Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-03-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2024:73

Zaaknummer

23-919/AL/NN

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht van advocaat over andere advocaat wordt kennelijk ongegrond verklaard.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 18 maart 2024 in de zaak 23-919/AL/NN naar aanleiding van de klacht van:

klager oververweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen van P.C. van der Maas, lid van de Raad van de Orde Noord-Nederland, namens de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland, van 28 december 2023, met kenmerk 2251612.

1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Klager heeft de heer [N] bijgestaan in een procedure tegen zijn ex-partner. Die ex-partner heeft [N] in een civiele procedure gedagvaard met als doel de vaststelling van een bijdrage in haar levensonderhoud te verkrijgen na beëindiging van de samenleving. Bij (tussen)vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, zittingsplaats Groningen, van 17 mei 2023 is [N] veroordeeld om aan zijn ex-partner de verzochte € 8.000 bruto per maand te betalen. 1.2 Op 24 mei 2023 heeft [N] zich gewend tot (het kantoor van) verweerster voor een second-opinion. [N] heeft zich vanaf dat moment door verweerster laten bijstaan. 1.3 In een e-mail van 30 mei 2023 heeft verweerster aan klager bericht dat zij zich op verzoek van [N] als advocaat heeft gesteld in de hiervoor bedoelde procedure. Klager stelt dat hij deze e-mail niet heeft ontvangen. 1.4 Op 31 mei 2023 heeft [N] aan klager bericht dat hij een andere advocaat in de arm heeft genomen. In die e-mail heeft [N] verzocht het (digitale) dossier aan de opvolgend advocaat te verstrekken. 1.5 Klager heeft op 5 juni 2023 de ontvangst van het bericht van [N] bevestigd en gevraagd om hem te informeren over de identiteit van de opvolgend advocaat. 1.6 Op 5 juni 2023 heeft verweerster een e-mail aan klager gestuurd met het verzoek om afgifte te doen van het volledige procesdossier. In die e-mail heeft verweerster klager aansprakelijk gesteld voor de schade die [N] heeft geleden en nog zou gaan lijden als gevolg van het tekortschieten van klager. Ook heeft verweerster in deze e-mail geschreven dat zij [N] in overweging heeft gegeven om klager van zijn handelen een tuchtrechtelijk verwijt te maken. 1.7 Op 6 juni 2023 heeft klager aan verweerster bericht dat zij en [N] al beschikken over het volledige procesdossier, maar dat voor zover er nog stukken zouden ontbreken hij bereid is om die na te zenden. 1.8 Op 7 juni 2023 heeft verweerster nogmaals aangegeven niet over het volledige procesdossier te beschikken en heeft zij verzocht het procesdossier digitaal aan haar te verstrekken, voor zover dat beschikbaar is. 1.9 Op 20 juni 2023 heeft een telefoongesprek plaatsgevonden tussen klager en verweerster. 1.10 Op 18 juli 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door: a) in het geheel geen contact met klager op te nemen conform gedragsregel 28 en geen enkel overleg te voeren in verband met de overname van de zaak die klager in behandeling had; b) in strijd met gedragsregel 24, niet in het belang van de rechtszoekende en van de advocatuur in het algemeen te streven naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen, door zeer lichtvaardig, namelijk zonder kennis te nemen van het volledige procesdossier, zeer vergaande standpunten in te nemen ten aanzien van het handelen van klager als advocaat van [N].

3 VERWEER 3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING

Maatstaf

4.1 Het is vaste rechtspraak van het Hof van Discipline dat een advocaat zich dient te onthouden van handelingen waardoor het vertrouwen in de advocatuur als zodanig wordt geschaad, en zich te allen tijde dient te onthouden van een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Dergelijk handelen is immers in strijd met de in artikel 46 van de Advocatenwet omschreven normen. Uitgangspunt is dat een advocaat moet handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsbeoefenaar mag worden verwacht.

Gedragsregel a)

4.2 Gedragsregel 28 lid 1 houdt in dat een advocaat zich in beginsel onthoudt van initiatieven om in een lopende zaak een cliënt van een andere advocaat tot de zijne te maken. Krijgt een advocaat een verzoek de behandeling van een zaak, die reeds bij een andere advocaat in behandeling is, over te nemen, dan voeren deze advocaten onderling overleg met het doel de opvolgende advocaat behoorlijk in te lichten over de stand van de zaak. In de toelichting bij deze gedragsregel staat dat het de eigen verantwoordelijkheid van de overnemende advocaat is om daadwerkelijk te overleggen met de andere advocaat alvorens de behandeling van een zaak over  te nemen. Verder staat in die toelichting dat dat anders kan zijn als zich omstandigheden voordoen die ertoe leiden dat de overnemende advocaat niet in de gelegenheid is om daadwerkelijk voorafgaand overleg te voeren. 4.3 De voorzitter is van oordeel dat in deze zaak is gebleken van de hierboven genoemde omstandigheden. Uit de inhoud van het klachtdossier volgt immers dat een dag na het versturen van de e-mail van 30 mei 2023 de zaak op de rol stond voor de opgave van verhinderdata. Daarnaast dreigde de executie van het tussenvonnis. Het feit dat verweerster handelingen in deze zaak heeft verricht zonder dat zij op dat moment overleg met klager had gevoerd, acht de voorzitter vanwege deze (spoedeisende) omstandigheden dan ook niet in strijd met deze gedragsregel. Bovendien heeft verweerster korte tijd later zich per mail gemeld en vervolgens - op 20 juni 2023 - wel telefonisch contact gehad met klager. De omstandigheid dat zij in dat telefoongesprek niet tot een inhoudelijk gesprek over de (overdracht van de) zaak zijn gekomen, maakt niet dat verweerster in strijd met gedragsregel 28 heeft gehandeld. Dit klachtonderdeel wordt daarom kennelijk ongegrond verklaard.  Klachtonderdeel b)

4.4 Gedragsregel 24 bepaalt dat een advocaat in het algemeen moeten streven naar een onderlinge verhouding die berust op welwillendheid en vertrouwen. Klager stelt dat verweerster met het sturen van haar e-mail van 5 juni 2023 in strijd met deze bepaling heeft gehandeld. In die e-mail heeft verweerster klager aansprakelijk gesteld voor de schade die [N] heeft geleden en nog zou gaan lijden als gevolg van het tekortschieten van klager. Ook heeft verweerster in deze e-mail geschreven dat zij [N] in overweging heeft gegeven om klager van zijn handelen een tuchtrechtelijk verwijt te maken. De voorzitter is van oordeel dat het verweerster vrij stond om deze e-mail (in overleg met haar cliënt) op dat moment aan klager te sturen. Op grond van het klachtdossier is niet gebleken dat verweerster deze e-mail te lichtvaardig of op grond van te weinig kennis van het dossier en daarmee in strijd met gedragsregel 24 - zoals door klager is betoogd - heeft verstuurd. Dat betekent dat verweerster van dit handelen geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dit klachtonderdeel wordt daarom kennelijk ongegrond verklaard.

BESLISSING De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2024.

Griffier                                                                                                                                            Voorzitter   Verzonden d.d. 18 maart 2024