Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-05-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2024:135
Zaaknummer
24-226/AL/GLD
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen een lid van de Raad van de Orde. Verweerster heeft een deel van het onderzoek naar klagers klacht gedaan. Zij heeft daarbij niet opgetreden op eigen titel, maar alleen namens en onder verantwoordelijkheid van de deken. Klacht daarom kennelijk niet ontvankelijk.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 21 mei 2024 in de zaak 24-226/AL/GLD naar aanleiding van de klacht van:
klager
over
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) van 22 maart 2024 met kenmerk K 23/101.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1 Op 30 mei 2022 heeft klager bij de deken van het arrondissement Midden-Nederland een klacht ingediend tegen mr. A. Mr. X, stafjurist en klachtbehandelaar, heeft de klacht namens de deken onderzocht. 1.2 Bij e-mail van 23 november 2023 heeft mr. X aan klager en mr. A geschreven dat hij een bespreking wil inplannen, onder andere om de mogelijkheid te onderzoeken om tot een (gedeeltelijke) minnelijke regeling te komen. 1.3 Op 19 december 2022 heeft mr. X aan klager en mr. A bericht dat hij de zaak, krachtens de bevoegdheid op grond van artikel 46c lid 4 van de Advocatenwet, heeft verwezen naar verweerster, lid van de Raad van de Orde in het arrondissement Midden Nederland. 1.4 Op 19 december 2022 heeft verweerster klager en mr. A per e-mail uitgenodigd voor een bemiddelingsgesprek op 3 februari 2023. 1.5 Op 3 februari 2023 waren klager en mr. A aanwezig voor het bemiddelingsgesprek. Het gesprek is niet doorgegaan omdat verweerster nog een afspraak op hetzelfde tijdstip gepland had. 1.6 Op 7 februari 2023 heeft klager in een e-mail aan onder meer verweerster zijn ongenoegen geuit over de procedure en de daarin ontstane vertraging. 1.7 Het bemiddelingsgesprek heeft vervolgens op 23 maart 2023 plaatsgevonden. Het gesprek heeft niet tot een oplossing van de klacht geleid. 1.8 Op 27 mei 2023 heeft klager bij het Hof van Discipline een klacht ingediend over (onder meer) verweerster. Op 23 juni 2023 heeft de voorzitter van het Hof van Discipline de deken van het arrondissement Midden-Nederland aangewezen voor onderzoek en behandeling van de klacht.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) zich schuldig te maken aan beroepsgroep bescherming. Toelichting: verweerster heeft zich niet gehouden aan artikel 46d van de Advocatenwet, waardoor de mogelijkheid is gecreëerd om mr. A te beschermen tegen een beslissing waarmee mr. A van het tableau kan worden gehaald. b) niet integer en vertrouwenswaardig te handelen. Toelichting: verweerster is een collega van mr. A en was daardoor niet onafhankelijk. Tijdens het bemiddelingsgesprek is gebleken dat verweerster niet onafhankelijk in het gesprek stond. 2.2 Klager is in de kern ontevreden over de behandeling van en/of het onderzoek naar zijn klacht tegen mr. A door de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland, onder meer door de ontstane vertraging.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 Klagers klacht is primair gericht tegen de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland. De voorzitter overweegt dat alleen advocaten, en niet de Orde, op grond van artikel 46 Advocatenwet aan tuchtrechtspraak onderworpen zijn. De klacht is daarom aangemerkt als een klacht tegen de door klager in zijn klacht genoemde personen, waaronder verweerster. 4.2 Verweerster heeft, namens de deken, een deel van het onderzoek naar klagers klacht gedaan. Zij heeft daarbij niet opgetreden op eigen titel, maar alleen namens en onder verantwoordelijkheid van de deken van de Orde van Advocaten Midden-Nederland. Klager had zijn klacht dan ook moeten richten tegen de deken. De klacht tegen verweerster is om die reden kennelijk niet-ontvankelijk.
BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.
Aldus beslist door mr. M. Jansen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 mei 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op : 21 mei 2024