Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-04-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2024:67
Zaaknummer
23-870/A/NH
Inhoudsindicatie
Klacht tegen advocaat wederpartij. Na zijn echtscheiding hebben klager en zijn ex-vrouw verschillende juridische procedures tegen elkaar gevoerd. De vrouw werd daarbij bijgestaan door verweerder. Klager heeft een klacht tegen verweerder ingediend, bestaande uit negen klachtonderdelen. Drie klachtonderdelen worden deels gegrond, deels ongegrond verklaard, twee klachtonderdelen zijn gegrond en vier klachtonderdelen ongegrond. De (deels) gegronde klachtonderdelen zien op het gebruik van stukken uit mediation zonder overleg met de wederpartij, het willens en wetens onjuist voorlichten van de rechtbank, het onvoldoende nastreven van een doelmatige behandeling van de zaak, het in de weg staan van een minnelijke oplossing en het onvoldoende in het oog houden van de belangen van klager en deze op ontoelaatbare wijze schenden. Berisping.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 22 april 2024 in de zaak 23-870/A/NH naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder gemachtigde: mr. L. van Leeuwen
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 31 oktober 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2 Op 14 december 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk re/ds/22-582/2139914 van de deken ontvangen. 1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 11 maart 2024. Daarbij waren klager en verweerder met zijn gemachtigde aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.4 Ter zitting heeft klager zijn klacht met drie onderdelen uitgebreid. Verweerder was met deze klachten bekend en heeft geen bezwaar geuit tegen deze aanvulling. 1.5 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 18. Ook heeft de raad kennisgenomen van de op 27 januari 2024 door klager nagezonden stukken.
2 FEITEN 2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.2 Klager is gehuwd geweest. Het huwelijk is duurzaam ontwricht geraakt, waarna klager en zijn ex-vrouw (verder: de vrouw) van elkaar zijn gescheiden. In de aanloop naar de echtscheiding hebben klager en de vrouw een MfN-mediationtraject gevolgd. 2.3 Het mediationtraject heeft geleid tot afspraken tussen klager en de vrouw over de verdeling van het huwelijksvermogen. Deze afspraken zijn op 3 mei 2021 vastgelegd in een echtscheidingsconvenant en nadien gedeeltelijk gewijzigd in een vaststellingsovereenkomst. 2.4 Partijen hebben zich gedurende het hele echtscheidingstraject laten bijstaan door deskundigen, waaronder advocaten, notarissen, financieel adviseurs en fiscalisten. 2.5 Op 26 mei 2021 heeft klager in een e-mailbericht aan een adviseur van de vrouw geschreven: “Als [de vrouw] weigert naar de informatie te kijken dan moet de rechter dat maar doen. Ik wil voorstellen dat we het huidige convenant indienen voor de rechter zodat de scheiding definitief wordt. (...) Het is aan [de vrouw] om ervoor te kiezen om dit proces in te gaan. Als zij daadwerkelijk gelooft dat zij onder druk van mij tot een transactie is gekomen die haar voor miljoenen heeft benadeeld dan moet ze dit ook zeker doen. Als [de vrouw] er niet voor kiest om dit proces in te gaan dan zou het haar sieren als zij naar de buitenwereld rectificeert dat zij onder druk tot een slechte deal voor haar is gekomen: ik bied [de vrouw] hiermee immers alle ruimte om op deze eerder gesloten overeenkomst terug te komen.” 2.6 Op deze e-mail is op 8 juni 2021 als volgt gereageerd namens de vrouw: “Ik heb [de vrouw] gesproken, ze wenst geen mails meer te ontvangen over het openbreken van het convenant of over het verloop van het proces. Ze wil graag dat de overeenkomst zoals is getekend in het convenant wordt uitgevoerd en wil door met haar leven. Om wille van de kinderen zal zij niet overgaan tot het voeren van een proces.[De vrouw] is tevreden met wat zij heeft.” 2.7 Tussen klager en de vrouw is nadien alsnog een geschil ontstaan over de (financiële) afwikkeling van de echtscheiding. Verweerder heeft de vrouw vanaf november 2021 bijgestaan in dit geschil. 2.8 Verweerder heeft namens zijn cliënte de volgende procedures tegen klager en/of de bedrijven die het vermogen van klager en de vrouw bezitten en beheren aanhangig gemaakt: (i) bij dagvaarding van 23 maart 2022 een bodemprocedure, waarin de vrouw vernietiging van het echtscheidingsconvenant en de vaststellingsovereenkomst heeft gevorderd; (ii) bij dagvaarding van 6 juli 2022 een kortgedingprocedure, waarin de vrouw opkomt tegen aandeelhoudersbesluiten waarbij de vrouw als bestuurder van een van de hiervoor genoemde bedrijven is geschorst en klager als bestuurder is benoemd; (iii) bij verzoekschrift van 22 juli 2022 een enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam. 2.9 Deze procedures zijn in eerste aanleg afgerond. De vorderingen/verzoeken van de vrouw zijn steeds niet-ontvankelijk verklaard, dan wel afgewezen. 2.10 Klager heeft ook twee procedures geïnitieerd. Bij verzoekschrift van 3 januari 2022 heeft klager om nakoming van een zorg- en contactregeling verzocht, welk verzoekschrift op 24 januari 2022 is ingetrokken. Bij dagvaarding in kort geding van 30 augustus 2022 heeft klager gevorderd dat de toedeling van een tot de huwelijksgemeenschap behorende woning aan hem zoals in het echtscheidingsconvenant vastgelegd wordt geeffectueerd. Deze vordering is toegewezen. 2.11 In het kader van de procedure waarin de vrouw vernietiging van het echtscheidingsconvenant en de vaststellingsovereenkomst heeft gevorderd [genoemd onder 2.8 sub (i)], heeft verweerder in de dagvaarding van 25 maart 2022 een vermogensopstelling gepresenteerd waaruit zou blijken dat zijn cliënte in de echtscheiding is benadeeld voor meer dan een kwart. Op 3 oktober 2022 en op 13 oktober 2022 heeft verweerder deze berekening herzien, waarbij de conclusie hetzelfde bleef. Klager heeft in de procedure gemotiveerd verweer gevoerd tegen alle drie deze berekeningen. De rechtbank is niet toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van de cijfers. 2.12 Voorafgaand aan de dagvaarding van 25 maart 2022 heeft verweerder op 4 februari 2022 namens de vrouw een bedrag van € 2.137.343,- van klager gevorderd. Bij dit e-mailbericht was een Excel-bestand van verweerder gevoegd van het vermogen per peildatum, waaruit geen benadeling van zijn cliënte bleek. 2.13 Op 28 april 2022 heeft klager een e-mail aan verweerder gezonden met als onderwerp ‘Aanbod tot compensatie en schadevergoeding t.a.v. onderbedeling [de vrouw]’. In dit e-mailbericht schrijft klager: “Uit uw dagvaarding en mijn uitwisseling met uw cliënte gisterochtend blijkt dat zij de oprechte overtuiging heeft dat het mediationproces onzorgvuldig is verlopen en dat zij hierdoor is benadeeld. (...) Ik kan in ieder geval namens mijzelf stellen dat dit nooit mijn intentie is geweest. (...) Maar indien en voor zover er sprake is geweest van een onderbedeling van uw cliënte bij de verdeling van het vermogen per peildatum na schenking dan ben ik het met uw cliënte eens dat dit nooit had mogen gebeuren. In de bijlage doe ik een voorstel tot compensatie alsmede een royale schadevergoeding over deze eventuele onderbedeling. Indien uw berekeningen kloppen dan kan uw cliënte op grond hiervan aanspraak maken op een extra uitkering ter hoogte van 4 miljoen euro netto.”
3 KLACHT 3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende. a) Verweerder laat zich onnodig grievend en respectloos uit over klager en zet de verhoudingen daarmee onnodig op scherp. Buitengewoon kwalijk daarbij is dat verweerder deze kwalificaties baseert op feiten en omstandigheden waarvan verweerder weet dat deze onjuist zijn; b) Verweerder staat een eerlijk proces in de weg door het overtreden van de mediationovereenkomst en verweerder handelt bij herhaling in strijd met de goede procesorde; c) Verweerder informeert de rechtbank en ook zijn cliënte stelselmatig onvolledig en onjuist. Ten aanzien van onder meer de vermogensopstelling, het onderhandelingsproces en de uitvoering verklaart verweerder aantoonbaar doelbewust in strijd met de hem bekende feiten en omstandigheden; d) Verweerder staat een minnelijke oplossing in de weg. Met terugwerkende kracht kan vastgesteld worden dat de huidige positie van zijn cliënte beter zou zijn indien verweerder één van de vele schikkingsvoorstellen (i.i.g. de op uitvoering) van klager geaccepteerd zou hebben. Dit had verdere escalatie en drie procedures voorkomen; e) Verweerder is in financieel, fiscaal en juridisch opzicht onbekwaam en zijn optreden binnen en buiten de rechtbank is niet doelmatig. Zelfs al had er een grondslag bestaan voor de talloze vorderingen van verweerder, dan zouden de procedures alleen al als resultaat van deze onkunde zonder rechtsgevolg blijven; f) Verweerder voert oneigenlijk druk uit, schaadt de belangen van klager onnodig en onevenredig en maakt daarbij misbruik van procesrecht. De belangen van zijn cliënte zijn met deze opstelling niet gediend en de financiële en niet-materiële schade voor klager én de cliënte van verweerder wordt hierdoor onnodig groot; g) Verweerder blokkeert met een onjuist juridisch standpunt het overleg met de Belastingdienst over een fiscaal geruisloze afsplitsing van het vermogen. Het belang van klager en de vrouw wordt hierdoor geschaad; h) Verweerder heeft de notaris onnavolgbare teksten laten opnemen in de akte van verdeling ten behoeve van de woning van de cliënte van verweerder; i) Verweerder heeft zich in augustus 2022 op het standpunt gesteld dat de redactie van het agio besluit d.d. 13 juli 2022 aangepast zou moeten worden. Een en ander zou boekhoudkundig niet verwerkt kunnen worden. Dit heeft verweerder namens zijn cliënte in de bodemprocedure gevorderd. Verweerder weigert aanhoudend om hetgeen uit te voeren zoals opgesteld in 2021 op verzoek van zijn cliënte en haar eerdere fiscalisten. 3.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a) voert klager aan dat hij door verweerder onder meer wordt neergezet als incapabel, leugenachtig, uitsluitend gericht op zelfverrijking, klungelig, onzakelijk en bovendien onkundig op juridisch, financieel en fiscaal gebied. Er wordt daarbij door verweerder veelvuldig gespeculeerd over de kwaadaardige intenties van klager. Deze uitlatingen zijn onnodig grievend, dienen geen doel en zijn niet waar. Verweerder maakt zichzelf hier onderdeel van het conflict mee en staat in de weg van een oplossing. 3.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b) voert klager aan dat verweerder het geheimhoudingsbeding uit de mediationovereenkomst veelvuldig overtreedt, zelfs nadat de mediator heeft verzocht aan de rechtbank mee te delen dat de stukken geacht worden geen deel uit te maken van de procedure. Klager is hierdoor onevenredig benadeeld. Bovendien was verweerder niet bereid om (de raadsman van) klager onvoorwaardelijk toestemming te geven om zich te verweren tegen de standpunten die worden ingebracht over het mediationproces. Klager en zijn raadsman kregen uitsluitend toestemming voor het overtreden van het geheimhoudingsbeding als klager instemde om verweerder met terugwerkende kracht (tuchtrechtelijk) te vrijwaren voor de overtredingen die hij in deze heeft gemaakt. Verweerder heeft klager verder een verzoekschrift toegezonden, terwijl hij wist dat klager op vakantie was. Klager heeft vervolgens niet de gelegenheid gekregen om verhinderdata door te geven. Toen klager thuiskwam van vakantie was de zitting al gepland. Verweerder heeft verder op 3 oktober 2022 een akte van wijziging eis ingestuurd. Hij heeft hierin niet alleen de eisen veranderd, maar ook een nieuwe grondslag ter onderbouwing van die eisen aangevoerd. Hij heeft dit enkele uren voor het sluiten van de termijn voor het indienen van stukken gedaan. Dit is kennelijk uitsluitend om het klager onmogelijk te maken hierop verweer te voeren. 3.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c) voert klager aan dat verweerder zich op geen enkele manier gebonden voelt aan zijn verplichting om de rechtbank juist te informeren op grond van artikel 21 Rv. Verweerder heeft de meeste standpunten gebaseerd op ongefundeerde speculaties zonder bewijs. Verweerder citeerde selectief en misleidend uit producties. Daarnaast heeft hij de informatie verborgen gehouden die zijn verhaal zou ontkrachten. Verweerder kan zich niet beroepen op het feit dat hij de standpunten heeft gebaseerd op informatie, verkregen van de vrouw. Verweerder wist dat de weergave van de vrouw niet juist was en op hem rustte een onderzoeksplicht. Verweerder heeft de rechtbank bijvoorbeeld onjuist geïnformeerd waar het gaat om de vermogensopstelling per peildatum, het proces van de totstandkoming van het echtscheidingsconvenant en de nakoming van het echtscheidingsconvenant. Het handelen van verweerder heeft voor zijn cliënte geen enkel resultaat opgeleverd en de verschillende procedures worden hierdoor nodeloos complex en kostbaar. De juridische- en overige kosten zijn voor klager en de vrouw onnodig hoog geworden. De vrouw gelooft alles wat verweerder opschrijft en daarmee is het conflict onnodig geëscaleerd. 3.5 Ten aanzien van klachtonderdeel d) voert klager aan dat verweerder iedere mogelijkheid om een minnelijke oplossing te bereiken heeft afgewezen. Ter illustratie wijst eiser op de waarborging van schenkingen, de verdeling van het vermogen, de tenaamstelling van de woning en de administratieve scheiding van het vermogen. Verweerder heeft zijn eigen (financiële) belang zwaarder laten wegen dan de belangen van zijn cliënte. 3.6 Ten aanzien van klachtonderdeel e) voert klager aan dat verweerder niet over de deskundigheid beschikt om op te treden als advocaat en ook het zelfinzicht niet heeft om dit te beseffen. Verweerder ziet zijn eigen fouten niet en informeert zijn cliënte daarover onjuist. Verweerder toont zich ook niet doelmatig, aangezien bij veel van zijn handelingen geen enkel materieel belang van zijn cliënte werd gediend. 3.7 Ten aanzien van klachtonderdeel f) voert klager aan dat verweerder geen enkel oog heeft voor de emotionele en psychische gesteldheid van zijn cliënte en klager. De toonzetting van verweerder is agressief en dreigend. Verweerder oefent oneigenlijke druk op klager uit en maakt misbruik van procesrecht. Bij een zorgvuldige opstelling van verweerder hadden spanningen in de procedure beperkt kunnen blijven.
4 VERWEER 4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. Verweerder stelt dat een groot deel van de klacht ziet op het inhoudelijke geschil tussen klager en de vrouw. De klachtenprocedure is niet het juiste platform om de inhoud van dat geschil te bespreken. Verweerder benadrukt dat hij een partijdig belangenbehartiger is. Hij heeft de vrouw bijgestaan en namens haar standpunten ingenomen. Verweerder stelt dat hij de passende belangen van zijn cliënte heeft gediend en op diverse momenten heeft gezocht naar minnelijke oplossingen. 4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a) heeft verweerder aangevoerd dat klager voornamelijk valt over de tekst van een e-mail van 29 december 2021 waarin verweerder het proces tussen klager en de vrouw als ‘heel lelijk’ heeft geduid. Deze opmerking was bedoeld om partijen te behoeden voor een scala van procedures met bijbehorende negativiteit. Voor het overige is de onderbouwing van de klacht volgens verweerder gebaseerd op algemeenheden die zijn ontleend aan inhoudelijke stellingnames in correspondentie en processtukken namens zijn cliënte. 4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b) heeft verweerder aangevoerd dat geen sprake is geweest van schending van enige goede procesorde. Bovendien is dit ter beoordeling van de rechterlijke colleges waarbij de procedure aanhangig is. Ten aanzien van het overtreden van de mediationovereenkomst heeft verweerder aangevoerd dat dat onvermijdelijk was om de stellingen van zijn cliënte naar voren te brengen. Een beroep op geheimhouding kan niet zover gaan dat daarmee feitelijk de andere partij wordt belemmerd in het nemen van rechtsmaatregelen vanwege het feit dat de vordering niet kan worden onderbouwd. Dat belang prevaleert boven het belang van de geheimhouding van de mediationovereenkomst. Ter zitting heeft verweerder hieraan toegevoegd dat het wellicht beter was geweest om hier op voorhand met de deken over te reflecteren. Verder heeft verweerder aangevoerd dat klager had aangegeven dat hij geen verhinderdata had en overigens is klager niet belemmerd in zijn verweer bij de procedure. De gang van zaken rondom de wijziging van eis is onderdeel van de normale procesgang geweest. Bovendien is de beoordeling van dit onderdeel van de klacht voorbehouden aan de rechtbank die de zaak behandelt. 4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c) heeft verweerder aangevoerd dat van onjuist of onvolledig informeren van enig rechterlijk college door verweerder geen sprake is geweest en indien daar sprake van zou zijn geweest, dan had klager in die procedure een beroep op artikel 21 Rv moeten doen, hetgeen niet gebeurd is. 4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel d) heeft verweerder aangevoerd dat hij bij herhaling allerlei invalshoeken heeft geprobeerd om een minnelijke oplossing te bereiken. Dat partijen het uiteindelijk niet met elkaar eens zijn geworden, is niet aan verweerder te wijten. Voor zover de klacht betreft hetgeen verweerder ten aanzien van de dienstverlening aan zijn cliënte wel of niet had moeten doen, heeft klager geen eigen belang bij de klacht. 4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel e) heeft verweerder aangevoerd dat hij de persoonlijke kwalificaties van klager aan zijn adres voor kennisgeving aanneemt en in zijn algemeenheid betwist. Er kan verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. 4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel f) heeft verweerder aangevoerd dat hij geen oneigenlijke druk op klager heeft uitgeoefend. 4.8 Ten aanzien van de aanvullende klachtonderdelen g), h) en i) heeft verweerder aangevoerd dat de feiten en omstandigheden die klager ten grondslag legt aan de drie onderwerpen selectief en onvolledig zijn. De standpunten zijn bovendien niets anders dan inhoudelijke standpunten. Dat klager het niet eens is met de standpunten van de vrouw, levert geen tuchtrechtelijk verwijt op.
5 BEOORDELING 5.1 De zaak betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij. De maatstaf die bij de beoordeling daarvan moet worden aangelegd, is mede ingegeven door de kernwaarde partijdigheid die een advocaat in acht behoort te nemen en houdt het volgende in. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. 5.2 Een advocaat in familiekwesties moet in het algemeen waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden. Van een advocaat mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedure een grote rol kunnen spelen, met name belangen van kinderen. Klachtonderdeel a), grievende en kwetsende uitspraken 5.3 Klager heeft ten aanzien van dit klachtonderdeel gewezen op een e-mail van verweerder van 29 december 2021, waarin verweerder heeft aangegeven dat het proces tussen klager en de vrouw ‘heel lelijk’ kon worden. Ook heeft klager verwezen naar processtukken en correspondentie van verweerder waaraan hij zich stoort. Volgens klager staan deze stukken vol met ongefundeerde beschuldigingen en respectloze kwalificaties. 5.4 Zoals hiervoor al vermeld, komt op grond van vaste rechtspraak aan de advocaat van een wederpartij een ruime mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. De voorbeelden en zinsneden die klager noemt zijn wellicht niet prettig voor hem, mede gelet op de emotionele lading die sowieso al samengaat met een echtscheiding waarbij jonge kinderen zijn betrokken, maar dat betekent nog niet dat verweerder daarmee de grenzen van de aan hem in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid heeft overschreden. Bovendien heeft klager ook onvoldoende gesteld en onderbouwd hoe hij door de gekozen bewoordingen onnodig in zijn belangen is geschaad. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond. Klachtonderdeel b), overtreden van de mediationovereenkomst en bij herhaling handelen in strijd met de goede procesorde 5.5 In de onderhavige zaak staat vast dat verweerder de in de mediation tussen partijen overeengekomen geheimhoudingsverplichting - waaraan ook verweerder als advocaat van de vrouw is gehouden - heeft geschonden. In ieder geval zijn er twee e-mails door verweerder in een procedure gebracht, waarvan verweerder heeft erkend dat de inhoud daarvan valt onder de in de mediation overeengekomen geheimhoudingsplicht. Door verweerder is hierover vooraf niet gecommuniceerd met klager en/of zijn advocaat en voor het vrijgeven van deze e-mails is dus ook geen toestemming gegeven. Verweerder heeft ook geen overleg gevoerd met de deken. 5.6 Naar het oordeel van de raad stond het verweerder niet vrij de stukken uit de mediation zonder overleg met de wederpartij in de procedure te gebruiken. Van verweerder had mogen worden verwacht dat hij op zijn minst genomen eerst de wederpartij hierover zou raadplegen, om toestemming dan wel overeenstemming over het delen van informatie uit de mediation te verkrijgen. Verweerder heeft hierdoor gehandeld in strijd met wat een behoorlijk advocaat betaamt en dit is tuchtrechtelijk verwijtbaar. 5.7 Klachtonderdeel b) is op dit punt gegrond. 5.8 Dat verweerder bij herhaling heeft gehandeld in strijd met de goede procesorde is onvoldoende gebleken. In zoverre is klachtonderdeel b) ongegrond. Klachtonderdeel c) en e), verstrekken van onjuiste informatie en niet bekwaam en doelmatig optreden 5.9 Vooropgesteld wordt dat klager geen voldoende eigen en rechtstreeks belang heeft bij klachtonderdeel c) voor zover dit zich richt tegen het door verweerder stelselmatig onvolledig en onjuist informeren van zijn cliënte. In zoverre is klachtonderdeel c) ongegrond. 5.10 Voor zover klachtonderdeel c) ziet op het stelselmatig onvolledig en onjuist informeren van de rechtbank, heeft klager dit klachtonderdeel in zijn aanvullende stukken en ter zitting nader toegelicht. Volgens klager gaat het om de volgende vier punten: i. Verweerder heeft de rechtbank doelbewust onjuist en onvolledig geïnformeerd over de benadeling van de vrouw van meer dan een kwart; ii. Verweerder heeft de rechtbank doelbewust onjuist en onvolledig geïnformeerd dat er misbruik van omstandigheden zou zijn gemaakt bij de totstandkoming van het echtscheidingsconvenant; iii. Verweerder heeft de rechtbank doelbewust onjuist en onvolledig geïnformeerd over het verzuim van klager bij de uitvoering; iv. Verweerder heeft zijn betoog opgezet rondom het standpunt dat de vermogensverdeelstaat per datum ondertekening niet overeenkomt met de vermogensopstelling per peildatum. De raad zal deze punten hierna beoordelen en ziet daarbij ten aanzien van onderdeel ii. aanleiding om klachtonderdeel e) te betrekken. De beoordeling van de cijfers (punt i. en iv.) 5.11 Verweerder heeft namens zijn cliënte het standpunt ingenomen dat zij in de echtscheiding is benadeeld voor meer dan een kwart. Volgens klager heeft verweerder meerdere pogingen ondernomen om dit standpunt namens zijn cliënte cijfermatig te onderbouwen, maar zaten in de door verweerder opgestelde vermogensopstellingen vele (reken)fouten. Klager heeft dit uitgebreid gemotiveerd en hiervan een aantal concrete voorbeelden gegeven. 5.12 Verweerder heeft zijn verweer beperkt tot een blote betwisting en het standpunt ingenomen dat klager in de procedure bij de rechtbank een beroep op artikel 21 Rv had moeten doen. 5.13 De raad volgt verweerder niet in zijn standpunt dat deze klacht niet thuishoort bij de tuchtrechter. Een advocaat moet zich onthouden van het verstrekken van feitelijke gegevens waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat zij onjuist zijn (gedragsregel 8). Schending van deze gedragsregel kan onder omstandigheden tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen opleveren. 5.14 Dat de door verweerder opgemaakte en tot driemaal toe gecorrigeerde vermogensopstellingen fouten bevatten, wordt door verweerder betwist maar niet inhoudelijk onderbouwd. Tegenover het gemotiveerde standpunt van klager had dat wel van verweerder mogen worden verwacht. De vraag die vervolgens voorligt is of sprake is van vergissingen van verweerder. Naar het oordeel van de raad lijkt dat niet het geval te zijn, omdat uit het Excel-bestand met een schaduwbegroting die verweerder bij de e-mail van 4 februari 2022 heeft meegestuurd aan klager blijkt dat geen sprake was van benadeling van meer dan een kwart van zijn cliënte. Verweerder heeft niet toegelicht hoe deze schaduwbegroting zich verhoudt tot de uiteindelijk door hem namens zijn cliënte gebruikte vermogensopstellingen in de procedure. Doordat verweerder bleef vasthouden aan deze andere berekeningen - die zo heeft klager voldoende aangetoond, fouten bevatten - en deze ook in de procedure tegen klager is blijven gebruiken, terwijl uit de schaduwberekening een andere conclusie volgde, heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld, omdat hij immers de rechtbank willens en wetens onjuist heeft voorgelicht. Totstandkoming echtscheidingsconvenant (punt ii.) en klachtonderdeel e) 5.15 Verweerder heeft namens zijn cliënte het standpunt ingenomen dat misbruik van omstandigheden zou zijn gemaakt bij de totstandkoming van het echtscheidingsconvenant en de vaststellingsovereenkomst. Volgens verweerder heeft hij het dossier bekeken en daarin voldoende aanleiding gezien om verschillende procedures tegen klager (en de aan hem gelieerde bedrijven) te beginnen. De klacht van klager op dit punt veronderstelt dat verweerder deze conclusie in redelijkheid niet had kunnen trekken. 5.16 De raad oordeelt dat verweerder heeft gehandeld in strijd met gedragsregel 6 en licht dat als volgt toe. Gedragsregel 6 bepaalt dat een advocaat een doelmatige behandeling van de zaak nastreeft en in het oog houdt dat ook ten laste van een wederpartij of andere betrokkenen geen onnodige kosten worden gemaakt. Die gedragsregel houdt in dat van een advocaat mag worden verwacht dat hij zich ten volle voor de belangen van zijn cliënt inzet, maar daarbij niet andere gerechtvaardigde belangen uit het oog verliest. Die verantwoordelijkheid brengt mee een zekere mate van beleid, tact, professionele distantie en waar nodig terughoudendheid waar het verdedigen van de belangen van de cliënt raakt aan de positie en de rechten van anderen. De advocaat mag dus niet nodeloos en op ontoelaatbare wijze de belangen van de wederpartij of anderen schaden. Een doelmatige behandeling van de zaak dient het algemeen belang en ziet op de maatschappelijke kosten van juridische procedures. Daarbij dient niet alleen aan geld gedacht te worden. Zo heeft het Hof van Discipline overwogen dat bijzondere prudentie moet worden betracht in zaken waarbij kinderen zijn betrokken, zoals hier het geval is. 5.17 Bij de beoordeling van deze klachtonderdelen acht de raad van belang dat de vrouw door meerdere deskundigen is bijgestaan bij de totstandkoming van het convenant en de vaststellingsovereenkomst. Deze deskundigen hebben ook namens de vrouw aan klager gecommuniceerd dat zij tevreden was met de afspraken, ondanks dat klager uitdrukkelijk de mogelijkheid heeft gegeven om het convenant open te breken (zie de feiten). In dit licht had het op de weg van verweerder gelegen om nader te motiveren waarom het initiëren van meerdere procedures namens de vrouw desondanks doelmatig was. Dit wordt mede gekleurd door hetgeen hiervoor is overwogen onder 5.14 en hetgeen hierna zal worden overwogen bij de beoordeling van klachtonderdeel d). Alle vorderingen en/of verzoeken van de vrouw zijn (sommige in niet mis te verstane bewoordingen) afgewezen. Gelet op het voorgaande concludeert de raad dat verweerder de belangen van klager als de wederpartij van zijn cliënte onvoldoende in het oog heeft gehouden en op ontoelaatbare wijze heeft geschonden en er dus sprake is van schending van gedragsregel 6. Dat betekent dat dit onderdeel van de klachtonderdelen c) en e) gegrond wordt verklaard. 5.18 De vraag of verweerder in financieel, fiscaal en juridisch opzicht onbekwaam is, zal de raad onbeantwoord laten. Voor zover dit al het geval is, levert dat ten opzichte van klager geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen op. In zoverre is klachtonderdeel e) ongegrond. Verzuim van klager bij de uitvoering (punt iii.) 5.19 Dit onderdeel van de klacht is juridisch inhoudelijk van aard. De bezwaren die klager heeft tegen het door verweerder namens zijn cliënte ingenomen standpunt, kan klager voorleggen aan de rechtsprekende instantie die moet oordelen over deze geschilpunten. De tuchtrechter kan hier niet over oordelen. Onvoldoende is gebleken dat de gedragingen van verweerder op dit punt een tuchtrechtelijk verwijt opleveren. Samenvattend 5.20 De conclusie van het voorgaande is dat klachtonderdeel c) en e) allebei gedeeltelijk gegrond zijn. Klachtonderdeel d), het in de weg staan van een minnelijke oplossing 5.21 De kern van het geschil tussen klager en de vrouw betrof, heel kort gezegd, de stelling van de vrouw dat zij door de afspraken in het echtscheidingsconvenant en de vaststellingsovereenkomst benadeeld is (voor meer dan een kwart). Hierover heeft klager op 28 april 2022 gemaild dat het nooit zijn intentie is geweest om de vrouw te benadelen en dat als dit het geval is, dat moet worden rechtgetrokken. Klager heeft daarop aangeboden om de vermogensopstelling te laten herbeoordelen door een door de vrouw te selecteren ‘big-4’ accountant, met het aanbod om 200% van een eventuele vastgestelde benadeling aan de vrouw uit te betalen. 5.22 Verweerder is op dit voorstel van klager niet ingegaan. Als reden daarvoor heeft verweerder eerst op de zitting aangegeven dat de vraagstelling beperkt en gekleurd was en dat de beoordeling van het cijfermateriaal niet iets is wat aan de ‘big-4’ toebehoort. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het meer voor de hand lag om een deskundige door de rechtbank te laten benoemen, als de rechtbank dat nodig achtte. 5.23 Op zich verdient een minnelijke regeling veelal de voorkeur boven procederen. Dat is ook te lezen in gedragsregel 5. Hoewel een advocaat daar waar mogelijk het belang van zijn cliënt om een geschil door middel van een schikking op te lossen in het oog moet houden, behelst regel 5 geen absolute en voortdurende verplichting daartoe. Een wederpartij kan niet verlangen dat een advocaat in elke situatie tracht een regeling in der minne te treffen. Dit is ter vrije beoordeling van de advocaat en zijn cliënt. Indien zij menen dat een regeling in der minne niet haalbaar is, kan de advocaat niet door de wederpartij dan wel door de gedragsregels worden verplicht alsnog een regeling in der minne te beproeven. 5.24 In de voorliggende situatie behelsde het aanbod van klager echter vrijwel exact dat wat de cliënte van verweerder nastreefde. Klager erkende immers in zijn voorstel dat áls er enige benadeling heeft plaatsgevonden, hij deze voor 200% wilde goedmaken. In dat licht is het onbegrijpelijk dat verweerder dit aanbod niet verder met klager en zijn cliënte heeft uitgewerkt, maar dat hij precies op dit punt de procedure tegen klager heeft doorgezet. Niet gebleken is dat verweerder ook maar iets heeft ondernomen om met klager over dit aanbod te onderhandelen. Evenmin is gebleken dat het niet ingaan op dit aanbod en de keuze om te procederen de uitdrukkelijke wens van de cliënte van verweerder was. Verweerder heeft dit niet aangevoerd. Uit het verweer van verweerder volgt dat hij zelf inhoudelijke bezwaren had tegen het aanbod van klager. Dat deze bezwaren van zodanig gewicht waren dat die maakten dat (het onderzoeken van) een regeling in der minne bij voorbaat niet haalbaar was, is echter niet gebleken. 5.25 Door de mogelijkheid van een minnelijke regeling onvoldoende te onderzoeken heeft verweerder gehandeld in strijd met wat een behoorlijk advocaat betaamt en dit is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klachtonderdeel d) is daarmee gegrond. Klachtonderdeel f), oneigenlijke druk uitoefenen, onnodig en onevenredig schaden van belangen en misbruik van procesrecht 5.26 Gezien al hetgeen hiervoor is overwogen en gelet op de houding van verweerder ter zitting, kan de raad zich niet aan de indruk onttrekken dat verweerder zich niet ten volle realiseert wat hij teweeg heeft gebracht door steeds procedures aanhangig te maken. Het familierechtelijke aspect lijkt door verweerder niet voldoende onderkend te worden. Een advocaat in familiekwesties als de onderhavige moet in het algemeen waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden; van hem mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedures een grote rol kunnen spelen, met name belangen van kinderen. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder de grenzen van de aan hem in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid overschreden en hadden de spanningen tussen klager en de vrouw bij een meer zorgvuldige opstelling van verweerder, beperkt(er) kunnen blijven. 5.27 Klachtonderdeel f) is om deze reden gegrond. Klachtonderdelen g), h) en i), innemen van onjuiste juridische standpunten 5.28 In deze klachtonderdelen verwijt klager het verweerder, kort gezegd, dat hij onjuiste juridisch standpunten inneemt in het overleg met de Belastingdienst en ten aanzien van de aanpassing van de redactie van het agio besluit van 13 juli 2022, alsmede dat hij de notaris onnavolgbare teksten heeft laten opnemen in een akte. 5.29 Deze klachten zijn juridisch inhoudelijk van aard. De bezwaren die klager heeft tegen deze door verweerder namens zijn cliënte ingenomen standpunten, kan klager voorleggen aan de rechtsprekende instantie die moet oordelen over deze geschilpunten. De tuchtrechter kan hier niet over oordelen. Onvoldoende is gebleken dat de gedragingen van verweerder op deze punten een tuchtrechtelijk verwijt opleveren. Deze klachtonderdelen zijn daarom ongegrond.
6 MAATREGEL 6.1 De aard en ernst van het gegrond bevonden tuchtrechtelijke verwijt rechtvaardigen naar het oordeel van de raad een tuchtrechtelijke maatregel. De raad weegt mee de omstandigheid dat verweerder – ook ter zitting – onvoldoende blijk heeft gegeven van inzicht in de klachtwaardigheid van zijn handelen. Daar staat tegenover dat niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel aan verweerder is opgelegd. De raad acht de maatregel van berisping in dit geval passend en geboden.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING 7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door. 7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten: a) € 25,- reiskosten van klager, b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en c) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 25,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door. 7.4 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdelen b) (gedeeltelijk), c) (gedeeltelijk), d), e) (gedeeltelijk) en f) gegrond; - verklaart klachtonderdelen a), b) (gedeeltelijk), c) (gedeeltelijk), e) (gedeeltelijk), g), h) en i) ongegrond; - legt aan verweerder de maatregel van berisping op; - veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager; - veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 25,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3; - veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.
Aldus beslist door mr. W. Aardenburg, voorzitter, mrs. N.M.K. Damen en M. Kemmers, leden, bijgestaan door mr. K.J. Verschueren als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 april 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 22 april 2024