Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-05-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2024:106
Zaaknummer
24-275/DH/RO/D
Inhoudsindicatie
Verzoek artikel 60b Advocatenwet toegewezen: schorsing en benoeming waarnemer.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 23 april 2024 in de zaak 24-275/DH/RO/D naar aanleiding van het verzoek ex artikel 60b van de Advocatenwet van:
de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam deken
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 18 april 2024 heeft de deken een verzoek als bedoeld in artikel 60b van de Advocatenwet ten aanzien van verweerder ingediend. 1.2 Het verzoek is met gesloten deuren behandeld ter zitting van 22 april 2024 van de raad. Daarbij was de deken aanwezig. Verweerder is – met bericht dat hij geen verweer zou voeren – niet verschenen. 1.3 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.1 genoemde verzoek van de deken (met kenmerk R 2024/38) en de daarbij gevoegde twee bijlagen. Ook heeft de raad kennisgenomen van de reactie van 18 april 2024 van verweerder.
2 FEITEN 2.1 Voor de beoordeling van het verzoek gaat de raad, gelet op het dossier en de op de zitting gegeven toelichting, uit van de volgende feiten. 2.2 Verweerder is sinds [jaar] advocaat. Hij is éénpitter en heeft in de CCV-opgave mr. [V] vermeld als zijn waarnemer. 2.3 Op 13 april 2024 is verweerder aangehouden [geanonimiseerd]. Hierna is hij in verzekering gesteld. 2.4 In het kader van dit onderzoek is beslag gelegd op de privételefoon en zakelijke telefoon van verweerder. 2.5 Op 13 april 2024 heeft de rechter-commissaris, in aanwezigheid van de deken, een doorzoeking in de woning van verweerder verricht. Volgens de deken maakte deze woning een uiterst rommelige indruk, met veel ongeopende post van de Belastingdienst, het CJIB, de Raad voor de Rechtsbijstand, etc. 2.6 Op 16 april 2024 is verweerder voorgeleid bij de rechter-commissaris in verband met een vordering tot bewaring van de officier van justitie. De rechter-commissaris heeft de vordering tot bewaring toegewezen, maar de voorlopige hechtenis geschorst onder algemene en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij een GGZ-instelling en het volgen van een behandeling. 2.7 De deken heeft op 17 april 2024, in aanwezigheid van een lid van Raad van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam, een kantoorbezoek bij verweerder gebracht. Verweerder had van tevoren bericht dat hij daarbij niet aanwezig kon zijn, omdat hij geestelijk niet in staat was om te komen. Volgens de deken maakte ook het kantoor een uiterst rommelige en onoverzichtelijke indruk, door stapels papier op het bureau en op de grond, veel ongeopende poststukken, etc., zij het in mindere mate dan zijn woning, zo heeft de deken ter zitting toegelicht. 2.8 De officier van justitie heeft over verweerder het volgende geschreven: “Verdachte bekent. Hij zit rock bottom: hij ervaart stress van werk, relatie, financiën, drinkt te veel [geanonimiseerd].” 2.9 Op 15 april 2024 heeft de raad van discipline Den Haag beslist in drie tuchtzaken tegen verweerder (ECLI:NL:TADRSGR:2024:81, ECLI:NL:TADRSGR:2024:82 en ECLI:NL:TADRSGR:2024:83). De raad heeft daarin respectievelijk de volgende maatregelen opgelegd: een voorwaardelijke schorsing van 2 weken, een onvoorwaardelijke schorsing van 4 weken en een voorwaardelijke schorsing van 8 weken met als bijzondere voorwaarde – kort samengevat – het doorlopen van een coachingstraject. Deze uitspraken zijn nog niet onherroepelijk. Ook in 2021 zijn twee klachten tegen verweerder gegrond verklaard, waarbij respectievelijk een waarschuwing en een berisping aan verweerder zijn opgelegd. Deze uitspraken zijn onherroepelijk.
3 VERZOEK 3.1 De deken heeft de raad verzocht om verweerder op grond van artikel 60b van de Advocatenwet voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk te schorsen. De deken stelt dat verweerder momenteel niet in staat is de praktijk op een behoorlijke wijze te voeren. 3.2 De deken heeft toegelicht dat de ernst van de signalen en de toestand van verweerder, zijn woning en zijn kantoor hem tot dit verzoek hebben gebracht. De deken heeft gelet op het tuchtrechtelijk verleden van verweerder geen vertrouwen in (eventuele) goede bedoelingen van verweerder. De deken acht verweerder, ondanks dat hij coöperatief is richting de deken, niet in staat de belangen van cliënten op een adequate wijze te behartigen en zijn praktijk op een behoorlijke wijze uit te oefenen. Het risico dat er zich verdere problemen voordoen, acht de deken te groot. De deken heeft daarbij ook zijn zorg geuit vanwege het (strafrechtelijk) onderzoek en de afloop daarvan. Het geconstateerde gedrag van verweerder is volgens de deken geen gedrag dat een behoorlijk advocaat betaamt, ook al gaat het in dit geval om een privégedraging. 3.3 Bovendien komt het de deken voor, hoewel hij op dat gebied geen expertise heeft, dat verweerder zijn tijd nu het beste kan gebruiken om aan zichzelf te werken. Een coachingstraject, zoals dat als bijzondere voorwaarde is opgelegd in de beslissing van 15 april 2024, heeft volgens de deken alleen een realistische kans van slagen na voltooiing van de in het kader van de schorsing van de inbewaringstelling opgelegde voorwaarde van psychiatrische hulp. 3.4 De deken heeft verzocht mr. [V], advocaat te [plaats], te benoemen tot waarnemer. Mr. [V] is daartoe bereid.
4 VERWEER 4.1 Verweerder heeft aangegeven het eens te zijn met de deken en dat hij geen verweer zal voeren.
5 BEOORDELING 5.1 Op grond van artikel 60b lid 1 van de Advocatenwet kan de raad op verzoek van de deken een advocaat die tijdelijk of blijvend geen blijk geeft zijn praktijk behoorlijk uit te kunnen oefenen, voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk schorsen. De raad kan tegelijkertijd met het opleggen van een schorsing een voorziening treffen. 5.2 De raad is van oordeel dat uit de hiervoor weergegeven feiten en de door de deken gegeven toelichting blijkt dat verweerder op dit moment zijn praktijk niet behoorlijk kan uitoefenen. Verweerder heeft ook verklaard dat hij het eens is met de deken dat hij op dit moment zijn praktijk niet behoorlijk kan uitoefenen. De raad wijst het verzoek van de deken dan ook toe en schorst verweerder in de uitoefening van zijn praktijk. 5.3 Nu verweerder wordt geschorst, moet zijn praktijk worden waargenomen. De raad zal de gevraagde voorziening dan ook toewijzen, te weten dat mr. [V] wordt aangewezen als waarnemer van verweerders praktijk.
BESLISSING De raad van discipline: - wijst het verzoek van de deken toe en schorst verweerder ex artikel 60b van de Advocatenwet met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk; - bepaalt bij wijze van voorziening als bedoeld in artikel 60b lid 1 van de Advocatenwet dat mr. [V], advocaat te [plaats], wordt aangewezen als waarnemer van de praktijk van verweerder, waarbij verweerder verplicht is mr. [V] toegang te verschaffen tot: • de ruimte waarin de praktijk van verweerder wordt gevoerd; • verweerders laptop en/of computer, inclusief alle benodigde wachtwoorden en toegangscodes; en • alle dossiers, zowel digitaal als fysiek; teneinde in het belang van de cliënten van verweerder al die maatregelen te nemen waartoe verweerder als advocaat zelf bevoegd zou zijn, waarbij de dossiers in overleg met de cliënten van verweerder bij andere advocaten en/of mr. [V] onder kunnen worden gebracht, waarbij mr. [V] gemachtigd is alle voorzieningen te treffen die zij nodig acht, zo nodig in overleg met de deken, waarbij de kosten voor de waarneming door mr. [V] ten laste van verweerder worden gebracht en verweerder mr. [V] daartoe zekerheid dient te stellen, waarbij mr. [V] de waarneming aan mr. [B], advocaat te [plaats], kan delegeren indien zij dat wenst en/of dienstig acht.
Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. M.A.M. Wagemakers en A.T. Bol, leden, bijgestaan door mr. M.A.A. Traousis als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 april 2024.