Rechtspraak
Uitspraakdatum
18-03-2024
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2024:92
Zaaknummer
240004
Inhoudsindicatie
Hoger beroep tegen een tussenbeslissing van de raad niet-ontvankelijk.
Uitspraak
Beslissing van 18 maart 2024
in de zaak 240004
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerder
tegen:
klaagster
DE PROCEDURE BIJ DE RAAD
Het hof verwijst naar de beslissing van 22 mei 2023 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort ’s-Hertogenbosch (zaaknummer 22-985/DB/OB). In deze beslissing heeft de raad de klacht tegen verweerder ambtshalve aangevuld met klachtonderdeel 11: “verweerder heeft gehandeld in strijd met gedragsregel 18 lid 2, doordat hij werkzaamheden bij klaagster heeft gedeclareerd op basis van een uurtarief, terwijl hij voor klaagster optrad op basis van een toevoeging” en de zaak vervolgens terugverwezen naar de deken voor nader onderzoek naar dit aangevulde onderdeel van de klacht. De raad heeft de verdere behandeling van de zaak, in afwachting van de resultaten van het dekenonderzoek, aangehouden.
Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSHE:2023:67 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
Het hof verwijst naar de beslissing van 11 december 2023 van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch (zaaknummer: 22-985/DB/OB). In deze beslissing heeft de raad de zaak opnieuw terugverwezen naar de deken voor het heropenen van het onderzoek naar de authenticiteit van de door verweerder aan de deken toegestuurde declaraties, nu de deken niet met zekerheid heeft kunnen vaststellen of verweerder de tekst van de oorspronkelijke declaratie op een later tijdstip heeft gewijzigd (aangevuld). De raad heeft de verdere behandeling van de zaak, in afwachting van de resultaten van het dekenonderzoek, aangehouden.
Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRSHE:2023:139 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
De Procedure bij het hof
Het hoger beroepschrift van verweerder tegen de (tussen)beslissing van de raad is op 8 januari 2024 ontvangen door de griffie van het hof.
Verder bevat het dossier van het hof de stukken van de raad.
Het hof heeft de zaak in raadkamer behandeld.
HOGER BEROEP
Gronden voor het beroep
Het beroep van verweerder is gericht tegen een (tussen)beslissing van de raad waartegen geen hoger beroep openstaat. Verweerder beroept zich op de doorbreking van het appelverbod wegens de schending van fundamentele rechtsbeginselen door de raad. Verweerder brengt in dit kader – kort weergegeven - een drietal grieven naar voren, te weten:
dat na de zitting van 11 december 2023 een rechterwisseling heeft plaatsgevonden, zonder dat dit vooraf aan partijen kenbaar is gemaakt, hetgeen een schending van art. 6 EVRM zou opleveren;
dat de opdracht van de raad aan de deken om nader onderzoek te doen geen steun vindt in de (advocaten)wet, althans niet in de artikelen 46 tot en met 60aa Advocatenwet, zodat de raad buiten zijn bevoegdheid is getreden;
dat de raad met zijn (tussen)beslissing een voor partijen verrassende beslissing heeft genomen door een andere maatstaf aan te leggen, zonder dat partijen zich hierover hebben kunnen uitlaten. De raad heeft volgens verweerder hiermee het beginsel van hoor en wederhoor geschonden.
Gelet op het voorgaande verzoekt verweerder het hof om de beslissing van 11 mei 2023 (het hof begrijpt: 11 december 2023) te vernietigen, het hoger beroep tegen deze beslissing gegrond te verklaren en de zaak te verwijzen naar een andere raad.
BEOORDELING HOF
De ontvankelijkheid van het hoger beroep
Op grond van art. 56 Advocatenwet kan hoger beroep slechts tegelijk met een (eind)beslissing van de raad worden ingesteld. De raad heeft met gebruikmaking van artikel 46l Advocatenwet de zaak terugverwezen naar de deken voor nader onderzoek. Het betreft hier een procesbeslissing en geen (tussen)beslissing waarin op enigerlei wijze op de aan de raad voorgelegde klacht wordt beslist. Dit betekent dat de wet aan verweerder niet de mogelijkheid biedt om in hoger beroep te komen. Het beroep van verweerder zal om die reden niet-ontvankelijk verklaard.
slotsom
Verweerder kan niet in hoger beroep worden ontvangen.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart het beroep van verweerder niet-ontvankelijk.
Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. A.M. Koene en E.C. Gelok, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Bor, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2024.