Rechtspraak
Uitspraakdatum
29-03-2024
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2024:89
Zaaknummer
230047
Inhoudsindicatie
Herstelbeslissing
Uitspraak
HERSTELBESLISSING
van 29 maart 2024
in de zaak 230047
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klaagster
gemachtigde: W.E. van Benthem
tegen:
verweerder
gemachtigde: mr. B.D.W. Martens
1 DE BESLISSING WAARVAN HERSTEL
Het hof verwijst naar zijn beslissing van 19 februari 2024 met zaaknummer 230047. In deze beslissing heeft het hof de beslissing van 16 januari 2023 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (zaaknummer: 22-105/AL/MN; ECLI:NL:TADRARL:2023:3) bekrachtigd. Deze beslissing is onder ECLI:NL:TAHVD:2024:85 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.
2 HET HERSTEL
2.1 Het hof stelt, daarop gewezen door klaagster, vast dat sprake is van kennelijke fouten die zich voor eenvoudig herstel lenen. Nu verweerder zich desgevraagd conformeert aan het oordeel van het hof, zal het hof op de volgende punten tot verbetering overgaan.
2.2 In overweging 5.84 van de beslissing is ten onrechte opgenomen “Ook heeft de raad onterecht klachtonderdeel u niet als zelfstandig klachtonderdeel aangemerkt.” Door deze passage wordt ten onrechte gesuggereerd dat klachtonderdeel u gegrond wordt verklaard. Gelet op hetgeen volgt uit overweging 5.82, behoorde voornoemde passage in overweging 5.85 te worden opgenomen.
2.3 Eenzelfde verschrijving is opgenomen in het dictum, onder overweging 6.2. In deze overweging is klachtonderdeel u eveneens gegrond bevonden, terwijl klachtonderdeel u ongegrond is verklaard. Dit brengt met zich dat overweging 6.3 ook dient te worden verbeterd.
2.4 Ten slotte is in overweging 3.8 weergegeven “Volgens mevrouw W is daaraan de afsluiting met “vertrouwenspersoon [de zoon]” toegevoegd, maar is dat niet door haar maar door verweerder gedaan.” Klaagster heeft erop gewezen dat uit de stukken volgt dat mevrouw W niet de vertrouwenspersoon van de zoon, maar van de vader is (die een vergelijkbare roepnaam heeft). De beslissing zal ook in zoverre worden hersteld.
3 BESLISSING
Het Hof van Discipline herstelt de beslissing van 19 februari 2024 van het Hof van Discipline met zaaknummer 230047 in die zin dat:
de tekst “vertrouwenspersoon [de zoon]”in overweging 3.8 wordt gewijzigd in “vertrouwenspersoon [de vader]”; overweging 5.84, waar staat:“De raad heeft ten onrechte klachtonderdelen c, e, en s niet gegrond verklaard. Ook heeft de raad onterecht klachtonderdeel u niet als een zelfstandig klachtonderdeel aangemerkt. Het hof zal deze klachtonderdelen alsnog gegrond verklaren.”
wordt gewijzigd in:
“De raad heeft ten onrechte klachtonderdelen c, e, en s niet gegrond verklaard. Het hof zal deze klachtonderdelen alsnog gegrond verklaren.”
overweging 5.85, waar staat:“De raad heeft ten onrechte klachtonderdeel q gegrond verklaard. Het hof zal dit klachtonderdeel alsnog ongegrond verklaren.”
wordt gewijzigd in:
“De raad heeft ten onrechte klachtonderdeel q gegrond verklaard. Ook heeft de raad onterecht klachtonderdeel u niet als een zelfstandig klachtonderdeel aangemerkt. Het hof zal dit klachtonderdeel alsnog ongegrond verklaren.”
overweging 6.2, waar staat:“verklaart klachtonderdelen c, e, s, en u gegrond;”
wordt gewijzigd in:
“verklaart klachtonderdelen c, e en s gegrond;”
overweging 6.3, waar staat:“verklaart klachtonderdeel q ongegrond;”
wordt gewijzigd in:
“verklaart klachtonderdelen q en u ongegrond;”
Deze beslissing is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima, voorzitter, mrs. K.H.A. Teuben, A.E.M. Röttgering, F.C. van der Jagt-Vink en E.M.J. van Nieuwenhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A.A. Traousis, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2024.