Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-05-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2024:131

Zaaknummer

24-223/AL/MN

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslising. Naar het oordeel van de voorzitter is niet komen vast te staan dat verweerder in strijd met enige regelgeving de hem bekende persoonsgegevens van klager als wederpartij, waaronder ook diens privé e-mailadres, heeft verwerkt in zijn dossier als ook in het digitale systeem van zijn kantoor. Niet is gebleken dat die gegevens vertrouwelijk waren of gewist hadden moeten worden. De voorzitter kan verder niet vaststellen dat verweerder die informatie aan een kantoorgenoot beschikbaar heeft gesteld. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 13 mei 2024

in de zaak 24-223/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

over

 

verweerder

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 22 maart 2024 met kenmerk 2271901.

1. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 In 2015 heeft verweerder een cliënte bijgestaan in een (familierechtelijk) geschil met klager. In september 2015 heeft verweerder klager, met zijn toestemming, per e-mail aangeschreven op zijn privé e-mailadres. De persoonsgegevens van klager als wederpartij, waaronder zijn privé e-mailadres, zijn in september 2015 in het CRM systeem (Basenet) van het kantoor van verweerder verwerkt.

1.2 In een e-mail van 7 oktober 2015 heeft de advocaat van klager verweerder gevraagd om daarna met de advocaat van klager te corresponderen. Op 15 november 2018 heeft de advocaat van klager aan verweerder een e-mail gestuurd, waarbij klager met zijn privé e-mailadres in cc is gezet.

1.3 Het geschil tussen de cliënte van verweerder en klager is beslecht in een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 december 2019.

1.4 Een kantoorgenoot van verweerder, mr. K, heeft klager op 29 september 2023 op zijn privé e‑mailadres aangeschreven in een andere kwestie. Diezelfde dag heeft mr. K. ook aan klager een aangetekende brief gezonden.

1.5 Op 2 oktober 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder, en over mr. K. Die laatste klachtzaak is bekend onder zaaknummer 24-225/AL/MN.

 

2. KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

de privacyrechten van klager te schenden door wederrechtelijk gebruik te maken van zijn privégegevens, die op 29 september 2023 kennelijk beschikbaar zijn gesteld aan de kantoorgenoot van verweerder, mr. K.

 

3. VERWEER

3.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd.

3.2 Van klager, net als van andere wederpartijen, is een relatiekaart opgenomen in het Basenet systeem van zijn kantoor, waaronder het van klager zelf in 2015 en via diens advocaat in 2018 ontvangen privé e-mailadres. Voor het verwerken van de persoonsgegevens van klager, waaronder diens privé e‑mailadres, bestond volgens verweerder ook een grondslag. Dat mailadres werd gebruikt tussen de betrokken partijen in diverse communicatie. Na het arrest van 17 december 2019 zijn nog wat werkzaamheden verricht, zodat de wettelijke bewaartermijn van dat dossier nog loopt sinds eind december 2019. Bovendien heeft klager geen verzoek ingediend om zijn privé e-mailadres geheim of vertrouwelijk te behandelen of uit het Basenet systeem van kantoor te verwijderen.

3.3 Verweerder betwist dat hij zelf aan zijn kantoorgenoot het privé e-mailadres van klager ter beschikking heeft gesteld, het zijn gegevens in het systeem van zijn kantoor. Bij het invullen van de ter beschikking gestelde gegevens door de nieuwe cliënten van mr. K heeft het secretariaat een nieuw dossier aangelegd. Daarbij zijn bij het invullen van de gegevens, de gegevens van klager naar voren gekomen als eerdere wederpartij. Het systeem heeft de relatiekaart van klager, met daarop zijn privé e-mailadres, gekoppeld aan het nieuwe dossier van mr. K. Ook voert verweerder nog aan dat hij van mr. K heeft vernomen dat haar cliënten zelf ook al bekend waren met het privé e-mailadres van klager.

 

4. BEOORDELING

4.1 Het is vaste rechtspraak van het Hof van Discipline dat een advocaat zich dient te onthouden van handelingen waardoor het vertrouwen in de advocatuur als zodanig wordt geschaad, en zich te allen tijde dient te onthouden van een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Dergelijk handelen is immers in strijd met de in artikel 46 van de Advocatenwet omschreven normen. Uitgangspunt is dat een advocaat moet handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsbeoefenaar mag worden verwacht (vergelijk Hof van Discipline 28 september 2020, ECLl:NL:TAHVD:2020:200).

4.2 Naar het oordeel van de voorzitter is niet komen vast te staan dat verweerder in strijd met enige regelgeving de hem bekende persoonsgegevens van klager als wederpartij, waaronder ook diens privé e-mailadres, heeft verwerkt in zijn dossier als ook in het digitale systeem van zijn kantoor. Uit de stukken is verder niet gebleken dat klager aan verweerder in 2015 of op een later moment kenbaar heeft gemaakt dat zijn privé e‑mailadres vertrouwelijk moest worden behandeld dan wel dat deze na afsluiting van het dossier gewist of verwijderd moest worden. Evenmin is de voorzitter uit de stukken gebleken dat verweerder omstreeks 29 september 2023 aan mr. K het privé e-mailadres van klager beschikbaar heeft gesteld. Aannemelijk is dat mr. K niet alleen door de koppeling van de nieuwe zaak van haar cliënten tegen klager in het Basenet systeem maar ook via haar cliënten zelf op de hoogte is gekomen van het privé e-mailadres van klager. Van schending van de privacyrechten van klager door verweerder is dan ook naar het oordeel van de voorzitter geen sprake geweest, zodat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt treft.

4.3 Op grond van het vorenstaande zal de voorzitter deze klacht tegen verweerder dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. G.F. van den Berg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2024.

 

Griffier                                                                     Voorzitter

 

Verzonden op: 13 mei 2024