Rechtspraak
Uitspraakdatum
24-06-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2024:120
Zaaknummer
23-816/DH/DH
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 24 juni 2024 in de zaak 23-816/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 31 januari 2024 op de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 25 november 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2 Op 22 november 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K260 2023 van de deken ontvangen. 1.3 Bij beslissing van 31 januari 2024 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is diezelfde dag verzonden aan partijen. 1.4 Op 23 februari 2023 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. 1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 13 mei 2024. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. 1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.
2 VERZET 2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen. Klager stelt dat verweerder nalatig is geweest in zijn optreden tijdens de zitting van 15 juni 2022. Klager heeft daarbij gewezen op de verklaring van de medewerkster van de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) die niet overeenkwam met de beschikking van 2 januari 2020. Verweerder heeft zijn fouten daarna ook niet meer hersteld, aldus klager. 2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT 3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING 4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Klagers verzet is met name gericht tegen klachtonderdeel c, te weten dat verweerder niet heeft ingegrepen op het moment dat de medewerker van de RvdK ter zitting onjuiste informatie verstrekte aan de rechtbank. De raad is met de voorzitter van oordeel dat op grond van het klachtdossier niet kan worden vastgesteld dat sprake was van het verstrekken van onjuiste informatie. Dat verweerder had moeten ingrijpen, is daarmee niet gebleken. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. 4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, voorzitter, mrs. A.B. Baumgarten en M. van Eck, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 juni 2024.