Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-04-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2024:89
Zaaknummer
23-606/DH/DH
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 22 april 2024 (bij vervroeging) in de zaak 23-606/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 15 november 2023 op de klacht van:
klaagster
over: verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 8 december 2022 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2 Op 6 september 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K267 2023 van de deken ontvangen. 1.3 Bij beslissing van 15 november 2023 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is op 15 november 2023 verzonden aan partijen. 1.4 Op 10 december 2023 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen. 1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 15 april 2024. Daarbij waren klaagster en verweerder aanwezig. 1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Tevens heeft de raad kennis genomen van de door klaagster op 29 maart 2024 nagezonden stukken.
2 VERZET 2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klaagster zich niet kan vinden in de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust. Klaagster is op grond van hetgeen zij aanvoert in verzet van mening dat het procesverloop in de zaak waarin verweerder als advocaat is opgetreden opnieuw door de raad moet worden beoordeeld, zodat de verantwoordelijkheden van alle betrokken advocaten in de zaak helder worden. Het is voor klaagster duidelijk dat de beslaglegging voor geen van de partijen voordeel heeft opgeleverd en/of er sprake is van ongerechtvaardigde verrijking.
3 FEITEN EN KLACHT 3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Uit hetgeen in verzet is aangevoerd, blijkt niet dat deze onjuist zijn.
4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen, moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 4.2 De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. 4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.
BESLISSING De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.