Rechtspraak
Uitspraakdatum
06-05-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2024:86
Zaaknummer
22-892/A/A
Zaaknummer
22-893/A/A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Verzoek beperkte kennisneming. De deken heeft in het kader van haar onderzoek naar de klacht vertrouwelijke stukken bij verweerders opgevraagd en deze ter kennisgeving van de raad gebracht. Door de voorzitter is beoordeeld of de door de deken voor klager vertrouwelijk ingebrachte stukken (deels) ook aan klager ter kennis moeten worden gebracht. Zoals het Hof van Discipline in haar beslissing van 30 juli 2021 (ECLI:NL:TAHVD:2021:130) heeft overwogen, kent de Advocatenwet de figuur van geheimhouding van stukken niet. Voor kwesties als de onderhavige kan evenwel aansluiting worden gevonden bij artikel 8:29 Awb, dat voorziet in een uitputtende regeling voor deze situatie. De beslissing of de verzochte beperking van de kennisneming van de vertrouwelijke stukken ten opzichte van klager gerechtvaardigd is, vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het beroep relevante informatie. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden. De voorzitter heeft kennisgenomen van elk van de stukken die als vertrouwelijk zijn aangemerkt. De voorzitter acht de beperking van de kennisneming van deze stukken tot alleen de raad, na afweging van de betrokken belangen, gerechtvaardigd. De stukken waarvan geheimhouding wordt verzocht hebben alle betrekking op de advocaat-cliëntrelatie, die wordt bestreken door de geheimhoudingsplicht van verweerders als bedoeld in artikel 11a Advocatenwet. Nu niet is gebleken dat de cliënte van verweerders toestemming heeft gegeven om de vertrouwelijke informatie openbaar te maken, staat het verweerders niet vrij om deze informatie prijs te geven.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 6 mei 2024 in de zaak 22-892/A/A en 22-893/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager gemachtigde: mr. drs. J. Stikkelbroeck
over:
verweerders gemachtigde verweerders: mr. M. Höfelt
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de klachtdossiers met kenmerken 22-892/A/A en 22-893/A/A die bij de raad aanhangig zijn, waaronder de brief van de deken van 11 november 2022 met de bij verweerders opgevraagde en als vertrouwelijk aangemerkte stukken. De behandelend raad heeft de voorzitter verzocht te beslissen of uitsluitend de raad kennis mag nemen van de als vertrouwelijk aangemerkte stukken of dat deze stukken ook aan klager ter kennis moeten worden gebracht. 1 FEITEN Voor de beoordeling van dit verzoek gaat de voorzitter uit van de volgende feiten. 1.1 Op 13 maart 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) klachten ingediend over onder anderen verweerders. De klachten betreffen - kort gezegd - het verwijt dat verweerders zich bij hun advisering aan hun cliënte - het advocatenkantoor waar klager werkzaam was - hebben gebaseerd op een feitenonderzoek, uitgevoerd door twee kantoorgenoten, mrs. W en F. 1.2 Klager heeft ook klachten ingediend over mrs. W en F. De klacht over mr. W is bij deze raad geregistreerd onder het kenmerk 22-891/A/A. De klacht over mr. F is behandeld in het ressort Den Haag. 1.3 Op 10 november 2022 heeft de raad het klachtdossier van verweerders van de deken ontvangen. Naar aanleiding van de klachten van klager had de deken ook zelfstandig onderzoek verricht naar het handelen van verweerders. In dat kader heeft de deken bij verweerders (voor klager) vertrouwelijke stukken opgevraagd. Deze als vertrouwelijk aangemerkte stukken (hierna: de vertrouwelijke stukken) zijn op 11 november 2022 aan de raad toegezonden. 1.4 De klachten over verweerders stonden in eerste instantie, samen met de klacht over mr. W (kenmerk 22-891/A/A), gepland op de zitting van 17 april 2023. Op 11 april 2023 heeft de raad de vertrouwelijke stukken aan de deken geretourneerd, omdat de raad geen kennis wenste te nemen van stukken die niet bij alle partijen bekend waren. Naar aanleiding van een e-mail van klager van 14 april 2023, heeft de behandelend voorzitter van de klachtzaken besloten zich te laten vervangen en is de behandeling van de zaken op de zitting van 17 april 2023 aangehouden. 1.5 Bij brief van 6 juni 2023 heeft de raad de deken verzocht te rapporteren over haar onderzoek - in verband waarmee de vertrouwelijke stukken bij verweerders waren opgevraagd - en er bij haar bevindingen rekening mee te houden dat deze bevindingen met alle partijen moeten kunnen worden gedeeld. 1.6 Bij e-mail van 19 december 2023 heeft de deken de raad laten weten dat het onmogelijk is gebleken om te rapporteren aan de raad zonder vertrouwelijke (cliënten)informatie in haar bevindingen op te nemen. De deken heeft als optie gegeven om overeenkomstig de beslissing van het Hof van Discipline van 30 juli 2021 (ECLI:NL:TAHVD:2021:130), op grond van analoge toepassing van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), een plaatsvervangend-voorzitter die geen deel uitmaakt van de combinatie die de zaken zal behandelen, te laten beoordelen of het gerechtvaardigd is dat de raad kennisneemt van de door de deken voor klager vertrouwelijk ingebrachte stukken, zonder dat deze aan klager ter kennis worden gebracht. 1.7 Bij e-mail van 11 januari 2024 heeft de raad de e-mail van de deken van 19 december 2023 aan partijen doorgestuurd en daarbij laten weten dat de raad voornemens is toepassing te geven aan de door de deken voorgestelde werkwijze, tenzij klager toestemming geeft aan de raad dat uitsluitend de raad kennisneemt van de vertrouwelijke stukken, zonder dat deze aan hem ter kennis worden gebracht. Klager heeft bij e-mail van 17 januari 2024 inhoudelijk gereageerd en voormelde toestemming niet (onverkort) gegeven. 1.8 De raad heeft bij e-mail van 25 januari 2024 de op 11 november 2022 toegezonden vertrouwelijke stukken, opnieuw bij de deken opgevraagd. De deken heeft deze op 20 maart 2024 toegezonden. 1.9 De raad heeft de vertrouwelijke stukken aan de voorzitter voorgelegd met het verzoek om met analoge toepassing van artikel 8:29 Awb, te beslissen over het al dan niet beperken van de kennisneming van deze stukken tot alleen de raad. 1.10 Bij e-mail van 4 april 2024 zijn verweerders op verzoek van de voorzitter in de gelegenheid gesteld om toe te lichten waarom hen ten aanzien van de vertrouwelijke stukken steeds een recht op geheimhouding toekomt en zo ja, in hoeverre zij zich hierop steeds wensen te beroepen. 1.11 Verweerders hebben bij e-mail van 17 april 2024 hun reactie gegeven.
2 VERZOEK 2.1 De voorzitter ziet zich voor de vraag gesteld of het gerechtvaardigd is dat uitsluitend de raad kennisneemt van de door de deken voor klager vertrouwelijk ingebrachte stukken of dat deze stukken (deels) ook aan klager ter kennis moeten worden gebracht. 2.2 Vooropgesteld wordt dat de (interne) openbaarheid van de (tucht)procedure en het beginsel van equality of arms met zich brengen dat alle betrokkenen kunnen beschikken over de op de zaak betrekking hebbende stukken die zich in het dossier bevinden. Een beroep op geheimhouding van bepaalde stukken houdt een beperking in van het recht op gelijke proceskansen. De raad die de klachten zal behandelen, heeft (zonder kennisneming van de vertrouwelijke stukken) deze voorzitter, die geen deel uitmaakt van de combinatie die de klachten zal behandelen, aangewezen om te beslissen over het al dan niet beperken van de toegang tot deze stukken tot alleen de raad.
3 BEOORDELING Wijze van beoordeling van het verzoek 3.1 Zoals het Hof van Discipline in haar beslissing van 30 juli 2021 (ECLI:NL:TAHVD:2021:130) heeft overwogen, kent de Advocatenwet de figuur van geheimhouding van stukken niet. Voor kwesties als de onderhavige kan evenwel aansluiting worden gevonden bij artikel 8:29 Awb, dat voorziet in een uitputtende regeling voor deze situatie. In zijn overzichtsuitspraak van 10 juni 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1367) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) onder meer overwogen: “Artikel 8:29 van de Awb geeft een regeling voor het geheel of gedeeltelijk geheimhouden van stukken in procedures bij de bestuursrechter. Het eerste lid houdt een beperking in van het recht op gelijke proceskansen. Deze beperking is slechts bij "gewichtige redenen" mogelijk. Acht de bestuursrechter de beperking gerechtvaardigd, dan is het ingevolge het vijfde lid aan de andere partij overgelaten te beslissen of de rechter mede op de grondslag van de achtergehouden of geheimgehouden inlichtingen of stukken uitspraak kan doen. De Afdeling is van oordeel dat de beperkingsmogelijkheid bij toepassing van deze regeling met zodanige waarborgen is omkleed, dat het recht op een eerlijk proces daarmee niet in zijn essentie wordt beperkt.” Maatstaf 3.2 De beslissing of de verzochte beperking van de kennisneming van de vertrouwelijke stukken ten opzichte van klager gerechtvaardigd is vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het (hoger) beroep relevante informatie. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden. Welke stukken 3.3 De vertrouwelijke stukken hebben betrekking op het zelfstandig onderzoek dat de deken naar aanleiding van de klachten van klager heeft verricht. Het gaat om de volgende stukken: - de brief van de deken van 2 februari 2022 met nadere vragen aan verweerders; - het e-mailbericht van verweerders van 15 februari 2022 met bijlagen I en II, waarin zij reageren op de vragen. Standpunt verweerders 3.4 Verweerders hebben in hun reactie van 17 april 2024 ten aanzien van de vertrouwelijke stukken naar voren gebracht dat hun e-mailbericht van 15 februari 2022 met bijlagen vertrouwelijke advocaat-cliëntinformatie bevat. Het betreft informatie die door hun cliënte aan verweerders is toevertrouwd in hun hoedanigheid van advocaat. Het staat hen dan ook niet vrij deze stukken - direct of indirect - met klager of enige andere derde partij te delen. Wel gaan verweerders er - met analoge toepassing van art. 8:29 Awb - mee akkoord dat de raad kennisneemt van de vertrouwelijke stukken. Standpunt klager 3.5 Klager heeft gesteld dat het belang dat de raad kennisneemt van de onderzoeksbevindingen van de deken niet ter discussie staat. Wat volgens hem voorligt, is de vraag of ook hij kennis kan nemen van de vertrouwelijke stukken. Klager benadrukt dat er zoveel mogelijk moet worden tegemoet gekomen aan zijn belang bij naleving van het beginsel van equality of arms. Zijn recht op gelijke proceskansen dient zo min mogelijk te worden beperkt en, met analoge toepassing van artikel 8:29 Awb, slechts in geval daartoe zwaarwegende redenen bestaan. Die analoge toepassing zou volgens klager dan ook moeten inhouden dat de voorzitter beoordeelt of voldoende gewichtige redenen zijn aangevoerd, en met concrete argumenten en/of gegevens gestaafd, voor de beperking van de kennisneming van elk afzonderlijk vertrouwelijk gegeven. Oordeel 3.6 De voorzitter heeft kennisgenomen van elk van de stukken die als vertrouwelijk zijn aangemerkt. De voorzitter acht de beperking van de kennismening van deze stukken tot alleen de raad, na afweging van de betrokken belangen, op de door verweerders aangevoerde gronden gerechtvaardigd. Daartoe overweegt zij dat de stukken waarvan geheimhouding wordt verzocht alle betrekking hebben op de advocaat-cliëntrelatie, die wordt bestreken door de geheimhoudingsplicht van verweerders als bedoeld in artikel 11a Advocatenwet. Nu niet is gebleken dat de cliënte van verweerders toestemming heeft gegeven om de vertrouwelijke informatie openbaar te maken, staat het verweerders niet vrij om deze informatie prijs te geven. Het belang van klager om te kunnen beschikken over de in 3.3 genoemde stukken weegt in dit geval niet zo zwaar dat de geheimhoudingsplicht hiervoor moet wijken. Niet valt in te zien dat over de inhoud van deze stukken kan worden gerapporteerd aan klager zonder daarbij een onaanvaardbare inbreuk te maken op de geheimhoudingsplicht van verweerders. 3.7 Door openbaarmaking van de vertrouwelijke stukken aan klager zou de belangrijke kernwaarde geheimhouding van verweerders onevenredig in het gedrang komen. De voorzitter zal dan ook bepalen dat uitsluitend de behandelend raad van de vertrouwelijke stukken mag kennisnemen.
BESLISSING De voorzitter bepaalt dat de beperking van de kennisneming van de onder 3.3 omschreven stukken tot uitsluitend de behandelend raad gerechtvaardigd is. Aldus beslist door mr. K.M. van Hassel, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 6 mei 2024