Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-04-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2024:92
Zaaknummer
23-594/AL/MN
Inhoudsindicatie
Ongegrond verzet.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 15 april 2024 in de zaak 23-594/AL/MN
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 23 oktober 2023 op de klacht van:
klager
over
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 29 december 2022 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster. 1.2 Op 25 augustus 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z2192562/MK/SD van de deken ontvangen. 1.3 Bij beslissing van 23 oktober 2023 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Op 20 november 2023 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. 1.4 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 4 maart 2024. Daarbij waren klager en verweerster, ter zitting bijgestaan door een voormalige collega, aanwezig. 1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.
2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in: I) ten onrechte heeft de voorzitter miskend dat klager als patiënt wettelijk recht heeft op minimaal de naam en het BIG-nummer van de tandarts die in zijn medisch dossier als behandelaar 39 is aangeduid. Verweerster heeft geweigerd om die informatie aan klager te verstrekken en heeft daarmee in strijd met de wet gehandeld. De voorzitter heeft echter klakkeloos het onjuiste standpunt van verweerster overgenomen zonder daarbij ook het standpunt van klager te betrekken; II) de voorzitter heeft miskend dat verweerster heeft aangezet tot onwettig handelen richting klager in het kader van de aansprakelijkstelling. Verweerster stelt totaal niet belast te zijn met de afhandeling van die claim. Dat verweerster wel in het geniep dan informatie daarover bij de verzekeraar heeft opgevraagd, is onbehoorlijk en onethisch en verwerpelijk handelen waarvoor verweerster door de voorzitter gestraft had moeten worden; III) ten onrechte is de voorzitter van oordeel dat verweerster met de termijn ‘afrekening’ zich niet grievend heeft uitgelaten richting klager. IV) voor klager is evident dat de voorzitter het volledige klachtdossier niet heeft gelezen maar zich heeft beperkt tot alleen het lezen van het verweer van verweerster en haar standpunten daarin klakkeloos gevolgd. De door klager als ‘vergrijpen’ in zijn klacht genoemde punten 2, 3 en 6 zijn daarom door de voorzitter niet beoordeeld en vergrijp 4 is ten onrechte als ‘niet doelmatig handelen’ gekwalificeerd, waar klager dat vergrijp ‘belemmering van de rechtsgang’ heeft genoemd. De voorzitter heeft klager niet begrepen of niet willen begrijpen, ten gunste van verweerster. 2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.
3 FEITEN EN KLACHT
Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2 De raad is van oordeel op basis van het volledige dossier dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval en alle klachten beoordeeld. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond verklaard. 4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. G.F. van den Berg, voorzitter, mrs. E.J.C. de Jong en M. Lont, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 april 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden op : 15 april 2024