Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-04-2024
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2024:107
Zaaknummer
240021 en 240022
Inhoudsindicatie
Hoger beroep van verweerder te laat ingediend en daarom niet-ontvankelijk. Het hof stelt de ingangsdatum van de door de raad opgelegde schorsing vast.
Uitspraak
Beslissing van 15 april 2024 in de zaken 240021 en 240022
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerder
gemachtigde: mr. M.D. Winter
tegen:
1. mr. (…) (240021) advocaat te Amsterdam 2. mr. (…) (240022) in zijn hoedanigheid van deken van de orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam
klagers
1 DE PROCEDURE
Bij de raad 240021 – 23-432/DH/RO 1.1 Het hof verwijst naar de beslissing van 4 december 2023 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Den Haag (zaaknummer: 23-432/DH/RO). In deze beslissing is de klacht van klager in alle onderdelen gegrond verklaard. Aan verweerder is een schorsing in de uitoefening van de praktijk opgelegd voor de duur van 8 weken, waarvan vier weken voorwaardelijk. Verder is verweerder veroordeeld tot betaling van griffierechten, reiskosten en proceskosten. De beslissing is onder nummer ECLI:NL:TADRSGR:2023:241 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
240022 – 23-482/DH/RO/D 1.2 Bij een tweede beslissing van 4 december 2023 van de raad (zaaknummer: 23-482/DH/RO/D is het bezwaar van de deken gedeeltelijk gegrond verklaard. Aan verweerder is de maatregel van waarschuwing opgelegd. Verder is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De beslissing is onder nummer ECLI:NL:TADRSGR:2023:242 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
Bij het hof 1.3 Het beroepschrift van klager tegen de beslissingen is op 4 januari 2024 ontvangen door de griffie van het hof. Het beroepschrift behelst ook een herzieningsverzoek. Dat verzoek is doorgestuurd naar de raad van discipline.
1.4 Verder bevat het dossier van het hof: - de stukken van de raad uit dossier 23-432/DH/RO, waaronder het statusoverzicht aangetekende mail; - de stukken van de raad uit dossier 23-482/DH/RO/D, waaronder het statusoverzicht aangetekende mail; - de e-mail van 12 februari 2024 van de gemachtigde van verweerder. 1.5 Bij beslissing van 28 februari 2024 heeft de raad het herzieningsverzoek van verweerder niet-ontvankelijk verklaard (ECLI:NL:TADRSGR:2024:41). 1.6 De zaak is in raadkamer behandeld.
2 BEOORDELING
Ontvankelijkheid in 240021 en 240022 2.1 Verweerder heeft zijn beroep in beide zaken te laat ingesteld en dat betekent dat hij daarin niet-ontvankelijk is. Het hof licht dit als volgt toe.
2.2 In artikel 56 lid 1 van de Advocatenwet is bepaald dat de verweerder gedurende dertig dagen na verzending van de beslissing van de raad hoger beroep kan instellen tegen die beslissing.
2.3 Verweerder stelt zich ten onrechte op het standpunt dat de beslissing is verzonden op 5 december 2023 en dat de beroepstermijn daarom is begonnen op 6 december 2023.
2.4 Uit de hiervoor onder 1.4 genoemde stukken (zie de schermafbeeldingen hieronder) blijkt namelijk dat de raad de beslissingen op 4 december 2023 om 16.25 uur (in zaak 23-432) en om 16.28 uur (in zaak 23-482) naar verweerder heeft gestuurd via Aangetekend mailen. Verder blijkt hieruit dat de aankondigingen daarvan op diezelfde tijdstippen zijn afgeleverd op het e-mailadres van klager. Op 5 december 2023 heeft klager door het aanklikken van een link in de beide aankondigingen de aangetekende e-mails van de raad opgevraagd. Deze zijn vervolgens op 5 december 2023 om 14.37 uur bij hem afgeleverd.
2.5 Daarmee staat vast dat de termijn van 30 dagen is aangevangen op 5 december 2023 en dat klager zijn beroepen een dag te laat heeft ingesteld.
Ingangsdatum schorsing in zaak 240021 2.6 Het hof zal de ingangsdatum van de in deze zaak door de raad opgelegde onvoorwaardelijke schorsing vaststellen op vier weken na de uitspraakdatum.
3 BESLISSING
Het Hof van Discipline:
3.1 verklaart het beroep van verweerder in de zaken 240021 en 240022 niet-ontvankelijk;
3.2 bepaalt dat de door de Raad van Discipline in het ressort Den Haag (zaaknummer: 23-432/DH/RO raad en 240021 hof) aan verweerder opgelegde schorsing ingaat vier weken na de uitspraak van deze beslissing.
Deze beslissing is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima, voorzitter, mrs. K. van Dijk en J.H. Brouwer, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Tijs, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2024.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 16 april 2024.