Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-05-2024

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2024:137

Zaaknummer

240067 en 240079

Inhoudsindicatie

Klager is niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep omdat hij in het beroepschrift noch elders in de gedingstukken uiteen heeft gezet op welke gronden de beslissing van de raad onjuist zou zijn (artikel 56 lid 3 Advocatenwet).

Uitspraak

        Beslissing van 17 mei 2024 in de zaken 240067 en 240079

    naar aanleiding van het hoger beroep van:

 

    klager

 

    tegen:

 

    verweerder

 

1    DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

 

1.1     Het hof verwijst naar de beslissing van 29 januari 2024 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort ‘s-Gravenhage (zaaknummers     23-654/DH/DH en 23-655/DH/DH). In deze beslissing zijn de klachten van klager gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard. De beslissing is onder nummer ECLI:NL:TADRSGR:2024:25 op tuchtrecht.nl gepubliceerd. 

 

2    DE PROCEDURE BIJ HET HOF

 

2.1    Het beroepschrift van klager tegen de beslissing van de raad is op 28 februari 2024 (per e-mail) ontvangen door de griffie van het hof. Op 7 maart 2024 ontving het hof van de gemeente Den Haag het (ook) aldaar ingediende beroep van klager tegen de beslissing van de raad.

2.2    Verder bevat het dossier van het hof: -    de stukken van de raad;  -    de e-mail van 8 maart 2024 van klager waarin hij verwijst naar de bijgevoegde beslissing van de raad.    2.3    De zaak is in raadkamer behandeld.

 

3    BEOORDELING

 

3.1    Het beroep van klager is niet-ontvankelijk, omdat de motivering van het beroep ontbreekt. Het hof licht dit als volgt verder toe. 

3.2    In artikel 56 van de Advocatenwet is bepaald dat binnen 30 dagen na verzending van de beslissing van de raad beroep kan worden ingesteld met een met redenen omklede memorie. 

3.3    De raad heeft de beslissing op 29 januari 2024 naar partijen gestuurd. Dit betekent dat klager tot en met 28 februari 2024 de     

3.4    Op 28 februari 2024 heeft klager een beroepschrift ingediend. Klager heeft geschreven dat hij zijn beroep nader wenst te motiveren op een zitting. Hij heeft daarmee miskend dat een beroep binnen de termijn van 30 dagen voorzien moet zijn van een motivering (zie HvD 19 december 2016, 160214 (ECLI:NL:TAHVD:2016:243) en 160221 (ECLI:NL:TAHVD:2016:242)). De advocatenwet biedt geen mogelijkheid om beroep in te stellen en de motivering van dat beroep op later tijdstip (dan de termijn van 30 dagen) aan te vullen, bijvoorbeeld op een zitting.  .  

 

4    BESLISSING

 

Het Hof van Discipline:

4.1    verklaart het beroep van klager niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. M.S.A. van Dam en G.C. Endedijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Tijs, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2024.  

griffier    voorzitter             

De beslissing is verzonden op 17 mei 2024.