Rechtspraak
Uitspraakdatum
03-04-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2024:70
Zaaknummer
24-118/DH/RO
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een arbeidsgeschil kennelijk ongegrond. Verweerster mocht zich tot klager wenden, ondanks klagers verzoek om bij vragen contact te zoeken met de rechtbank. Van het verstrekken van onjuiste informatie niet gebleken. Klagers klacht vormde op zichzelf geen reden voor verweerster om zich aan de zaak te onttrekken.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 3 april 2024 in de zaak 24-118/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 20 februari 2024 met kenmerk R 2024/17 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 16.
1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Klager heeft een conflict gehad met zijn werkgever. Klager heeft bij de rechtbank een verzoekschriftprocedure aanhangig gemaakt. 1.2 Verweerster heeft de werkgever bijgestaan. 1.3 Op 26 september 2023 heeft klager aan verweerster onder meer geschreven: “Ik heb in het buitengerechtelijke traject op verschillende manieren getracht om met [werkgever] tot ene oplossing te komen echter zonder succes. (…) Tijdens het gerechtelijk traject is het vrij gebruikelijk om niet met de tegenpartij te communiceren. Ik verzoek u dan ook vriendelijk om bij eventuele vragen contact op te nemen met de rechtbank Zeeland-West-Brabant (locatie Bergen op Zoom) en/of de rechtbank Rotterdam (locatie Dordrecht).” 1.4 Op 27 september 2023 heeft verweerster gereageerd en onder meer geschreven: “Het is gebruikelijk dat partijen overleg voeren om te onderzoeken of een oplossing tot de mogelijkheden behoort; ook nadat een procedure bij de rechtbank is gestart. Maar uiteraard bent u daartoe niet verplicht. (…)” 1.5 Diezelfde dag heeft klager gereageerd en onder meer herhaald dat verweerster bij vragen contact kan opnemen met de rechtbank. 1.6 Bij brief van 6 oktober 2023 heeft klager de rechtbank gevraagd of kosteloze bemiddeling mogelijk is. 1.7 Op 13 oktober 2023 heeft verweerster in een e-mail aan klager onder meer geschreven: “De rechtbank heeft mij uw brief toegezonden waarin u vraagt of kosteloze gerechtelijke bemiddeling op locatie mogelijk is. U stelt voor dat ik daarbij aanwezig zal zijn, zonder de contactpersonen van [werkgever]. (…) Graag zou ik met u overleggen over uw vraag om te bekijken of ik iets voor u kan betekenen in deze gerechtelijke bemiddeling. Ik verzoek u vriendelijk mij te bellen op nummer […]. Dit gesprek zal alleen gaan over uw bemiddelingsverzoek aan de rechtbank.” 1.8 Klager heeft diezelfde dag gereageerd en onder laten weten dat telefonisch overleg niet nodig is en dat hij haar niet kan helpen met haar vragen. Klager heeft verweerster nogmaals verwezen naar de rechtbank. 1.9 Op 23 oktober 2023 heeft verweerster in een e-mail aan klager en de rechtbank onder meer geschreven: “Bemiddeling zal met name zinvol kunnen zijn als de bemiddeling plaatsvindt met de partij waarmee [klager] een geschil heeft. (…) [Werkgever] is bereid mee te werken aan bemiddeling als de bemiddeling plaatsvindt met/in aanwezigheid van de (eventueel door [klager] te kiezen) contactpersoon of contactpersonen van [werkgever], [AB], [MH] en/of [LH].” 1.10 Op 23 oktober 2023 heeft klager in een e-mail aan de rechtbank en verweerster onder meer geschreven: ´[Verweerster] heeft eerder in haar mail kenbaar gemaakt dat zij in deze procedure de belangen van de wederpartij ([werkgever]) behartigt waardoor mijns inziens een bemiddeling zonder de contactpersonen van [werkgever] mogelijk is en zinvol kan zijn. (…) Als bij het bemiddelingsgesprek tenminste 1 contactpersoon van [werkgever] aanwezig wil zijn dan gaat mijn voorkeur uit naar de aanwezigheid van [LH].” 1.11 Op 26 oktober 2023 heeft de heer AB de beschikbaarheid van de heer LH voor de mediation doorgegeven aan de rechtbank. 1.12 Op 27 oktober 2023 heeft de heer AB, namens de werkgever, aan de rechtbank onder meer geschreven dat klager nu opteert voor mediation met uitsluitend de heer LH en dat de heer LH slechts op twee data voor de geplande zitting beschikbaar is. De heer AB heeft voorgesteld de mediation voor de zitting met een andere vertegenwoordiger van de werkgever te laten plaatsvinden. 1.13 Op 31 oktober 2023 heeft het mediationbureau aan klager en de heer AB laten weten dat partijen niet tot overeenstemming zijn gekomen met betrekking tot de voorwaarden voor een mediationtraject, waardoor de bemiddeling van het mediationbureau stopt. Als struikelpunten worden genoemd de aan-/afwezigheid van de heer LH en de kosten. 1.14 Na nadere correspondentie heeft het mediationbureau de zaak toch verder in behandeling genomen en om (nadere) verhinderdata gevraagd voor een eerste gesprek. 1.15 Op 1 november 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster. 1.16 Op 3 november 2023 heeft de heer AB aan klager en het mediationbureau laten weten dat mediation met LH niet langer een optie is, onder meer omdat klager de heer LH aansprakelijk heeft gesteld. De heer AB heeft ook laten weten dat de werkgever door de nieuwe ontwikkelingen niet langer vertrouwen heeft in mediation. 1.17 Op 13 november 2023 heeft verweerster, namens de werkgever, een verweerschrift ingediend bij de rechtbank.
2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende. a) Verweerster heeft de goede procesorde verstoord (wanprestatie) middels e-mails. Klager wijst erop dat hij meermaals aan verweerster kenbaar heeft gemaakt dat zij bij eventuele vragen contact op moet nemen met de rechtbank. Desondanks heeft zij klager op 13 oktober 2023 een e-mail gestuurd. b) Verweerster heeft onjuiste informatie verstrekt, welke informatie het verzoek tot mediation heeft verstoord. Verweerster heeft hem laten weten dat hij één of meerdere contactpersonen mocht kiezen om bij de mediation aanwezig te zijn. Klager heeft ervoor gekozen om alleen met de heer LH in gesprek te gaan. Op 31 oktober 2023 werd het duidelijk dat de heer LH niet wil deelnemen aan de mediation. c) Verweerster had zich moeten onttrekken in de kantonzaak gelet op het feit dat klager een klacht over haar bij de deken had ingediend. Verweerster heeft echter een verweerschrift bij de rechtbank ingediend en de werkgever op 24 november bijgestaan op de zitting. d) Klager stelt dat hij van een medewerker van het mediationbureau heeft begrepen dat verweerster zich sowieso niet zou gaan inspannen in de mediation.
3 VERWEER 3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING Toetsingskader 4.1 De klacht is gericht tegen de advocaat van de wederpartij van klager. Voorop staat dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. Klachtonderdeel a) 4.2 Klager verwijt verweerster dat zij contact met hem heeft opgenomen, terwijl hij haar (meerdere keren) had gevraagd bij vragen contact op te nemen met de rechtbank. De voorzitter is van oordeel dat het verweerster vrij stond klager te benaderen. Zij heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat haar vragen niet aan de rechtbank, maar aan klager gericht waren. Nu klager geen advocaat of gemachtigde had, mocht verweerster zich rechtstreeks tot klager wenden, ondanks zijn eerdere verzoeken. Dit klachtonderdeel is dan ook kennelijk ongegrond. Klachtonderdeel b) 4.3 Klager verwijt verweerster het verstrekken van onjuiste informatie. Volgens klager heeft verweerster op 23 oktober 2023 onjuiste informatie verstrekt, omdat op 31 oktober 2023 is vastgesteld dat de heer LH niet wilde deelnemen aan de mediation. 4.4 Uit de overgelegde stukken blijkt dat verweerster op 23 oktober 2023 heeft gesteld dat de werkgever wilde meewerken aan mediation en dat klager zo nodig mocht kiezen met welke contactpersoon het mediationgesprek zou worden gevoerd. De mediationpoging is vervolgens vastgelopen op de verdeling van de kosten en aan-/afwezigheid van de heer LH. Dat het mediationbureau op 31 oktober 2023 het traject heeft gestopt om deze redenen, betekent niet dat verweerster onjuiste informatie heeft verstrekt over de deelname van de heer LH aan het traject. Ook het feit dat de heer LH later – vanwege de aansprakelijkstelling door klager – niet meer aan het traject heeft willen deelnemen, betekent niet dat klaagster op 23 oktober 2023 onjuiste informatie heeft verstrekt. Het is de voorzitter ook anderszins niet gebleken dat verweerster onjuiste informatie heeft verstrekt. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond. Klachtonderdeel c) 4.5 Klager verwijt verweerster dat zij zich, naar aanleiding van klagers klacht, niet heeft onttrokken aan de zaak. De voorzitter overweegt dat een klacht van een wederpartij op zichzelf geen reden is voor de advocaat om zich aan de zaak of procedure te onttrekken. Het stond verweerster dan ook vrij om namens de werkgever op te blijven treden tegen klager. Ook dit verwijt is kennelijk ongegrond. Klachtonderdeel d) 4.6 Voor zover klager verweerster ook verwijt dat zij zich niet zou gaan inspannen voor de mediation, geldt dat dit verwijt op geen enkele wijze is onderbouwd. De voorzitter kan dat uit de overgelegde correspondentie ook niet afleiden. Ook dit verwijt is daarom kennelijk ongegrond.
BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond
Aldus beslist door mr. A.E.A.M. van Waesberghe, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 april 2024.