Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-05-2024
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2024:134
Zaaknummer
230128
Inhoudsindicatie
Het betreft hier een klacht tegen de eigen advocaat. Klager stelt zich op het standpunt dat verweerster klachtwaardig heeft gehandeld door hem bewust foutief te informeren over de geplande zittingsdatum. Volgens klager heeft verweerster doen voorkomen dat haar verhinderdata door de rechtbank waren goedgekeurd, waardoor klager in de veronderstelling verkeerde dat de zitting na haar vakantie zou plaatsvinden. Dit bleek achteraf niet het geval te zijn, omdat de zitting in de vakantie van verweerster viel. Daarnaast zou verweerster een second opinion van een onafhankelijke psychiater hebben tegengewerkt. Bekrachtiging beslissing raad. Klacht ongegrond. De mededeling van verweerster aan klager dat de rechtbank rekening zou houden met haar verhinderdata, is onhandig geweest gelet op de wijze waarop klager die mededeling heeft begrepen, maar daarmee heeft verweerster niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld. Verweerster heeft ook meegewerkt aan het door klager gewenste onderzoek (second opinion).
Uitspraak
van 13 mei 2024 in de zaak 230128
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerster
gemachtigde: mr. M.A.M. Euverman
1 INLEIDING
1.1 Het betreft hier een klacht tegen de eigen advocaat. Klager stelt zich op het standpunt dat verweerster klachtwaardig heeft gehandeld door hem bewust foutief te informeren over de geplande zittingsdatum. Klager stelt onder verwijzing naar de e-mail en een transscript van het telefoongesprek van partijen van diezelfde dag dat verweerster heeft laten weten dat zij op vakantie was van 15 juli tot en met 15 augustus 2022 en dat de rechtbank met haar verhinderdata rekening zou houden bij het plannen van de zitting. Volgens klager heeft verweerster daarmee doen voorkomen dat haar verhinderdata door de rechtbank waren goedgekeurd, waardoor klager in de veronderstelling verkeerde dat de zitting na haar vakantie zou plaatsvinden. Dit bleek achteraf niet het geval te zijn omdat de zitting op 4 augustus 2022 werd gepland en in de vakantie van verweerster viel. Daarnaast zou verweerster een second opinion van een onafhankelijke psychiater hebben tegengewerkt.
1.2 Het hof zet eerst het verloop van de procedure bij de raad en het hof uiteen. Vervolgens zet het hof het volgende op een rij: de feiten, de klacht en de beoordeling van de raad. Daarna volgen de redenen waarom klager in beroep is gekomen en hoe het hof daarover oordeelt.
2 DE PROCEDURE
Bij de raad van discipline
2.1 De Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (hierna: de raad) heeft in de zaak tussen klager en verweerder (zaaknummer: 22-858/A/A) een beslissing gewezen op 1 mei 2023. In deze beslissing is de klacht van klager in al haar onderdelen ongegrond verklaard.
2.2 Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRAMS:2023:90 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
Bij het hof van discipline
2.3 Het beroepschrift van klager tegen de beslissing is op 10 mei 2023 ontvangen door de griffie van het hof.
2.4 Verder bevat het dossier van het hof: - de stukken van de raad; - de aanvullende stukken van klager, door de griffie van het hof ontvangen op 22 juni 2023; - het verweerschrift van verweerster van 8 september 2023; - de e-mailwisseling tussen de griffier van het hof en klager naar aanleiding van de door hem aangeleverde stukken. 2.5 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 18 maart 2024. Daar zijn verweerster en haar gemachtigde verschenen. Zij hebben hun standpunten naar voren gebracht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen op zitting besproken.
3 FEITEN
3.1 Het hof stelt de volgende feiten vast.
3.2 In een brief van 8 juni 2022 heeft de stichting GGZ inGeest aan klager meegedeeld dat de officier van justitie heeft besloten om voor klager een zorgmachtiging voor te bereiden. 3.3 Bij brief van 9 juni 2022 heeft verweerster aan klager meegedeeld dat zij in verband met de aangekondigde aanvraag tot een zorgmachtiging als advocaat aan klager is toegevoegd. Verweerster heeft vervolgens telefonisch contact met klager gehad over de zaak. Klager en verweerster waren vervolgens in afwachting van de indiening van een verzoekschrift bij de rechtbank Amsterdam en een datum waarop dat verzoek ter terechtzitting zou worden behandeld. 3.4 Op 13 juli 2022 heeft verweerster bij de rechtbank geïnformeerd of er al een zorgmachtiging was ingediend. Nadat zij van de rechtbank de mededeling had ontvangen dat dit niet het geval was, heeft verweerster bij e-mail van 13 juli 2022 aan klager meegedeeld dat zij van 15 juli 2022 tot en met 15 augustus 2022 vanwege vakantie afwezig is en dat de rechtbank daarvan op de hoogte is. Klager heeft in reactie daarop diezelfde dag per e-mail aan verweerster gevraagd of de rechtbank akkoord is met de verhinderdata van verweerster. Klager en verweerster hebben daarna nog telefonisch contact gehad. Op de vraag van klager of de rechtbank akkoord was met die verhinderdata heeft verweerster onder meer geantwoord: ‘’nou ze weten dat ik verhinderd ben en daarmee houden ze rekening met het plannen van een zitting’’ 3.5 In een e-mail van 14 juli 2022 heeft verweerster namens klager aan bureau P(..) de opdracht gegeven om een onderzoek te doen naar de vraag of bij klager sprake is van een psychische stoornis en zo ja, welke. 3.6 Bij brief van 15 juli 2022 heeft de officier van justitie aan verweerster meegedeeld dat diezelfde dag een verzoekschrift voor een zorgmachtiging bij de rechtbank Amsterdam is ingediend. 3.7 In de daarop volgende periode heeft klager contact opgenomen met de rechtbank Amsterdam. Klager is daarbij meegedeeld dat de zitting op 4 augustus 2022 was gepland. 3.8 Op 20 juli 2022 is verweerster, terwijl zij verbleef op haar vakantieadres in Spanje, door de griffie van de rechtbank Amsterdam op haar mobiele nummer gebeld met de mededeling dat door de officier van justitie een verzoekschrift was ingediend, dat de rechtbank de mondelinge behandeling daarvan op 4 augustus 2022 wilde plannen en is haar gevraagd of dit voor verweerster mogelijk was. Verweerster heeft in reactie daarop aan de rechtbank gevraagd om de mondelinge behandeling na 11 augustus 2022 te plannen. 3.9 In de middag van 20 juli 2022 ontving verweerster een e-mail van advocaat mr. X, waarin deze meedeelde dat klager haar had benaderd met de vraag om de behandeling van de zaak over te nemen en dat zij de rechtbank had gevraagd om het dossier van klager naar haar te sturen. Diezelfde dag heeft klager bij de deken een klacht over verweerster ingediend.
4 KLACHT
4.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster: a) dat zij ten onrechte aan klager heeft meegedeeld dat de rechtbank rekening zal houden met de verhinderdata van verweerster. b) dat zij klager heeft tegengewerkt bij het aanvragen van een second opinion.
5 BEOORDELING RAAD
Ten aanzien van klachtonderdeel a)
5.1 De raad is van oordeel dat de mededeling van verweerster aan klager op 13 juli 2022 dat de rechtbank rekening zou houden met haar verhinderdata, onhandig is geweest gelet op de wijze waarop klager die mededeling heeft begrepen, maar dat verweerster ten opzichte van klager niet heeft gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De raad heeft klachtonderdeel daarmee ongegrond verklaard.
Ten aanzien van klachtonderdeel b)
5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel b) is de raad van oordeel dat verweerster heeft meegewerkt aan het door klager gewenste onderzoek. Verweerster heeft in dat kader toegelicht dat zij met klager de verschillende opties voor een onderzoek heeft besproken en dat zij daarbij aan klager heeft geadviseerd de rechtbank te verzoeken om een second opinion uit te laten voeren, zodat de kosten van dat onderzoek door de rechtbank zouden worden gedragen en niet door klager zelf. Verder heeft klager niet betwist dat verweerster op 14 juli 2022 bij P(..) namens klager een onderzoek naar de geestesgesteldheid van klager heeft aangevraagd. Gelet hierop is de raad van oordeel dat ook klachtonderdeel b) ongegrond is.
6 BEROEPSGRONDEN EN VERWEER
Beroepsgronden klager
6.1 Klager is in beroep gekomen tegen de ongegrondverklaring van zijn klacht door de raad en voert hiertegen – kort en zakelijk weergegeven – de volgende gronden aan.
6.2 Volgens klager zou verweerster zijn aanvraag voor een onafhankelijke psychiater hebben belemmerd, waardoor hij het idee kreeg dat verweerster hem niet heeft willen helpen. Verder meent klager dat verweerster zich niet aan de regels van de beroepsorganisatie heeft gehouden. Verweerster heeft nagelaten klager op de hoogte te stellen van het feit dat zij op de dag van de zitting niet aanwezig zou zijn en zou worden waargenomen door een collega. Verweerster had dit met klager moeten bespreken. Klager voelde zich opgelicht, nu verweerster heeft aangegeven dat zij alsnog via een videoverbinding of telefonisch aan de zitting kon deelnemen. Klager wilde dit niet. Verweerster heeft klager onjuist geïnformeerd en (ten onrechte) gezegd dat alles goed zou komen.
Beroepsgronden verweerder
6.3 Verweerster verzoekt het hof de beslissing van de raad te bekrachtiging. Ter onderbouwing heeft zij het volgende aangevoerd.
- klachtonderdeel a) 6.4 Verweerster zet om te beginnen – in hoofdlijnen – de procedure van een zorgmachtiging uiteen. Zij houdt het hof voor dat, ook wanneer de officier van justitie zijn voornemen kenbaar maakt om een zorgmachtiging aan te vragen, het niet zo is dat de aanvraag ook daadwerkelijk wordt ingediend. De officier van justitie kan van een zorgmachtiging afzien naar aanleiding van een door de betrokkene ingediende plan van aanpak. Verder voert verweerster aan dat zij op 15 juli 2022 niet bekend was met de brief van 15 juli 2021 (het hof begrijpt: 15 juli 2022), omdat zij de brief pas op 19 juli 2022 per e-mail van haar secretaresse heeft ontvangen en hier niet eerder dan op 20 juli 2022 kennis van heeft genomen. Verweerster is diezelfde dag ook door de griffier van de rechtbank Amsterdam gebeld met het bericht dat er een verzoekschrift was ingediend en dat de rechtbank voornemens was om op 4 augustus 2022 een zitting te plannen. Verweerster wilde dit met klager bespreken, maar voordat zij dit kon doen had klager verweerster al laten weten dat hij een klacht tegen haar zou indienen. Ook ontving verweerster op die dag een verzoek tot overname van de nieuwe advocaat van klager.
- klachtonderdeel b) 6.5 Verweerster voert aan dat zij klager heeft gewezen op de mogelijkheid van een second opinion. Daarbij heeft zij klager ook voorgehouden dat het aanvragen van een second opinion – buiten de rechtbank om – kosten meebrengt die voor eigen rekening komen. Klager is hiermee akkoord gegaan en heeft de aanvraag via de rechtbank niet willen afwachten. Verweerster heeft hierop een onderzoek bij P(..) aangevraagd. Van het belemmeren van een second opinion / oordeel van een onafhankelijke psychiater is derhalve geen sprake.
7 BEOORDELING HOF
Geen intrekking hoger beroep door klager 7.1 Klager heeft op 18 maart 2024 – tijdens de behandeling van deze zaak door het hof – de griffie telefonisch medegedeeld dat hij ‘ermee stopt (..)’. Verder heeft hij de griffie laten weten dat hij ervan uitgaat dat het hof in het voordeel van verweerster zal oordelen en dat hij ziek is.
7.2 Nu er naar het oordeel van het hof geen sprake is van een duidelijke en ondubbelzinnige intrekking van het hoger beroep door klager, heeft het hof de behandeling van de zaak voortgezet.
Geen nieuwe klachten in hoger beroep
7.3 De beoordeling in hoger beroep is beperkt tot de klachtomschrijving, voor zover die aan de raad is voorgelegd in eerste aanleg, en partijen beroep instellen tegen het oordeel van de raad daarover. Nieuwe verwijten en klachten over verweerder moeten eerst worden ingediend bij de deken (art. 46c lid 1 Advw), zodat de deken daarnaar onderzoek kan doen voordat de klacht aan de tuchtrechter wordt voorgelegd. Daar waar klager nieuwe klachten tegen verweerster heeft geformuleerd – zoals bijvoorbeeld het verwijt dat verweerster de spelregels van de Orde van Advocaten zou hebben overtreden – zal het hof deze klachten buiten beschouwing laten. In zoverre is het beroep van klager niet-ontvankelijk.
Niet terugkomen op klachtomschrijving raad
7.4 Klager heeft aangevoerd dat de raad zijn klacht niet volledig heeft behandeld en dat zijn klacht uit minimaal 7 punten bestaat. Klager verzoekt het hof om alle stukken die hij heeft ingebracht als zijn klacht tegen verweerster te beschouwen.
7.5 Ook deze kwestie kan in hoger beroep niet meer aan de orde komen. Het hof overweegt dat uit de wet volgt dat de deken de ingediende klacht en de resultaten van zijn onderzoek ter kennis van de raad brengt (artikel 46e Advw). De klachtomschrijving wordt vervolgens vastgesteld door de raad aan de hand van de omschrijving van de klacht zoals deze bij de deken is ingediend en zoals deze uit het onderzoek door de deken blijkt. Tegen deze achtergrond bezien is het hof van oordeel dat de door klager ingediende stukken slechts dienen ter onderbouwing van zijn klacht en geen zelfstandige klachten behelzen.
7.6 Nu de raad de klachtomschrijving correct heeft vastgesteld, zal het hof die klachtonderschrijving hierna als uitgangspunt nemen.
Maatstaf
7.7 Bij de beantwoording van de vraag of een advocaat zich betamelijk heeft gedragen als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet hanteert het hof als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Het hof toetst of de advocaat heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijke bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Deze toets geldt omdat er binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden.
Overwegingen hof
7.8 Het hof ziet op basis van de beroepsgronden, die een herhaling van de eerder door klager ingenomen standpunten inhouden, en het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan die van de raad. Het hof acht de beslissing van de raad voldoende gemotiveerd en sluit zich hierbij aan.
Slotsom
7.9 Het hof verwerpt het hoger beroep van klager en zal de beslissing van de raad bekrachtigen.
8 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van 1 mei 2023 van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, gewezen onder nummer 22-858/A/A.
Deze beslissing is gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. K.H.A. Heenk en E.C. Gelok, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Bor, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2024.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 13 mei 2024.