Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-05-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2024:134

Zaaknummer

24-224/AL/MN

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing over de advocaat van de wederpartij van klager in een familiezaak. Dat verweerster de gewraakte onjuiste uitlatingen over klager op de zitting heeft gedaan, is de voorzitter uit de stukken niet gebleken. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 21 mei 2024 in de zaak 24-224/AL/MN naar aanleiding van de klacht van:

     klager

over

verweerster

 

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 22 maart 2024 met kenmerk Z 2272858. 

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Uit de relatie tussen klager en de ex-partner is in 2019 een zoon geboren. Verweerster heeft de ex-partner van klager bijgestaan in verschillende familierechtelijke procedures. 1.2    Klager heeft bij de rechtbank een verzoek tot ondertoezichtstelling (ots) van zijn zoon ingediend.  1.3    Op 6 september 2022 heeft verweerster namens haar cliënte ten behoeve van de ots zitting op 29 september 2022 aan de rechtbank, aan de advocaat van klager en aan de Raad voor de Kinderbescherming, aanvullende stukken gestuurd. Een van die stukken was een print van de agenda van de door de meervoudige kamer van de rechtbank op 2 september 2022 behandelde strafzaken, met een zwart aandachtstreepje bij de zaak waarin klager verdachte was ( wapenbezit en -handel).  1.4    Op 29 september 2022 heeft bij de rechtbank de ots-zitting plaatsgevonden. Klager was daarbij aanwezig. Volgens het eigen verslag van de zittingsvertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming heeft hij tijdens die zitting onder meer gezegd: Ik ben overigens geschrokken van de informatie die de advocaat van de moeder heeft gestuurd over de redenen waarom vader gedetineerd is (onder meer verkrachting minderjarige, verspreiding en in bezit hebben van kinderporno etc.). Ik zie dat moeder wel druk bezig is vader te faciliteren met contacten in de P.I. Ik heb nog niet gehoord waarom een OTS nu nodig is, op grond van de informatie die ik nu hoor.  De rechtbank heeft het verzoek van klager tot ots afgewezen. 1.5    Op 6 oktober 2022 heeft verweerster namens haar cliënte ten behoeve van de zitting bij de rechtbank op 14 oktober 2022 in de lopende bodemprocedure over onder meer de zorgregeling aan de rechtbank, aan de advocaat van klager en aan de Raad voor de Kinderbescherming stukken gestuurd. Een van die stukken betrof dezelfde print van de agenda als genoemd onder 1.3, met hetzelfde aandachtstreepje bij de zaak waarin klager verdachte was (wapenbezit en -handel). 1.6    Op 14 oktober 2022 heeft bij de rechtbank de zitting plaatsgevonden. Namens klager was zijn advocaat daarbij aanwezig. Klager zat op dat moment nog in voorlopige hechtenis. Voor zover relevant voor deze zaak is toen volgens het proces-verbaal van de zitting over de mogelijkheden van omgang na de detentie van klager het volgende besproken: Rechtbank: En wat vindt u? Raad [zittingsvertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming]: Ik weet het ook niet. Nu we het toch over wapens hebben, bij de OTS zitting kreeg ik ook een mailtje van advocaat van de moeder waar iets over verkrachting in stond.  Rechtbank: Nee dat is een andere zaak. Dat ging niet over vader. Raad: Goed dat ik het gevraagd heb. Gelukkig. Wapens zijn wel ook heel zorgelijk maar anders zorgelijk dan dat. 1.7    Op 4 oktober 2023 heeft de deken de op 1 oktober 2023 gedateerde klacht van klager over verweerster ontvangen. 

 

2    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door: tijdens de zitting van 29 september 2022 bewust te suggereren dat klager voor iets anders vast zat (voor pedofilie in plaats van wapenbezit en -handel), waardoor de zittingsvertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming geen omgang heeft geadviseerd en klager geen omgang meer heeft met zijn zoon.

 

3    VERWEER

Voor zover nodig zal de voorzitter hierna ingaan op het verweer van verweerster.

 

4    BEOORDELING

4.1    Deze zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. Voor alle advocaten geldt dat zij in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Niet voor niets is partijdigheid een belangrijke kernwaarde voor advocaten (artikel 10a Advocatenwet). Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is. Wel moeten zij voorkomen dat zij de belangen van de wederpartij onnodig en op ontoelaatbare wijze schaden. Advocaten mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen zij niet bewust onjuiste informatie verschaffen om daarmee de rechter te misleiden. Verder geldt dat advocaten ervan mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Tot slot hoeven zij in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken met de middelen waarvan zij zich bedienen, opweegt tegen het nadeel dat zij daarmee aan de wederpartij toebrengen. 4.2    Verweerster heeft ontkend dat zij op de zittingen heeft gesteld dat klager verdachte was in een zedenzaak of iets dergelijks ernstigs. Dat is de voorzitter uit de overgelegde stukken ook niet gebleken. Wat de voorzitter wel is gebleken is dat sprake is geweest van een misverstand aan de kant van de zittingsvertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming over de reden van detentie van klager. Zowel uit de eigen aantekeningen van deze zittingsvertegenwoordiger van de ots-zitting van 29 september 2022 als uit het proces-verbaal van de omgangszitting van 14 oktober 2022 volgt dat de zittingsvertegenwoordiger er - ten onrechte - vanuit ging dat klager verdachte was in een ernstige zedenzaak. Tijdens de omgangszitting van 14 oktober 2022 heeft de rechter deze verkeerde uitleg door de zittingsvertegenwoordiger meteen rechtgezet. 4.3    Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat verweerster niet de grenzen van de haar toekomende vrijheid, als advocaat van de wederpartij, heeft overschreden. Nu verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt treft, zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren. 

 

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart: 

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2024.

 

Griffier         Voorzitter

 

Verzonden op : 21 mei  2024