Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-05-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2024:65

Zaaknummer

24-091/DB/OB

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing. Klacht van advocaat over advocaat. Vast staat dat verweerder klager tot twee maal toe “dom” heeft genoemd. Nadat  verweerder eerst tegen klager zelf had gezegd  “Ben jij nou echt zo dom”, heeft verweerder vervolgens tegen (de vertegenwoordigers van) klagers cliënte gezegd  “Gefeliciteerd met jullie domme advocaat”.  Deze kwalificaties zijn onnodig grievend en ongepast in het verkeer tussen advocaten. In het algemeen bevordert een dergelijke communicatie, (mede)  gericht op de persoon van de advocaat, niet de oplossing van een geschil tussen de cliënten van de raadslieden en levert het ook geen bijdrage aan een sfeer van onderlinge welwillendheid en vertrouwen. De raad is van oordeel dat verweerder zich, door de genoemde kwalificaties te bezigen, niet heeft gedragen zoals een behoorlijk handelend advocaat betaamt. Verweerder heeft voor zijn handelen aan klager zijn excuses aangeboden. Deze ontnemen evenwel niet het tuchtrechtelijk verwijtbare karakter aan verweerders optreden. De klacht is gegrond. Voor wat betreft de op te leggen maatregel weegt de raad in het voordeel van verweerder mee, dat hij aan klager zijn excuses heeft aangeboden. In het nadeel van verweerder weegt de raad mee, dat hij reeds meerdere malen tuchtrechtelijk is veroordeeld. De raad acht in dezen oplegging van een berisping passend en geboden.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 6 mei 2024

in de zaak 24-091/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

over:

verweerder gemachtigde:  mr M. Boender-Radder

 

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 10 juli 2023 heeft klager tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: “de deken”).

1.2    Op 5 februari 2024 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 48|23|080K van de deken ontvangen. 

1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 25 maart 2024. Verschenen zijn klager en verweerder, die werd bijgestaan door mr. B.  

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier. 

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    In een arbeidsgeschil tussen werkgever W en werknemer L heeft klager als advocaat de werkgever bijgestaan en verweerder de werknemer. Op 6 juli 2023 heeft in het kader van dat geschil bij het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch een mondelinge behandeling plaatsgevonden. 

2.3    Tijdens de schorsing van de mondelinge behandeling hebben op de gang van het gerechtsgebouw onderhandelingen plaatsgevonden.  Op enig moment heeft verweerder tegen klager gezegd: “Ben jij nou echt zo dom”. Klager heeft daarop het gesprek met verweerder beëindigd. Verweerder is vervolgens achter klager aangelopen en heeft tegen (de vertegenwoordigers van) klagers cliënte gezegd: “Gefeliciteerd met jullie domme advocaat”.  

2.4    Op 10 juli 2023 heeft klager tegen verweerder een klacht ingediend bij de deken. 

2.5    Bij brief aan klager van 25 juli 2023 heeft verweerder het verweten handelen erkend en aan klager zijn excuses aangeboden. 

 

3    KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:     Verweerder heeft niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt en heeft zich onnodig grievend over klager uitgelaten, zowel rechtstreeks jegens klager als richting klagers cliënte. Aldus heeft verweerder de gedragsregels 7 en 8 overtreden.

 

4    VERWEER 

4.1    Verweerder heeft het verweten handelen erkend en heeft aan klager zijn excuses aangeboden. 

 

5    BEOORDELING

5.1    De raad stelt voorop dat een goede beroepsuitoefening binnen de advocatuur is gediend met een onderlinge verhouding tussen advocaten die berust op welwillendheid en vertrouwen. Daarom worden advocaten geacht zich te onthouden van al wat hun onderlinge verhouding kan verstoren. Uitlatingen die naar algemeen spraakgebruik als grievend of kwetsend moeten worden aangemerkt behoren advocaten in hun zakelijk verkeer achterwege te laten. 5.2    Vast staat dat verweerder klager tot twee maal toe “dom” heeft genoemd. Nadat  verweerder eerst tegen klager zelf had gezegd  “Ben jij nou echt zo dom”, heeft verweerder vervolgens tegen (de vertegenwoordigers van) klagers cliënte gezegd  “Gefeliciteerd met jullie domme advocaat”.  Deze kwalificaties zijn onnodig grievend en ongepast in het verkeer tussen advocaten. In het algemeen bevordert een dergelijke communicatie, (mede)  gericht op de persoon van de advocaat, niet de oplossing van een geschil tussen de cliënten van de raadslieden en levert het ook geen bijdrage aan een sfeer van onderlinge welwillendheid en vertrouwen. 5.3    De raad is van oordeel dat verweerder zich, door de genoemde kwalificaties te bezigen, niet heeft gedragen zoals een behoorlijk handelend advocaat betaamt. Verweerder heeft voor zijn handelen aan klager zijn excuses aangeboden. Deze ontnemen evenwel niet het tuchtrechtelijk verwijtbare karakter aan verweerders optreden. De klacht is gegrond. 

 

6    MAATREGEL

6.1    Verweerder heeft zich onnodig grievend over klager uitgelaten, zowel rechtstreeks jegens klager als richting klagers cliënte. Voor wat betreft de op te leggen maatregel weegt de raad in het voordeel van verweerder mee, dat hij aan klager zijn excuses heeft aangeboden. In het nadeel van verweerder weegt de raad mee, dat hij reeds meerdere malen tuchtrechtelijk is veroordeeld. De raad acht in dezen oplegging van een berisping passend en geboden.

 

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING 

7.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.

7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten: a) €   50,- reiskosten van klager; b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en c) € 500,- kosten van de Staat. 

7.3    Verweerder moet het bedrag van € 50,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door. 

7.4    Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

 

BESLISSING

De raad van discipline: - verklaart de klacht gegrond;  -    legt aan verweerder de maatregel van berisping op; -    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager; op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.1; -        veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;  -    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.

 

Aldus beslist door  mr. E. Loesberg, voorzitter, mrs. M.M.C. van de Ven, J.A. Bloo, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – van de Langenberg als griffier en uitgesproken op 6 mei 2024.

 

Griffier    Voorzitter

 

Verzonden op: 6 mei 2024