Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-05-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2024:71

Zaaknummer

24-301/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. De voorzitter is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerster de grenzen van de aan haar, in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch  van 23 mei 2024

in de zaak 24-301/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

over:

 

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief van 29 april 2024 met kenmerk K23-076 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken), van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 15 en van de nagekomen e-mail met bijlage van klager van 9 mei 2024.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Op 24 juli 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland een klacht ingediend over mrs. S en V, kantoorgenoten. De klachten zijn doorgezonden aan de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden en aldaar in behandeling genomen onder de zaaknummers 20-665/AL/GLD en 20-666/AL/GLD. De klachten zijn op de zitting van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 22 maart 2021 gevoegd behandeld.  1.2    De raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden heeft op 17 mei 2021 in de beide zaken een beslissing gegeven. In de beslissing over de tegen mr. V ingediende klacht (kenmerk 20-666/AL/GLD) is de klacht van klager voor wat betreft de klachtonderdelen b), c), d) en e) gegrond en de klachtonderdelen a) en f) ongegrond verklaard. Aan mr. V is de maatregel van een waarschuwing opgelegd. Verder is verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht, reiskosten en proceskosten. 1.3    Mr. V heeft zich voor rechtsbijstand gewend tot verweerster, die op 16 juni 2021 hoger beroep heeft ingesteld tegen de beslissing van de raad. Mr. S heeft tegen de beslissing van de raad van 17 mei 2021 met kenmerk 20-665/AL/GLD geen hoger beroep ingesteld.  1.4    Verweerster heeft als bijlage bij de appelmemorie Whatsappberichten tussen klager en mr. S in het geding gebracht.  1.5    Verweerster is op 31 augustus 2022 op eigen verzoek geschrapt van het tableau. 1.6    Bij beslissing van 15 september 2023 (kenmerk 210196) heeft het Hof van Discipline de beslissing van de raad deels vernietigd en geoordeeld dat de klachtonderdelen b en e ongegrond zijn en klachtonderdeel d gedeeltelijk ongegrond.  1.7    Op 24 september 2023 heeft klager bij verweerster een klacht ingediend. Verweerster heeft klager bij e-mail van 3 oktober 2023 uitgenodigd voor een gesprek met mrs. V en S en verweerster. Klager is op die uitnodiging niet ingegaan. 1.8    Op 1 november 2023 heeft klager tegen verweerster een klacht ingediend bij de deken. 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende: 

1.    Verweerster heeft niet gereageerd op de klacht die klager op 24 september 2023 bij haar heeft ingediend;

2.    Verweerster heeft klager niet geïnformeerd over haar uitschrijving;  

3.    Verweerster heeft in de procedure bij het Hof van Discipline zonder klagers toestemming WhatsAppberichten tussen klager en mr. S in het geding gebracht, terwijl die berichten uitermate privacygevoelige informatie bevatten, die volstrekt irrelevant was voor het door verweerster gevoerde verweer.  

 

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4    BEOORDELING  

4.1    De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De voorzitter overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënte te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënte goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënte de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënte dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënte hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënte wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënte strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. 4.2     Klachtonderdeel 1 – niet reageren op klacht 24 september 2023     De voorzitter overweegt dat op grond van artikel 46 Advocatenwet advocaten aan tuchtrechtspraak zijn onderworpen ter zake – onder meer – handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Verweerster is op 31 augustus 2022 op eigen verzoek geschrapt van het tableau. Aan de tuchtrechter komt geen bevoegdheid toe om een oordeel te geven over het handelen en nalaten van verweerster van na die datum. De voorzitter zal op grond van het voorgaande met toepassing van artikel 46j lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet beslissen dat de raad kennelijk onbevoegd is ter zake klachtonderdeel 1. 4.3    Klachtonderdeel 2 – niet informeren over uitschrijving     Vast staat dat verweerster klager niet heeft geïnformeerd over haar uitschrijving. Er is geen rechtsregel die voorschrijft dat een advocaat, die zijn praktijk beëindigt, wederpartijen van cliënten daarover moet informeren. Verweerster kan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt van het feit dat zij klager niet heeft geïnformeerd over haar uitschrijving. Klachtonderdeel 2 is kennelijk ongegrond.  4.4    Klachtonderdeel 3 – in het geding brengen WhatsAppberichten     Verweerster heeft gemotiveerd toegelicht waarom zij de WhatsAppberichten in het geding heeft gebracht. Verweerster heeft in dat verband naar voren gebracht dat zij de WhatsAppberichten in het geding heeft gebracht ter onderbouwing van het standpunt van mr. V dat de raad van discipline klachtonderdeel b, inhoudende dat de taakverdeling tussen mrs. V en S niet duidelijk was, ten onrechte gegrond had verklaard. Omdat het in het kader van de behartiging van de belangen van mr. V van belang was om de context te schetsen, zijn de WhatsAppberichten in zijn geheel overgelegd, waarbij zij de voor het verweer van mr. V relevante passages heeft gearceerd, aldus verweerster.  4.5    De voorzitter overweegt als volgt. Vast staat dat de WhatsAppberichten die verweerster in het geding heeft gebracht zien op berichten van eind december 2018 tot medio april 2019. Tevens staat vast dat de door verweerster gearceerde passages betrekking hebben op hetgeen in de klachtprocedure tegen mr. V aan de orde was. De voorzitter is van oordeel dat het verweerster in het kader van de behartiging van de belangen van mr. V vrij stond om de WhatsAppberichten in het geding te brengen. Verweerster had daarvoor niet de toestemming van klager nodig. Mr. V mocht zich bij de deken en de tuchtrechter verweren tegen de klacht van klager en mocht daarbij gebruik maken van de communicatie tussen klager en zijn kantoorgenoot mr. S. Het beroepsgeheim noch klagers recht op privacy verzetten zich daartegen. Verweerster mocht op haar beurt in haar hoedanigheid van advocaat van mr. V in de procedure bij de tuchtrechter een beroep doen op die communicatie. Dat naast de gearceerde passages ook andere passages, die weinig zakelijk van aard waren, leesbaar waren, maakt naar het oordeel van de voorzitter niet dat verweerster de grenzen van de aan haar toekomende vrijheid heeft overschreden. Immers, verweerster heeft gemotiveerd toegelicht dat het in het belang van mr. V was om de context te schetsen, zodat met het overleggen van die passages een redelijk doel werd gediend terwijl niet is gebleken dat klager door het in het geding brengen van die passages is benadeeld.  4.6    De voorzitter komt tot de slotsom dat op basis van de overgelegde stukken niet is gebleken dat verweerster de grenzen van de aan haar, in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden. Op grond van het voorgaande zal de voorzitter klachtonderdeel 2 kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart: 

-    met toepassing van artikel 46j lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet, de raad kennelijk onbevoegd ter zake klachtonderdeel 1; -    de klachtonderdelen 2 en 3, met toepassing van artikel 46j lid 1 aanhef en sub c Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber- van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op  23 mei 2024.

 

Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 23 mei 2024