Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-05-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2024:108
Zaaknummer
23-688/DH/OB
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 21 mei 2024 in de zaak 23-688/DH/OB naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 29 november 2023 op de klacht van:
klaagster
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 5 april 2023 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2 Op 29 september 2023 heeft de Raad van Discipline ’s-Hertogenbosch het klachtdossier (met kenmerk 48|23|049K) van de deken ontvangen. 1.3 Bij brief van 2 oktober 2023 heeft de griffier van de Raad van Discipline ’s-Hertogenbosch het Hof van Discipline om verwijzing van de zaak verzocht, omdat verweerder tot 1 januari 2023 lid is gewest van de raad van discipline ’s-Hertogenbosch. 1.4 Bij beslissing van 6 oktober 2023 heeft de voorzitter van het Hof van Discipline de Raad van Discipline Den Haag aangewezen voor behandeling van de klacht. 1.5 Bij beslissing van 29 november 2023 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht, met toepassing van artikel 46g lid 1 onder a van de Advocatenwet, niet-ontvankelijk verklaard, voor zover deze ziet op gedragingen voor 5 april 2020. De voorzitter heeft de klacht voor het overige kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 29 november 2023 aan partijen verzonden. 1.6 Op 22 december 2023 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. 1.7 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 8 april 2024. Daarbij waren klaagster en verweerder aanwezig. 1.8 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van klaagster van 25 maart 2024.
2 VERZET 2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klaagster zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen. Klaagster vindt dat met de tijdens de zitting van 15 september 2020 tot stand gekomen vaststellingsovereenkomst (“VSO”) een onrechtvaardige verdeling tot stand gekomen is tussen haar en haar voormalig echtgenoot. Verweerder kende het verrekenbeding uit de toepasselijke huwelijkse vooraarden, maar heeft alle informatie hierover genegeerd. 2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT 3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING 4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De raad overweegt met de voorzitter dat klaagster – omdat zij naar eigen zeggen financieel geen andere mogelijkheid zag – de VSO, die tijdens de zitting van 15 september 2020 is bereikt, heeft getekend en daaraan ook feitelijke uitvoering heeft gegeven. Zij ervaart de uitkomst, die in de VSO is overeengekomen als onrechtvaardig en mogelijk had zij een andere keuze gemaakt als zij op dat moment wel over meer financiële middelen beschikte. Dat betekent echter niet dat verweerder tekort is geschoten in zijn bijstand aan klaagster. De voorzitter heeft de klacht terecht en op juiste gronden deels niet-ontvankelijk en voor het overige kennelijk ongegrond verklaard. 4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, voorzitter, mrs. E.A.L. van Emden, D.G.M. van den Hoogen, G. Sarier en D.M. de Knijff, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 mei 2024.