Rechtspraak
Uitspraakdatum
06-05-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2024:116
Zaaknummer
23-461/AL/MN
Inhoudsindicatie
Verzetbeslissing. Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 6 mei 2024 in de zaak 23-461/AL/MN
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 25 september 2023 op de klacht van:
klager
over
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 26 maart 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2 Op 7 juli 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 2229989/MK/SD van de deken ontvangen. 1.3 Bij beslissing van 25 september 2023 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Op 24 oktober 2023 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. 1.4 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 18 maart 2024. Daarbij was verweerder aanwezig. Klager was, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet aanwezig. 1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in: De beoordeling door de voorzitter is onjuist, onkundig en onvolledig geweest. Daarbij is de beoordeling te simplistisch gesteld. Zo had onder andere bij de voorzitter een lampje moeten gaan branden waarom een voor de cliënt van verweerder nadelige WOO uitspraak is gedaan en had dit nader moeten worden bestudeerd. De adviezen van verweerder zijn van slechte kwaliteit geweest en de voorzitter gaat daaraan voorbij. Tot nu toe heeft nimmer een inhoudelijk onderzoek naar de handel en wandel van verweerder richting zijn cliënt en richting klager plaatsgevonden. Niet door de deken, niet door de raad en niet door het hof. De voorzitter miskent dat verweerder waakzaam had moeten zijn. Veel mensen zijn benadeeld door onder meer het gedrag en houding van verweerder en diens cliënt. Verweerder doet geen onderzoek naar de beweringen van klager en de voorzitter heeft een voorzittersbeslissing gegeven die kant noch wal raakt. 2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond verklaard. 4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline: - verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, voorzitter, mrs. P.Th. Mantel en W.W. Korteweg, leden, bijgestaan door mr. H.P.J. Meijerink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 mei 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op : 6 mei 2024.