Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-05-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2024:72
Zaaknummer
24-260/DB/LI
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. De voorzitter is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder de grenzen van de aan hem, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden. Kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 23 mei 2024
in de zaak 24-260/DB/LI
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief van 10 april 2024 met kenmerk K23-089 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Klager heeft een geschil (gehad) met mevrouw H, zijnde een zuster van verweerder. Het geschil had betrekking op het door klager inhouden van een bedrag van € 150,00 op de door hem aan mevrouw H terugbetaalde borg na beëindiging van de tussen klager en mevrouw H gesloten huurovereenkomst. Omdat mevrouw H van mening was dat klager het bedrag van € 150,00 ten onrechte had ingehouden heeft zij zich voor rechtsbijstand gewend tot verweerder. 1.2 Verweerder heeft klager bij e-mail van 21 september 2022 gesommeerd om het bedrag van € 150,00 uiterlijk op 26 september 2022 aan mevrouw H over te maken, bij gebreke waarvan klager in rechte zou worden betrokken. 1.3 Klager heeft niet op de e-mail van 21 september 2022 gereageerd en heeft niet aan de sommatie voldaan. Verweerder heeft bij e-mail van 27 september 2022 een rappel aan klager gestuurd, waarbij hij klager heeft gesommeerd om alsnog uiterlijk op 30 september 2022 te betalen. 1.4 Op 3 oktober 2022 heeft klager tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende: Verweerder heeft de grenzen van de aan hem toekomende vrijheid van handelen overschreden.
Toelichting: Verweerder heeft zijn positie als advocaat misbruikt vanwege familiebelangen. De situatie had zich niet voorgedaan met een advocaat die niet ook de broer van de wederpartij was (belangenverstrengeling). Verweerder heeft zeer vermoedelijk niet de regels in acht genomen ten aanzien van een minimale redelijke vergoeding/opdrachtbevestiging. Het evenwicht tussen partijen is geschaad en de kwestie is onnodig gejuridiseerd. Verweerder heeft het tegenovergestelde gedaan van het zoeken naar een minnelijke regeling.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De voorzitter overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënte te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënte goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënte de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënte dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënte hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënte wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënte strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. 4.2 Klager vermoedt dat verweerder niet de regels in acht heeft genomen ten aanzien van een redelijke vergoeding of het verzenden van een opdrachtbevestiging. De voorzitter overweegt dat het klachtrecht niet in het leven is geroepen voor een ieder, doch slechts voor degene die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn belang is getroffen of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke toetsing is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken. Klager kan gelet op het voorgaande niet klagen over de inhoud van de door verweerder met mevrouw H gemaakte tariefafspraak, noch over de inhoud van de opdrachtbevestiging. De voorzitter zal de klacht in zoverre dan ook kennelijk niet-ontvankelijk verklaren. 4.3 De voorzitter overweegt dat het verlenen van rechtsbijstand aan familieleden niet per definitie ontoelaatbaar is. Wel houdt het optreden door een advocaat voor een naast familielid altijd het risico in dat de advocaat niet voldoende afstand tot de cliënt en tot de zaak heeft. De voorzitter is van oordeel dat in de onderhavige zaak uit de overgelegde stukken evenwel niet is gebleken dat verweerder bij de behandeling van het dossier van mevrouw H onvoldoende distantie heef betracht. Dat verweerder zijn positie als advocaat heeft misbruikt, zich schuldig heeft gemaakt aan belangenverstrengeling of het geschil onnodig heeft gejuridiseerd is naar het oordeel van de voorzitter evenmin gebleken. Het was de taak van verweerder om de belangen van mevrouw H te behartigen en om in dat verband de vordering van mevrouw H op klager te incasseren. In verband met de incasso van de vordering van mevrouw H stond het verweerder vrij om aan klager sommaties te sturen, daarin een betalingstermijn op te nemen en aan klager een gerechtelijke procedure in het vooruitzicht te stellen indien betaling zou uitblijven. Dat verweerder niet (eerst) heeft geprobeerd om een regeling in der minne tot stand te brengen kan hem niet tuchtrechtelijk worden verweten. Een wederpartij kan niet verlangen dat een advocaat in elke situatie tracht een regeling in der minne te treffen. Dit is ter vrije beoordeling van de advocaat en zijn cliënt. Het is begrijpelijk dat klager de ontvangst van de sommaties als onprettig heeft ervaren, maar dat betekent nog niet dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De voorzitter is van oordeel dat uit de overgelegde stukken niet is gebleken dat verweerder de belangen van klager onnodig of onevenredig zonder redelijk doel heeft geschaad. 4.4 De voorzitter komt tot de slotsom dat op basis van de overgelegde stukken niet is gebleken dat verweerder de grenzen van de aan hem, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden. Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
- de klacht, voor zover deze betrekking heeft op klagers vermoeden dat verweerder niet de regels in acht heeft genomen ten aanzien van een redelijke vergoeding of het verzenden van een opdrachtbevestiging, met toepassing van artikel 46j lid 1 aanhef en sub b Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk; - de klacht voor het overige, met toepassing van artikel 46j lid 1 aanhef en sub c Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber- van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 23 mei 2024