieke geval heeft mr. B een verschoningsverzoek gedaan en heeft de voorzieningenrechter mr. M dat eerder niet nodig geoordeeld. De door mr. B aangevoerde redenen waren voor de verschoningskamer voldoende grond om in zijn specifieke geval de zaak naar een andere rechtbank te verwijzen. Terzijde wordt nog opgemerkt dat het enkele feit dat de cliënte van verweerder familie is van rechter mr. G, die een collega is van de rechters mrs. B en M binnen de rechtbank Noord-Nederland, naar de inschatting van de voorzitter waarschijnlijk ook geen grond voor wraking door klager van collega-rechters van mr. G zou hebben opgeleverd.
4.3 Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat verweerder niet de grenzen heeft overschreden van de vrijheid die als advocaat van de wederpartij had, en dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar richting klager heeft gehandeld. De voorzitter zal de klacht van klager dan ook kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2024.
Griffier Voorzitter