Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-05-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2024:107
Zaaknummer
23-370/DH/DH
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 21 mei 2024 in de zaak 23-370/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 2 augustus 2023 op de klacht van:
klaagster
over:
verweerster gemachtigde: mr. I.R. Feddema
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 5 september 2022 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag/ (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster. 1.2 Op 31 mei 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K194 2022 van de deken ontvangen. 1.3 Bij beslissing van 2 augustus 2023 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht, ingevolgde artikel 46 g lid 1 onder a van de Advocaten, niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is diezelfde dag verzonden aan partijen. 1.4 Op 29 augustus 2023 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. 1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 8 april 2024. Daarbij waren klaagster, verweerster en haar gemachtigde aanwezig. 1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.
2 VERZET 2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klaagster zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen. 2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT 3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING 4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De raad is met de voorzitter van oordeel dat klaagster te laat is met het indienen van haar klacht. De klacht ziet namelijk op het handelen of nalaten van verweerster op de zitting van 16 januari 2019. Klaagster was persoonlijk bij die zitting aanwezig en heeft kort daarna ook contact gehad met verweerster over (haar bezwaren over de gang van zaken bij) de zitting. De termijn van drie jaar is vanaf dat moment gaan lopen. Dat klaagster het vonnis mogelijk pas later – volgens klaagster pas in oktober 2019 – heeft ontvangen, maakt dat niet anders. De klacht van klaagster houdt in dat zij verweerster geen opdracht heeft gegeven voor het verlenen van bijstand in de procedure waarin op 16 januari 2019 de zitting plaatsvond en/of dat zij het handelen van verweerster tijdens die zitting niet adequaat vond. Met deze feiten was klaagster, omdat zij zelf bij de zitting aanwezig is geweest, dan ook al vanaf 16 januari 2019 bekend. Die bekendheid volgt ook uit het feit dat klaagster kort daarna haar bezwaren met verweerster heeft besproken. De voorzitter heeft de klacht daarom terecht op grond van artikel 46g lid 1, aanhef en onder a Advocatenwet, niet-ontvankelijk geacht. 4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. H.C.A. de Groot, voorzitter, mrs. E.A.L. van Emden, D.G.M. van den Hoogen, G. Sarier en D.M. de Knijff, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 mei 2024.