Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-06-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2024:165

Zaaknummer

24-274/AL/NN

Inhoudsindicatie

voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht over een eigen advocaat kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 24 juni 2024

in de zaak 24-274/AL/NN

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

klager

 

over

 

 

verweerder

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) van 18 april 2024 met kenmerk 2023 KNN156 / 2288729 .

 

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

 

1.1 Op 14 juli 2023 is er door de rechtbank een beschikking gewezen over de zorg- en contactregeling tussen klager en zijn dochter. In deze procedure is klager niet bijgestaan door verweerder.

1.2 Op 5 september 2023 heeft klager een gesprek gehad met verweerder. In dat gesprek is afgesproken dat verweerder klager verder zou adviseren over de contactregeling met zijn dochter. Op 6 september 2023 heeft verweerder de opdrachtbevestiging en de factuur voor de eigen bijdrage naar klager gestuurd.

1.3 Op 21 september 2023 heeft verweerder een conceptbrief naar klager gestuurd. Deze brief is na aanpassing en overleg op 27 september 2023 aan de advocaat van de wederpartij gestuurd.

1.4 Op 13 oktober 2023 heeft verweerder namens klager hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 14 juli 2023 en hebben klager en verweerder besloten om een kortgedingprocedure te starten.

1.5 Op 13 oktober 2023 is de vrouw van verweerder onverwacht met zwangerschapsvergiftiging in het ziekenhuis opgenomen. De dag daarna is zij te vroeg bevallen en heeft verweerder een aantal dagen met haar in het ziekenhuis moeten doorbrengen.

1.6 Op 25 oktober 2023 heeft klager contact opgenomen met het kantoor van verweerder om te vragen naar de status van zijn dossier. Eind oktober 2023 heeft klager aangegeven een klacht in te willen dienen en de zaak over te dragen aan een ander kantoor.

1.7 Mevrouw mr. [X], kantoorgenoot van verweerder, heeft vervolgens telefonisch contact opgenomen met klager en zij heeft het dossier van klager opgepakt. Op 1 november 2023 heeft zij, namens verweerder, een conceptbrief aan klager gestuurd. Op 3 november 2023 is die brief verstuurd aan de advocaat van de ex-partner van klager.

1.8 Omdat een reactie van de wederpartij uitbleef, heeft  mr. [X] op 7 november 2023 met klager afgesproken dat verweerder een kortgedingdagvaarding zou opstellen.

1.9 Dezelfde dag heeft verweerder het concept van de kortgedingdagvaarding aan klager gestuurd. Op 8 november 2023 heeft klager hierop zijn reactie gegeven. Op 10 november 2023 heeft verweerder aan klager laten weten dat zijn reactie nog niet verwerkt was in het concept en dat hij dit een aantal dagen later zou doen. Dezelfde dag heeft klager de opdracht tot bijstand ingetrokken.

1.10 Op 10 november 2023 heeft klager een klacht ingediend bij het kantoor van verweerder. De klachtbehandelaar van het advocatenkantoor, mr. [Y], heeft de klacht inhoudelijk behandeld en hij heeft op 7 december 2023 schriftelijk gereageerd naar klager.

1.11 Op 21 december 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

 

2. KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager stelt dat verweerder:

klager uiterst onprofessioneel te woord heeft gestaan; zonder opgaaf van reden met vervroegd ouderschapsverlof is gegaan en het dossier vervolgens niet heeft overgedragen en dat zijn kantoor klager zwaar in de steek heeft gelaten, waarbij verweerder niet voortvarend heeft gehandeld en het proces bewust heeft vertraagd; weigert de communicatie met de advocate van de ex-partner van klager aan klager bekend te maken.

 

3. VERWEER

3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4. BEOORDELING

Maatstaf

4.1 De klacht gaat over de dienstverlening door de (eigen) advocaat van klager. Gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet heeft de tuchtrechter mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen indien daarover wordt geklaagd. Bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening moet rekening worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico – waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De raad toetst of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Deze toets geldt omdat er binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden.

Klachtonderdeel a)

4.2 Klager stelt dat verweerder hem uiterst onprofessioneel te woord heeft gestaan. De voorzitter overweegt hierover dat het aan de klagende partij is om een begin van een onderbouwing te geven van een verwijt die hij maakt aan het adres van een verwerend advocaat. Het alleen poneren van verwijten is onvoldoende. Pas als een begin van een onderbouwing door de klagende partij is geleverd, is het voor de verwerend advocaat mogelijk om daar gemotiveerd verweer tegen te voeren en dat met stukken te onderbouwen. Dit verwijt is door klager niet (met relevante stukken) onderbouwd. Verweerder heeft dat verwijt betwist. Omdat een feitelijke onderbouwing van het verwijt ontbreekt, is de juistheid daarvan en de gegrondheid van dit klachtonderdeel niet komen vast te staan. Dat leidt ertoe dat de voorzitter klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond zal verklaren.

Klachtonderdeel b)

4.3 In dit klachtonderdeel wordt - kort gezegd - geklaagd over de overdracht van de zaak door verweerder aan zijn kantoorgenoot. Op basis van de stukken in het klachtdossier staat vast dat verweerder door persoonlijke omstandigheden vanaf 13 oktober 2023 een periode niet heeft kunnen werken en dat verweerder klager hiervan niet op de hoogte had gesteld. De voorzitter begrjipt dat klager dit vervelend heeft gevonden. Gelet echter op de niet te voorziene aanleiding voor dit verlof, is het verklaarbaar en begrijpelijk dat verweerder voorafgaand aan zijn verlof klager hiervan niet op de hoogte heeft kunnen brengen. Bovendien heeft de kantoorgenoot van verweerder de zaak van klager snel en op een correcte wijze van verweerder overgenomen en heeft daarna ook verweerder de zaak weer met voldoende voortvarendheid opgepakt. Niet is gebleken dat de zaak van klager door het handelen of nalaten van verweerder schade heeft geleden. Gelet op het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerder geen sprake is. Dit klachtonderdeel wordt daarom kennelijk ongegrond verklaard.  

Klachtonderdeel c)

4.4 Klager stelt dat verweerder weigert de communicatie met de advocaat van zijn wederpartij aan klager bekend te maken. Verweerder heeft echter aangevoerd dat hij drie e-mails van deze advocaat heeft ontvangen en dat hij klager op de hoogte heeft gebracht van alle communicatie tussen hem en deze advocaat. Gelet op deze gemotiveerde betwisting van het verwijt door verweerder en omdat klager zijn stelling niet heeft onderbouwd, is de juistheid van dit verwijt niet vast komen te staan. Dat betekent dat dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond wordt verklaard.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

 

 

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg , plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2024

 

 

 

Griffier                                                                     Voorzitter

 

Verzonden op: 24 juni 2024