Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-05-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2024:136

Zaaknummer

24-227/AL/GLD

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen stafjurist. Verweerder heeft een deel van het onderzoek naar klagers klacht gedaan. Hij heeft daarbij niet opgetreden op eigen titel, maar alleen namens en onder verantwoordelijkheid van de deken. Klacht daarom kennelijk niet ontvankelijk.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 21 mei 2024 in de zaak 24-227/AL/GLD naar aanleiding van de klacht van:

 

klager 

over

verweerder

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 22 maart 2024 met kenmerk K23/102. 

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Op 30 mei 2022 heeft klager bij de deken van het arrondissement Midden-Nederland een klacht ingediend tegen mr. A.  1.2    Verweerder is stafjurist en klachtbehandelaar bij de Orde van Advocaten Midden-Nederland en heeft klagers klacht behandeld. 1.3    Op 2 juni 2022 heeft verweerder, namens de deken, de ontvangst van de klacht aan klager bevestigd en geschreven dat hij naar verwachting in de week van dinsdag 7 juni op de kwestie zal terugkomen.  1.4    Op 23 juli 2022 heeft klager gevraagd naar de status van de klacht en de gehanteerde tijdsplanning. 1.5    Op 29 juli 2022 heeft verweerder, namens de deken, de klacht aan mr. A doorgestuurd met het verzoek om reactie. Klager heeft een cc van dit bericht ontvangen.  1.6    Op 19 augustus 2022 heeft mr. A uitstel gevraagd voor zijn reactie, waarop verweerder, namens de deken, per omgaande heeft bevestigd daarmee akkoord te gaan. Klager heeft een cc van verweerders bericht ontvangen. Klager heeft diezelfde dag per e-mail zijn verwondering uitgesproken over het aan mr. A verleende uitstel.  1.7    Op 9 september 2022 heeft mr. A inhoudelijk gereageerd op klagers klacht.  1.8    Op 23 september 2022 heeft klager zijn repliek ingediend.  1.9    Op 19 oktober 2022 heeft mr. A verzocht om uitstel voor het indienen van zijn dupliek. Op 20 oktober 2022 heeft verweerder, namens de deken, het verzochte uitstel verleend.  1.10    Op 21 oktober 2022 heeft klager gereageerd en onder meer aangegeven dat hij het gevoel heeft dat hij als klager niet serieus wordt genomen.  1.11    Op 9 november 2022 heeft mr. A zijn dupliek ingediend.  1.12    Op 23 november 2023 heeft verweerder, namens de deken, in een e-mail aan klager en mr. A geschreven dat hij een bespreking wil inplannen, onder andere om de mogelijkheid te onderzoeken om tot een (gedeeltelijke) minnelijke regeling te komen. 1.13    Op 19 december 2022 heeft verweerder, namens de deken, aan klager en mr. A bericht dat hij de zaak, krachtens de bevoegdheid op grond van artikel 46c lid 4 van de Advocatenwet, heeft verwezen naar mr. X, lid van de Raad van de Orde in het arrondissement Midden-Nederland. 1.14    Diezelfde dag heeft mr. X klager en mr. A uitgenodigd voor een bemiddelingsgesprek op 3 februari 2023. Het gesprek is niet doorgegaan doordat mr. X nog een afspraak op hetzelfde tijdstip had gepland. Het bemiddelingsgesprek is verplaatst naar 23 maart 2023. Het gesprek heeft niet tot een oplossing van de klacht geleid.  1.15    Op 24 maart 2023 heeft verweerder, namens de deken, aan klager en mr. A bericht dat het klachtonderzoek is gesloten en dat klager, indien hij zijn klacht wenst voor te leggen aan de Raad van Discipline, het griffierecht dient te voldoen. 1.16    Op 3 april 2023 heeft klager het griffierecht voldaan. Op 14 april 2023 is door een secretaresse van de Orde van Advocaten Midden-Nederland bevestigd dat het griffierecht is voldaan en dat verweerder zal zorgen voor doorzending van het klachtdossier aan de Raad van Discipline. Vermeld is dat de doorzending enige tijd kan duren. 1.17    Op 27 mei 2023 heeft klager in een e-mail aan verweerder onder meer geschreven dat hij nog geen reactie heeft ontvangen.  1.18    Diezelfde dag heeft klager bij het Hof van Discipline een klacht ingediend over (onder meer) verweerder. Op 23 juni 2023 heeft de voorzitter van het Hof van Discipline de deken van het arrondissement Midden-Nederland aangewezen voor onderzoek en behandeling van de klacht.  1.19    Het klachtdossier tegen mr. A is op 3 juli 2023 ter kennis gebracht van de Raad van Discipline. 

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    zich niet aan de in artikel 46d lid 3 van de Advocatenwet omschreven tijdsperiode van drie maanden te houden. Toelichting: verweerder heeft klager niet op deze termijn gewezen. De doorlooptijd van het klachtonderzoek tegen mr. A was één jaar en toen was er nog steeds geen rapportage bij klager aangeleverd. b)    zich schuldig te maken aan beroepsgroep bescherming. Toelichting: verweerder heeft zich niet gehouden aan artikel 46d Advocatenwet en heeft daardoor de mogelijkheid gecreëerd om mr. A te beschermen tegen een beslissing waarmee hij van het tableau gehaald kan worden. Het aan mr. A verleende uitstel was in het voordeel van mr. A. Door uitstel te verlenen aan een advocaat kan de betreffende advocaat een beslissing op de klacht uitstellen. Verder heeft klager op 3 april 2023 het griffierecht voldaan, maar is de klacht pas op 3 juli 2023 (na een vraag van klager op 2 juli 2023) naar de Raad van Discipline gezonden. Verweerder heeft alle mogelijkheden aangegrepen om klager dwars te liggen en de advocaat te beschermen. 2.2    Klager is in de kern ontevreden over de behandeling van en/of het onderzoek naar zijn klacht tegen mr. A door de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland, onder meer door de ontstane vertraging.

 

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

4    BEOORDELING

4.1    Klagers klacht is primair gericht tegen de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland. De voorzitter overweegt dat alleen advocaten, en niet de Orde, op grond van artikel 46 Advocatenwet aan tuchtrechtspraak onderworpen zijn. De klacht is daarom aangemerkt als een klacht tegen de door klager in zijn klacht genoemde personen, waaronder verweerder.  4.2    Verweerder heeft, namens de deken, een deel van het onderzoek naar klagers klacht gedaan. Hij heeft daarbij niet opgetreden op eigen titel, maar alleen namens en onder verantwoordelijkheid van de deken van de Orde van Advocaten Midden-Nederland. Klager had zijn klacht dan ook moeten richten tegen de deken. De klacht tegen verweerder is om die reden kennelijk niet-ontvankelijk. 

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:  de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. M. Jansen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2024.

 

Griffier         Voorzitter

 

Verzonden op : 21 mei 2024