Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-06-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2024:148

Zaaknummer

24-246/AL/MN

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. De klacht over de advocaat van de wederpartij wordt kennelijk ongegrond verklaard.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 3 juni 2024 in de zaak 24-246/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster 

over

 

verweerster

 

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 4 april 2024 met kenmerk 2285139. 

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Verweerster heeft de ex-echtgenoot van klaagster, de heer A., bijgestaan in de echtscheidingsprocedure.

1.2    De advocaat van klaagster heeft bij de rechtbank Rotterdam het verzoek tot echtscheiding ingediend en op 13 januari 2021 heeft verweerster zich in de procedure gesteld.

1.3    De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden op 28 september 2022. Verweerster heeft zich enkele weken later als advocaat onttrokken in de procedure.

1.4    Op 7 december 2022 is de echtscheiding uitgesproken. De beschikking werd door verweerster op kantoor ontvangen en is doorgestuurd aan de heer A.

1.5    Om haar moverende redenen heeft klaagster besloten de echtscheiding niet te willen inschrijven in de registers van de burgerlijke stand en dit is door haar advocaat aan verweerster bevestigd.

1.6    Verweerster heeft na ontvangst van een door de heer A. ondertekende akte van berusting de echtscheiding ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

1.7    Op 7 december 2023 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster. 

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door de echtscheidingsbeschikking te laten inschrijven in de registers van de burgerlijke stand, terwijl zij zich daarvoor in de echtscheidingsprocedure als advocaat van haar ex-echtgenoot heeft onttrokken.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4    BEOORDELING

Maatstaf

4.1    De klacht van klaagster gaat over het handelen van verweerster als advocaat van de wederpartij van klaagster. De advocaat van de wederpartij heeft een ruimte mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze zoals hem in overleg met zijn cliënte goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer worden beperkt doordat (a) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (b) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënte de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt dat de advocaat in het algemeen niet hoeft af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. Klacht

4.2    Verweerster heeft de echtscheidingsbeschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Klaagster is - zo begrijpt de voorzitter - van mening dat verweerster dat niet had mogen doen omdat zij zich daarvoor in deze echtscheidingsprocedure als advocaat had onttrokken. De voorzitter is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerster hiermee tegen de wil van haar eigen cliënt heeft gehandeld. Op grond van de door klaagster aangevoerde omstandigheid dat verweerster zich eerder in deze procedure als advocaat heeft onttrokken, kan die conclusie niet worden getrokken. Omdat er ook verder geen aanwijzingen zijn die deze stelling van klaagster kunnen ondersteunen en verweerster dit verwijt gemotiveerd heeft betwist, zal deze klacht kennelijk ongegrond worden verklaard.     

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:  de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door  mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2024.

 

Griffier         Voorzitter

 

Verzonden op : 3 juni 2024