Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-04-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2024:80

Zaaknummer

23-911/A/A

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing; Gegronde klacht van een advocaat over een advocaat. Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door contact op te nemen met de minderjarige cliënt van klager op het moment dat klager bijstand verleende aan deze minderjarige cliënt. Daarmee heeft zij gedragsregel 25 lid 1 geschonden. De raad ziet aanleiding te volstaan met een gegrondverklaring zonder oplegging van een maatregel, nu verweerster zelf heeft erkend dat zij anders had moeten handelen en voor haar handelwijze haar verontschuldigingen heeft aangeboden.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 29 april 2024 in de zaak 23-911/A/A naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

over:

 verweerster gemachtigde mr. C.H. van Keulen 

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1    Op 29 augustus 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster. 1.2    Op 27 december 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2261854/JS/KV van de deken ontvangen.  1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 18 maart 2024. Daarbij waren aanwezig klager en verweerster, met haar gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. 

 

2    FEITEN 2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2    Op 30 mei 2023 heeft verweerster om 10:40 uur een piketmelding ontvangen van de minderjarige J.S. (hierna: S) vanwege een verdenking van winkeldiefstal. Verweerster heeft S op het politiebureau bijgestaan en tijdens het verhoor kwam ter sprake dat er nog een openstaande zaak was waarin S werd verdacht van een straatroof.  2.3    Halverwege de middag (van 30 mei 2023) is verweerster gebeld door het team ZSM van het Arrondissementsparket Amsterdam (hierna het Arrondissementsparket) en vernam zij dat beide zaken op de kinderrechterzitting van 7 september 2023 om 11:05 uur ingepland zouden worden. Verweerster heeft telefonisch gevraagd welke advocaat zich had gesteld voor de andere zaak (de straatroof). Dit bleek klager te zijn.  2.4    Verweerster heeft vervolgens S in het cellencomplex gebeld en hem gevraagd van welke advocaat hij bijstand wenste. Zij heeft na afloop van dit gesprek per e-mail van 30 mei 2023 (15:39 uur) aan een medewerker van het Arrondissementsparket geschreven:   “Zoals telefonisch zojuist besproken ben ik op 7 september beschikbaar. Ik heb [S] net gesproken en hij wenst dat ik hem op 7 september in beide zaken bijsta. Ik moet nog wel een officieel overnameverzoek doen aan [klager] maar de dagvaarding kan wat mij betreft zo snel mogelijk aan [S] uitgereikt worden zodat hij heengezonden kan worden.” 2.5    Op 30 mei 2023 (om 15:52 uur) heeft verweerster een overnameverzoek gestuurd aan klager. Zij schrijft hierin: “Vanochtend had ik in mijn piket [S]. Er is door ZSM een dagvaarding aan hem uitgereikt voor een kinderrechterzitting op 7 september 2023 om 11:05 uur. Ik begreep dat er tevens nog een andere zaak openstaa[t] waarvoor u gesteld staat. Ik heb [S] gevraagd of hij wenst [dat] u hem in beide zaken zal gaan bijstaan of mijn bijstand wenst. [S] heeft aan[ge]geven dat hij graag wil dat ik hem in beide zaken zal bijstaan. Ik verzoek u mij vriendelijk te berichten of u hiertegen bezwaar heeft.” 2.6    Einde van die dag is verweerster gebeld door de moeder van S, omdat zij van klager had vernomen dat haar zoon was aangehouden.  2.7    Klager heeft verweerster bij e-mail van 31 mei 2023 (09:54 uur) als volgt geantwoord op haar overnameverzoek van 30 mei 2023:  “Gisteren heb ik het verzoek bij moeder voorgelegd. Zij heeft de kwestie met [S] besproken en mij vervolgens aangegeven dat zij en [S] graag willen dat ik de belangen van [S] blijf behartigen. Aannemende dat u tegen een en ander geen bezwaar hebt, zal ik mij eveneens stellen in de zaak van de winkeldiefstal waarvoor cliënt gisteren een dagvaarding uitgereikt heeft gekregen.” 2.8    Bij e-mail van 31 mei 2023 (09:58 uur) heeft verweerster gereageerd dat zij het niet netjes vond dat klager de moeder van S had gebeld, zonder dat S hiervoor toestemming had gegeven. S wilde volgens verweerster namelijk niet dat zijn moeder op de hoogte gesteld zou worden van de aanhouding. Verweerster meldde eerst S te willen spreken voordat zij akkoord zou gaan met klagers verzoek.  2.9    Klager heeft hierop bij e-mail van 31 mei 2023 (10:18 uur) geantwoord dat hij niet wist dat S niet wilde dat zijn moeder op de hoogte gesteld zou worden en dat het bovendien gaat om een minderjarige waarbij per definitie ouders op de hoogte gesteld dienen te worden van vervolging en berechting. Verweerster heeft hierop geantwoord bij e-mail van 31 mei (10:29 uur):  “Dan nog is het niet aan u om zijn moeder van een strafzaak op de hoogte te stellen waar ik op dat moment bij ben betrokken. [S] heeft expliciet aangegeven dat hij niet wilde dat zijn moeder gebeld zou worden. U weet daar op dat moment niets vanaf en hoort niet zonder toestemming van mij of [S] zijn moeder te bellen. Dat weet u zelf ook. Ik heb [S] gesproken, hij wil liever mijn bijstand, maar zijn moeder wil uw bijstand en hij luistert naar zijn moeder. Succes ermee.” 2.10    Bij e-mail van 31 mei 2023 heeft klager een stelbrief aan het Arrondissementsparket gestuurd (inzake het dossier: winkeldiefstal). Hij schrijft dat hij zich (ook) als advocaat stelt in deze (tweede) strafzaak van S en vraagt om toezending van het dossier.   2.11    Op 31 juli 2023 heeft verweerster S een WhatsApp-bericht gestuurd, waarin zij schrijft:  “Beste [S], ik krijg nu alle stukken binnen in beide strafzaken. Kennelijk heeft [klager] zich nog niet bekend gemaakt als jouw advocaat voor de zitting op 7 september. Kan dat kloppen?”  2.12    Naar aanleiding van dit bericht heeft verweerster S ook telefonisch gesproken en heeft S aangegeven dat hij verweersters bijstand wenste en nog geen contact had gehad met klager.  2.13    Op 17 augustus 2023 heeft verweerster de moeder van S een WhatsApp-bericht gestuurd waarin verweerster aangeeft dat zij nog altijd alle stukken ontving in de winkeldiefstalzaak, omdat klager zich niet als advocaat had gesteld. Ook heeft verweerster in dit bericht aan de moeder van S aangegeven dat zij van S had begrepen dat klager nog geen contact met S had gehad en heeft zij gevraagd wat zij op 7 september 2023 wilden zodat er actie kon worden ondernomen. 2.14    De moeder van S heeft vervolgens op 17 augustus 2023 per WhatsApp-bericht aan klager gevraagd of hij ook de winkeldiefstalzaak van S behandelde of dat het de bedoeling is dat verweerster deze zaak zou behandelen. Klager heeft haar geantwoord dat hij S die dag zou bellen om de zaak door te nemen en dat hij S op de zitting van 7 september 2023 zou bijstaan. De moeder van S heeft hierop laten weten dat zij van verweerster had begrepen dat zij S had gesproken en dat S wilde dat verweerster hem als advocaat bijstond.   2.15    Op 18 augustus 2023 heeft verweerster klager over de behandeling van de strafzaken van S een e-mail gestuurd. Hierin schrijft zij hem:  “Eerder hebben wij contact gehad over [S]. U zou zijn strafzaak overnemen, maar ik krijg tot op heden alle stukken toegestuurd vanuit [Arrondissementsparket], waardoor ik ervan uitging dat u nog niet gesteld bent. Ik heb [S] enkele weken geleden gevraagd of hij inmiddels contact met u had gehad omdat u hem zou bijstaan op 7 september en ik dus alle stukken toegestuurd krijg. Hij gaf aan dat dit niet het geval was. Ook zijn moeder berichtte mij dat zij nog niets van u had vernomen over de zitting op 7 september. Zijn moeder gaf gister te kennen dat zij om die reden graag alsnog ziet dat ik [S] op 7 september in beide zaken bijsta. Ik realiseer me dat dit een ongebruikelijke gang van zaken is en ik absoluut niet van dit 'getouwtrek' hou, maar [S] en zijn moeder wensen de zaak tijdig voor te bereiden en bij hen is ook onduidelijkheid ontstaan nu zij aangeven in al die maanden nog niets van u gehoord te hebben. Gelet op hun standpunten zou ik graag de bevestiging van u willen ontvangen dat ik [S] op 7 september zal bijstaan.” 2.16    Bij e-mail van 21 augustus 2023 (10:20 uur) heeft verweerster het Arrondissementsparket in verband met de kinderrechtzitting die op 7 september 2023 voor beide strafzaken van S gepland stond het volgende bericht gestuurd, voor zover relevant: “Op 7 september 2023 staat de kinderrechterzitting van [S] gepland in een tweetal zaken (…) Ik heb begrepen dat zowel [klager] alsook ik als advocaat staan gesteld. Ik zal [S] op 7 september bijstaan, wat met zowel [S] alsook met [klager] is afgestemd. Kunt u [klager] uit het systeem verwijderen als raadsman van [S]?” 2.17    Op 29 augustus 2023 heeft klager bij de deken een klacht over verweerster ingediend.    

 

3    KLACHT 3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster dat zij de (minderjarige) cliënt van klager en de moeder van deze cliënt rechtstreeks heeft benaderd zonder hierover voorafgaand met klager te overleggen, ondanks het gegeven dat klager deze cliënt bijstond.

 

4    VERWEER  4.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

 

5    BEOORDELING 5.1    Ter beoordeling ligt voor of verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door contact op te nemen met S (op 31 juli 2023) en diens moeder (op 17 augustus 2023) op het moment dat S door klager werd bijgestaan en verweerster dit wist of in ieder geval had moeten weten.  5.2    Klager stelt zich op het standpunt dat verweerster op de hoogte was van het feit dat klager S in beide strafzaken bijstond (klager had het dossier immers eerder van verweerster overgenomen). Desondanks heeft verweerster S en diens moeder rechtstreeks benaderd en uiteindelijk daarmee bewerkstelligd dat zij het dossier weer van klager heeft overgenomen. Er was geen reden voor verweerster om S of diens moeder rechtstreeks te benaderen. Verweerster had de door haar gewenste informatie van hem of het Arrondissementsparket kunnen krijgen. 5.3    De raad overweegt het volgende. Vaststaat dat verweerster contact heeft opgenomen met S en diens moeder terwijl S door klager werd bijgestaan. Klager heeft hierin aanleiding gezien om een klacht over verweerster in te dienen. De deken heeft bij de beoordeling van de klacht het toetsingskader van gedragsregel 28 gehanteerd, waaruit volgt dat een advocaat zich er in beginsel van onthoudt om in een lopende zaak een cliënt van een andere advocaat tot de zijne te maken. Op grond van het klachtdossier en met name het verweer van verweerster is het de raad echter niet gebleken dat verweerster S en diens moeder heeft benaderd met de intentie om de zaak over te nemen (ook al was dit uiteindelijk wel het gevolg van haar contact met S en diens moeder). Verweerster heeft toereikend aangevoerd dat zij na overname door klager van de strafzaak betreffende de verdenking van winkeldiefstal, in die zaak nog wel nieuwe stukken van het Arrondissementsparket bleef ontvangen, hetgeen zij vreemd vond omdat dit doorgaans niet meer gebeurt op het moment dat een andere advocaat een zaak heeft overgenomen en zich bij de rechtbank en het Arrondissementsparket heeft gesteld als overnemende advocaat. Verweerster heeft uitsluitend contact gezocht met S omdat zij wilde verifiëren of S voor de reeds geplande zitting van 7 september 2023 wel over de benodigde bijstand beschikte. Zij wilde voorkomen dat S uiteindelijk zonder advocaat op die zitting zou verschijnen. Uit niets is de raad gebleken dat verweerster ook de intentie had de strafzaak van klager over te nemen. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door schending van gedragsregel 28 is gelet hierop dan ook geen sprake.  5.4    Naar het oordeel van de raad valt verweerster wel een tuchtrechtelijk verwijt te maken in verband met het bepaalde in gedragsregel 25 lid 1. In deze gedragsregel is bepaald dat een advocaat een wederpartij, waarvan hij weet dat hij door een advocaat wordt bijgestaan, zich niet anders in verbinding stelt met die wederpartij dan via diens advocaat. Klager heeft verweerster op 31 mei 2023 laten weten dat hij zich eveneens zou stellen in de strafzaak over de winkeldiefstal. Verweerster wist derhalve dat klager S in beide zaken als advocaat zou bijstaan. Toen verweerster hierover begon te twijfelen omdat zij nieuwe stukken over de strafzaken van S bleef ontvangen en de stelbrief van klager in het strafdossier van S over het hoofd had gezien, had het op de weg van verweerster gelegen om hierover met klager, of desnoods met het Arrondissementsparket, contact op te nemen. Door in plaats daarvan rechtstreeks contact op te nemen met S en diens moeder heeft verweerster gedragsregel 25 lid 1 geschonden en daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De klacht is daarmee gegrond. 

 

6    MAATREGEL 6.1    De raad heeft vastgesteld dat verweerster gedragsregel 25 lid 1 heeft geschonden en gelet hierop tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De raad ziet echter aanleiding om te volstaan met een gegrondverklaring zonder oplegging van een maatregel. Verweerster heeft immers zelf uitdrukkelijk erkend dat zij niet met S en diens moeder contact had moeten opnemen, maar met klager of het Arrondissementsparket om te informeren hoe het kon dat verweerster stukken bleef ontvangen en te informeren of S wel over de benodigde bijstand beschikte. Verweerster heeft voor haar handelwijze haar excuses aangeboden en benadrukt dat zij in de toekomst anders zal handelen. Overigens wenst de raad aandacht te vragen voor het bepaalde in gedragsregel 24, dat voorschrijft dat advocaten moeten streven naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen. Niet alleen had verweerster met klager contact moeten opnemen ter zake van deze kwestie, ook had klager op zijn beurt contact kunnen opnemen met verweerster om de ontstane situatie collegiaal te bespreken.   

 

7    GRIFFIERECHT  7.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

 

BESLISSING De raad van discipline: -    verklaart de klacht gegrond; -    bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd;  - veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager.

Aldus beslist door mr. K.M. van Hassel, voorzitter, mrs. F.J.J. Baars en R. Vos, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 april 2024.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 29 april 2024