Rechtspraak
Uitspraakdatum
08-04-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2024:61
Zaaknummer
24-146/A/A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over het handelen van de advocaat van de wederpartij in een eerder gevoerde klachtprocedure kennelijk ongegrond. Dat de door verweerder genoemde uitlatingen volgens klager onjuist zijn, betekent niet automatisch dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De voorzitter kan in ieder geval niet vaststellen dat de door verweerder gegeven weergave van de mondelinge behandeling in strijd met de waarheid is.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 8 april 2024 in de zaak 24-146/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 27 februari 2024 met kenmerk 2286827/JS/MV, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 3.
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Klager heeft op 9 juni 2023 een tuchtklacht bij de deken ingediend tegen mr. J. (zaaknummer 23-827/A/A). De klacht zag op het handelen van mr. J als advocaat van de wederpartij, de voetbalclub Telstar N.V. (hierna: Telstar) in een arbitragezaak van de KNVB. 1.2 Verweerder heeft in deze klachtprocedure mr. J bijgestaan. 1.3 In het kader van de klachtprocedure heeft verweerder per e-mailbericht van 12 december 2023 aan de deken gestuurd, voor zover relevant: “(…) Naar aanleiding van uw onderstaande mail, reageer ik namens [mr. J] op de aanvulling van de klacht door [klager] als volgt. Ik ga uit van uw samenvatting in uw mail hieronder, aangeduid als klacht 6 en luidende dat [mr. J] [klager] tijdens de zitting bij de KNVB op 28 november 2023 zou hebben beschuldigd van afpersing terwijl daar geen sprake van is en aangeven dat hij alle betrokkenen die aanwezig waren zou hebben geïntimideerd terwijl hij ze nooit gezien, gesproken of gemaild heeft. Uit dit onderdeel volgen geen tuchtrechtelijk relevante omstandigheden en dit wordt ook niet onderbouwd. Ten aanzien van klachtonderdeel 6: [mr. J] heeft tijdens de mondelinge behandeling van de arbitragezaak bij de KNVB op 28 november 2023 onder meer het volgende opgemerkt: “Gedurende de afgelopen maanden zijn meerdere functionarissen van Telstar en ikzelf met grote regelmaat geïntimideerd. Om geen olie op het vuur te gooien heb ik al die talloze mails en app berichten niet in de procedure betrokken. Maar niet onvermeld kan blijven dat zo’n beetje alle aan deze kant betrokkenen worden uitgemaakt voor racist. U heeft in de verklaring van [PH] kunnen lezen wat voor impact dat heeft. (…) Het absolute dieptepunt was dat [klager] zich op 19 september toegang verschafte tot mijn kantoor en plotsklaps briesend voor mijn bureau stond in mijn werkkamer. “(…) Telstar [wil] niet wijken voor praktijken die lijken op afpersing.” De vermeldingen door [mr. J] zijn feitelijk juist, afgewogen, functioneel en niet onnodig grievend. Ook klachtonderdeel 6 is naar mijn mening ongegrond.” 1.4 Dezelfde dag heeft klager per Whatsapp aan verweerder bericht: “[Verweerder], ik verzoek je vriendelijk om geluidsopname te beluisteren gezien je nu aan het liegen bent en je reactie aan te passen. Anders ben ik genoodzaakt om ook over jou een klacht in te dienen gezien je als advocaat niet mag liegen! En laat ik heel duidelijk zijn dat ik niet langer accepteer dat ik op deze manier behandeld wordt. Is echt waanzinnig.” 1.5 Bij e-mailbericht van 14 december 2023 heeft klager aan verweerder gestuurd, voor zover relevant: “Beste [verweerder], Ik geef je tot 15:00 vandaag om je reactie aan te passen. Naast de geluidsopname kan de heer [B] van de KNVB arbitragecommissie bevestigen dat mijn klacht over je omstreden collega gegrond is. Mocht je blijven weigeren je antwoord aan te passen dan zal ik ook over jou een klacht indienen gezien je gedragscode schend.” 1.6 Op 14 december 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder. 1.7 Bij beslissing van 12 februari 2024 heeft de raad de klacht van klager tegen mr. J kennelijk ongegrond verklaard.
2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, door in zijn e-mail van 12 december 2023 in strijd met de waarheid te schrijven wat zijn cliënt tijdens de mondelinge behandeling van de arbitragezaak bij de KNVB op 28 november 2023 zou hebben opgemerkt.
3 VERWEER 3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING 4.1 De klacht heeft betrekking op het handelen van verweerder als advocaat van de wederpartij van klager in een eerder gevoerde klachtprocedure. Bij de beoordeling van een klacht tegen de advocaat van de wederpartij hanteert de tuchtrechter als maatstaf dat aan een advocaat van een wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. Dat brengt onder meer met zich dat een advocaat geen feitelijke informatie mag verstrekken waarvan hij weet, althans behoort te weten, dat die onjuist is. 4.2 De voorzitter stelt vast dat verweerder de uitlatingen in zijn e-mailbericht van 12 december 2023 heeft gedaan in het kader van het voeren van zijn verweer voor mr. J in de klachtprocedure. Verweerder behartigde in die procedure als gemachtigde de belangen van mr. J en hij heeft de uitlatingen in die hoedanigheid gedaan. Dit stond verweerder vrij. Anders dan dat klager stelt dat hij verweerder de mogelijkheid heeft geboden om de bewuste uitlatingen terug te trekken, heeft klager niet onderbouwd waar deze onjuistheid uit blijkt, noch heeft hij zijn klacht op enige andere wijze van een nadere onderbouwing voorzien. Dat de door verweerder genoemde uitlatingen volgens klager onjuist zijn, betekent niet automatisch dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De voorzitter kan in ieder geval niet vaststellen dat de door verweerder in het bericht van 12 december 2023 gegeven weergave van de mondelinge behandeling op 28 november 2023 in strijd met de waarheid is. 4.3 De voorzitter is alles overziend van oordeel dat verweerder met hen doen van de uitlatingen de grenzen van de aan hem in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid niet heeft overschreden. De voorzitter zal de klacht gelet op het voorgaande, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.
Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. E.E. Wouters als griffier en uitgesproken in het openbaar op 8 april 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 8 april 2024