Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-05-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2024:137

Zaaknummer

24-259/AL/MN

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over voormalig eigen advocaat. Kwaliteit dienstverlening. Op grond van het klachtdossier kan niet worden vastgesteld dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerder heeft klaagster uitgelegd waarom hij de opdracht van klaagster heeft neergelegd en dat heeft verweerder bovendien tijdig en zorgvuldig gedaan. Klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 21 mei 2024 in de zaak 24-259/AL/MN naar aanleiding van de klacht van:

 

klaagster

over

verweerder

 

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) van 11 april 2024 met kenmerk Z 2281161/FB/SD. 

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1    Begin augustus 2023 heeft de politie beslag gelegd op zes honden van klaagster. In dat kader is ook een strafzaak gestart over dierenmishandeling waar klaagster van wordt verdacht. Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een klaagschriftprocedure tegen het gelegde beslag als bedoeld in artikel 552a Wetboek van Strafvordering.  1.2    Op 17 augustus 2023 heeft verweerder namens klaagster een klaagschrift ingediend bij de rechtbank Midden-Nederland. In het klaagschrift verzoekt verweerder de rechtbank namens klaagster om het Openbaar Ministerie te gelasten het gelegde beslag op de honden op te heffen en teruggave van de honden aan klaagster te gelasten. Als bijlagen bij het klaagschrift zijn onder meer een verklaring van een ex-vriend van klaagster en een verklaring van een vriendin van klaagster bijgevoegd.  1.3    Op 29 augustus 2023 heeft de rechtbank het klaagschrift op zitting behandeld. Klaagster en verweerder waren hierbij aanwezig. 1.4    Op 21 september 2023 heeft verweerder klaagster gemaild dat hij zijn opdracht neerlegt vanwege een ontstane vertrouwensbreuk. In zijn e-mail heeft verweerder onder meer het volgende opgemerkt: Voorafgaand aan de behandeling van het klaagschrift heb ik u uitgebreid gesproken op de rechtbank. Ik heb op voorhand aangegeven dat de behandeling van het klaagschrift alleen gaat over de teruggave van uw honden. (…) Ik heb u daarom geadviseerd om uw verhaal te beperken tot de inbeslagname. Het stond u vrij om dat advies niet op te volgen.

Tijdens de zitting heeft u hierover vragen gesteld aan de rechter die u zaak behandelde. De rechter heeft daarbij aangegeven dat het klopt dat de behandeling van het klaagschrift onvoldoende ruimte biedt om uw hele verhaal te doen. Toch heeft de rechter u uitgebreid in de gelegenheid gesteld om uw verhaal te doen. De rechter gaf aan op 3 oktober uitspraak te doen. Ik heb u aangegeven dat deze uitspraak schriftelijk is.

Ik heb na de behandeling van het klaagschrift nog een tweetal e-mails naar de rechtbank gestuurd op uw uitdrukkelijke verzoek. Een e-mail met uw verzoek om de uitspraak mondeling te behandelen en een e-mail waarin ik vraag om een reactie op dat verzoek, met daarbij nog stukken die u mij na de behandeling van het klaagschrift heeft toegestuurd.

Gelet op het voorgaande is het mij niet duidelijk waarom u meent dat ik onvoldoende voor u heb gedaan. Daarnaast merk ik nog het volgende op.

Na de behandeling van het klaagschrift bleef u mij e-mails en WhatsAppberichten sturen. Ik heb u erop gewezen dat ik mij onheus bejegend voelde door de toon van uw berichten. Ik heb echter op dat moment de verdediging nog niet neergelegd, omdat ik had voor uw situatie. Ik heb u wel gewezen op uw recht op een second opinion, waarbij u aangaf dat u wilde dat ik het werk afmaakte.

Inmiddels heeft u een klacht ingediend bij de orde van advocaten. Dat is uw goed recht, maar dat betekent dat ik u niet langer kan verdedigen in zowel de klaagschriftprocedure als in uw strafzaak. Ik zal mij derhalve onttrekken als uw advocaat. Dat betekent dat ik u niet langer zal bijstaan vanwege de ontstane vertrouwensbreuk.

1.5    Op 22 september 2023 heeft klaagster verweerder gemaild: ‘(…) denk niet dat je zomaar wegkomt ik heb nog geen klacht ingediend maar als je doorgaat dan gebeurt het w. Je heb de boel verziekt en jij zorgt voor een goede afsluiting’

1.6    Op 25 september 2023 heeft verweerder klaagster gemaild: ‘U heeft aangegeven dat u geen klacht heeft ingediend. Ik heb de verdediging neergelegd en mij reeds onttrokken bij de rechtbank, gelet op de vertrouwensbreuk die is ontstaan. Ik kan u niet langer bijstaan, ook niet onder dreiging van een klacht. Volledigheidshalve merk ik nog op dat in de klaagschriftprocedure alleen nog uitspraak dient te worden gedaan en er daarin verder geen termijnen meer lopen. Desalniettemin adviseer ik u nogmaals een andere advocaat in te schakelen, temeer omdat u waarschijnlijk ook nog inhoudelijk gehoord zal worden door de politie over de verdenking.’

1.7    Bij beschikking van 10 oktober 2023 heeft de rechtbank het beklag ongegrond verklaard. 1.8    Op 20 november 2023 heeft klaagster bij de deken een klacht over verweerder ingediend.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende: a)    verweerder heeft de zaak van klaagster niet zorgvuldig behandeld door voorafgaand aan de zitting geen voorbespreking te houden, door haar het spreekrecht tijdens de zitting te ontnemen, door geen getuigen ter zitting te horen dan wel toe te staan en door niet alle relevante informatie tijdens de zitting naar voren te brengen. Volgens klaagster is verweerder tekortgeschoten in haar verdediging en heeft zij haar honden door verweerder niet teruggekregen; b)    verweerder heeft de opdracht op onjuiste gronden neergelegd. Volgens klaagster was geen sprake van een vertrouwensbreuk en had zij ook nog geen klacht over verweerder ingediend toen hij zich als advocaat onttrok.  2.2    De voorzitter zal hierna, waar nodig, bij de beoordeling op de klachtonderdelen ingaan.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerder voert verweer tegen de klacht en betwist dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. In dat verband voert verweerder aan dat hij klaagster diverse malen via WhatsApp en telefoon uitgebreid heeft gesproken en dat hij klaagster een half uur voorafgaand aan de zitting heeft gesproken. Volgens verweerder heeft hij klaagster het beperkte karakter van de klaagschriftprocedure uitgelegd en heeft de rechter klaagster tijdens de zitting toegestaan om te zeggen wat zij wilde zeggen. Verder betwist verweerder aan dat hij informatie heeft achtergehouden. In dat kader wijst verweerder erop dat klaagster ermee heeft ingestemd dat na de zitting nog stukken naar de rechtbank zijn  gestuurd.  Tot slot voert verweerder aan dat hij zijn werkzaamheden voor klaagster heeft beëindigd, nadat klaagster hem op 20 september 2023 had gemaild dat zij een klacht over hem heeft ingediend. In het licht van eerdere uitlatingen van klaagster leverde dat volgens verweerder een onherstelbare vertrouwensbreuk op.  3.2    De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4    BEOORDELING

Toetsingskader 4.1    De klacht gaat in alle onderdelen over verweerder als voormalig advocaat van klaagster. De tuchtrechter heeft mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling houdt de tuchtrechter rekening met de vrijheid die de advocaat heeft bij de wijze waarop hij een zaak behandelt en met keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld. Die eisen houden in dat zijn werk moet voldoen aan de professionele standaard binnen de beroepsgroep. Nu binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden, toetst de tuchtrechter of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijke bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Klachtonderdeel a) is kennelijk ongegrond 4.2    Met klachtonderdeel a) verwijt klaagster verweerder dat hij haar zaak niet zorgvuldig heeft behandeld door voorafgaand aan de zitting geen voorbespreking te houden, door haar het spreekrecht tijdens de zitting te ontnemen, door geen getuigen ter zitting te horen dan wel toe te staan en door niet alle relevante informatie tijdens de zitting naar voren te brengen. 4.3    De voorzitter kan op grond van het klachtdossier niet vaststellen dat verweerder tijdens zijn bijstand aan klaagster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerder heeft toegelicht dat hij in aanloop naar de zitting en ook voorafgaand aan de zitting contact met klaagster heeft gehad en dat hij haar de mogelijkheden heeft voorgehouden die zij binnen het (beperkte) kader van de klaagschriftprocedure heeft om haar verhaal bij de rechter te doen. Deze toelichting wordt in de stukken van klaagster bevestigd. Daarin merkt klaagster immers op dat zij van verweerder op de zitting geen brief mocht voorlezen en dat zij de rechter heeft verteld dat zij van verweerder niet mocht spreken. De voorzitter leidt hieruit af dat klaagster en verweerder elkaar voorafgaand aan de zitting hebben gesproken. 4.4    Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerder klaagster haar spreekrecht tijdens de zitting bij de rechtbank heeft afgenomen. Verweerder heeft toegelicht dat hij klaagster het karakter van de klaagschriftprocedure heeft uitgelegd en dat voor de behandeling van het klaagschrift minder tijd wordt gepland dan voor de inhoudelijke strafzaak over de verdenking van dierenmishandeling. De voorzitter kan deze toelichting volgen. Bovendien blijkt uit de stukken van klaagster dat zij tijdens de zitting alsnog door de rechter in de gelegenheid is gesteld om haar verhaal te doen en dat klaagster daar ook gebruik van heeft gemaakt. 4.5    Tot slot is het de voorzitter niet gebleken dat verweerder tijdens de zitting getuigen had moeten horen dan wel heeft geweigerd om getuigen te laten horen en dat hij informatie heeft achtergehouden die van belang was voor de klaagschriftprocedure. Verweerder had al een klaagschrift met bijlagen ingediend waarin alle beschikbare en voor de klaagschriftprocedure relevante informatie is opgenomen inclusief twee verklaringen van een ex-vriend en van een vriendin van klaagster. Uit de toelichting van verweerder, die klaagster onvoldoende concreet heeft weersproken, blijkt dat hij het klaagschrift met klaagster heeft besproken en dat zij daarna zonder voorbehoud akkoord is gegaan met de verzending van het klaagschrift aan de rechtbank. Klaagster heeft ook niet voldoende concreet gemaakt welke getuigen volgens haar ter zitting nog gehoord hadden moeten worden, voor zover dat binnen de klaagschriftprocedure al mogelijk zou zijn geweest. Klaagster heeft evenmin duidelijk gemaakt welke informatie verweerder tijdens de zitting niet aan de rechtbank zou hebben gegeven. 4.6    Het feit dat de rechtbank het klaagschrift uiteindelijk ongegrond heeft verklaard en klaagster haar honden niet heeft teruggekregen, betekent niet meteen dat verweerder klachtwaardig heeft gehandeld. Het is uiteindelijk de rechtbank die op grond van de informatie van de officier van justitie en het klaagschrift heeft besloten dat de honden niet aan klaagster worden teruggegeven, verweerder is bij die beslissing niet betrokken geweest. Klachtonderdeel a) is daarom kennelijk ongegrond.  Klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond 4.7    Met klachtonderdeel b) verwijt klaagster verweerder dat hij de opdracht van klaagster op onjuiste gronden heeft neergelegd. 4.8    De voorzitter stelt voorop dat een advocaat zich moet terugtrekken als tussen hem en zijn cliënte een verschil van mening bestaat over de wijze waarop de opdracht moet worden uitgevoerd en dit geschil niet in onderling overleg kan worden opgelost. Als een advocaat besluit een hem verstrekte opdracht neer te leggen, moet hij dat op zorgvuldige wijze doen en moet hij ervoor zorgen dat zijn cliënte daarvan zo min mogelijk nadeel ondervindt. 4.9    De voorzitter is in deze zaak van oordeel dat verweerder niet tuchtrechtelijk kan worden verweten dat hij zijn werkzaamheden voor klaagster heeft beëindigd. Verweerder heeft in zijn e-mail van 21 september 2023 uitvoerig aan klaagster uitgelegd waarom hij de opdracht van klaagster heeft neergelegd. Dat heeft verweerder bovendien tijdig en zorgvuldig gedaan. De klaagschriftprocedure was met de beschikking van de rechtbank geëindigd en klaagster had nog voldoende tijd om een andere advocaat in te schakelen om haar bij te staan in de strafzaak en dat heeft verweerder haar ook geadviseerd. Daarbij merkt de voorzitter op dat verweerder, ongeacht of klaagster voorafgaand aan 21 september 2023 wel of niet bij de deken over verweerder had geklaagd, gehouden was de opdracht neer te leggen omdat hij op grond van zijn contact met klaagster had geconcludeerd dat klaagster geen vertrouwen meer in hem had. Klachtonderdeel b) is dan ook kennelijk ongegrond.  

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2024.

Griffier             Voorzitter

 

Verzonden op : 21 mei 2024