Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-05-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2024:123
Zaaknummer
23-557/AL/MN
Zaaknummer
23-560/AL/MN
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 13 mei 2024
in de gelijktijdig behandelde zaken 23-557/AL/MN en 23-560/AL/MN
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissingen van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 16 oktober 2023 op de klacht van:
klager
over
verweerder
1. Verloop van de procedure
1.1 Op 4 augustus 2022 en 24 januari 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) klachten ingediend over verweerder.
1.2 Op 9 en 15 augustus 2023 heeft de raad de klachtdossiers met kenmerken Z 2035461/HH/SD en Z 2198333/HH/SD van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissingen van 16 oktober 2023 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de eerste klacht kennelijk ongegrond verklaard en de tweede klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De beslissingen zijn op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 13 november 2023 heeft klager verzet ingesteld tegen beide beslissingen van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 15 maart 2024 . Daar was klager bij aanwezig. Verweerder is met kennisgeving niet verschenen. Op de zitting heeft klager het woord gevoerd mede aan de hand van spreekaantekeningen en een tijdlijn van de jaren 2021, 2022 en 2023.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd, van het verzetschrift en van de spreekaantekeningen en tijdlijn.
2. VERZET
De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager het niet eens is met de beslissingen van de voorzitter. Klager stelt dat er lessen te leren zijn van deze zaak. In het verzetschrift en tijdens het pleidooi gaat klager (met veel woorden) in op zijn rechtszaak in eerste instantie en in hoger beroep en het advies wat hij naar aanleiding van de uitspraak in hoger beroep bij een cassatieadvocaat heeft verkregen. Klager betoogt dat er fouten zijn gemaakt door verweerder onder meer doordat hij de door de wederpartij gestelde feiten onvoldoende heeft betwist.
3. feiten en klachtEN
3.1 Uit het verzetschrift, de spreekaantekeningen en de verklaringen van klager op de zitting is de raad niet gebleken dat klager zich op het standpunt stelt dat de voorzitter onjuiste feiten aan zijn beslissingen ten grondslag heeft gelegd. Het lag op de weg van klager om concreet aan te geven welke van de door de voorzitter vastgestelde feiten volgens hem onjuist zijn en waarom. Klager heeft dat nagelaten en daarom gaat de raad uit van de juistheid van de door de voorzitter (in beide beslissingen onder 1.1. t/m 1.10) vastgestelde feiten.
3.2 Voor de omschrijving van de klachten verwijst de raad naar de beslissingen van de voorzitter.
4. BEOORDELING
Nagekomen productie van klager
4.1 Klager heeft op de mondelinge behandeling bij de raad een aan hem gerichte brief van een cassatieadvocaat van 12 september 2023 overgelegd. Dat is buiten de in artikel 2.4.2. van het procesreglement (van de raden van discipline) voorgeschreven termijn. Deze brief behoort daarom niet tot het klachtdossier.
In het verzet
4.2 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
In zaak 23-557/AL/MN
4.3 De raad overweegt dat klagers verzetschrift en toelichting ter zitting met name zien op de onderliggende rechtszaak in twee instanties en dat verweerder zijn werk niet goed heeft uitgevoerd en zijn werk niet had mogen neerleggen. Klager geeft niet aan in welke zin de voorzitter een onjuiste maatstaf heeft toegepast en of niet rekening gehouden heeft met alle relevante feiten en omstandigheden. Het verwijt dat klager verweerder maakt dat hij de door de wederpartij gestelde feiten onvoldoende heeft betwist, wat volgens klager oorzaak is van tegen hem onterecht toegewezen vorderingen, ziet weliswaar op feiten maar dit betreft de feiten in de onderliggende procedure(s) en niet de door de voorzitter vastgestelde feiten.
4.4 De raad is op grond van het verzetschrift en de toelichting ter zitting van oordeel dat de verzetgronden van klager niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval.
In zaak 23-560/AL/MN
4.5 De gronden voor het verzet in deze zaak komt in essentie neer op de verzetsgronden tegen de beslissing in zaak 23-557/AL/MN. De raad is daarom van oordeel dat de voorzitter de klacht in zaak 23-560/AL/MN terecht op grond van artikel 46g lid 1, aanhef en onder a Advocatenwet niet-ontvankelijk heeft geacht.
In beide zaken
4.6 Omdat het verzet tegen de beslissingen van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klachten. De raad zal het verzet in beide zaken daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet in de zaken 23-557/AL/MN en 23-560/AL/MN ongegrond.
Aldus beslist door mr. M. Jansen , voorzitter, mr. S.M. Bosch-Koopmans en mr. S.H.G. Swennen , leden, bijgestaan door mr. S.J. Velsink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op : 13 mei 2024