Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-01-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2024:63
Zaaknummer
23-532/AL/GLD
Inhoudsindicatie
Ongegrond verzet.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 15 januari 2024 in de zaak 23-532/AL/GLD naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 18 september 2023 op de klacht van:
klager oververweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 13 maart 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster. 1.2 Op 28 juli 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K 23/45 van de deken ontvangen. 1.3 Bij beslissing van 18 september 2023 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen. 1.4 Op 4 oktober 2023 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. 1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 11 december 2023. Daarbij was verweerster aanwezig. 1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.
2 VERZET De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in: (i) de voorzitter heeft in rechtsoverweging 4.3 ten onrechte overwogen dat het standpunt van klager dat verweerster zelf met het kind heeft gesproken niet was onderbouwd. Volgens klager is deze overweging onbegrijpelijk. Klager heeft in zijn e-mail van 25 april 2023 (repliek bij de deken) erop gewezen dat verweerster in haar verweerschrift/zelfstandig verzoek in de onderdelen 17 en 23 heeft aangevoerd dat het een uitdrukkelijke keuze van het kind was om geen omgang met klager te hebben. Dit kan niet anders worden gelezen dan dat verweerster rechtstreeks contact met zijn kind heeft gehad; (ii) de voorzitter heeft een klachtonderdeel onbehandeld gelaten. In zijn repliek heeft klager ook geklaagd over het feit dat verweerster ongefundeerde beschuldigen over hem in haar stukken heeft geuit door daarin te insinueren dat er iets zou zijn gebeurd tussen klager en zijn zoon, terwijl niets is gebeurd, met de bedoeling om klager zwart te maken.
3 FEITEN Voor de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.
4 KLACHT De klacht houdt in, zakelijk weergegeven en naar aanleiding van het verzet aangepast, dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door: a) zonder noodzaak en zonder medeweten of toestemming van klager te verzoeken om het kind te laten horen door de rechtbank, daarvan geen afschrift aan klager te sturen, en een e-mail van het kind naar de rechtbank door te sturen. Verweerster belast het kind hierdoor onnodig met de louter financiële procedure; b) klager zwart te maken door zonder concrete voorbeelden te insinueren dat er iets tussen klager en het kind is voorgevallen, terwijl niets is gebeurd.
5 VERWEER De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer van verweerster op het verzetschrift en de klachtonderdelen ingaan.
6 BEOORDELING
Ten aanzien van het verzet
6.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten. 6.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden tegen klachtonderdeel a) niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft dat klachtonderdeel naar het oordeel van de raad dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. De raad zal het verzet dan ook in zoverre ten aanzien van klachtonderdeel a) ongegrond verklaren. 6.3 Dat ligt anders met betrekking tot de tweede verzetgrond waarin klager stelt dat de voorzitter ten onrechte niet heeft geoordeeld over zijn tweede klacht, namelijk dat verweerster ongefundeerde beschuldigen over hem heeft geuit in haar stukken. 6.4 De raad stelt voorop dat de klachtomschrijving niet door de deken, maar door de tuchtrechter wordt vastgesteld aan de hand van de klacht zoals deze is ingediend bij de deken en zoals deze uit het onderzoek door de deken blijkt. Het is de deken, die overeenkomstig artikel 46e Advocatenwet , de ingediende klacht en de resultaten daarvan ter kennis van de raad brengt (HvD 5 februari 2018, ECLI:NL:TAHVD:2018:36). De raad constateert dat de deken dit tweede verwijt van klager niet heeft vermeld in de aanbiedingsbrief. Het had op de weg van de voorzitter gelegen om desondanks over het tweede klachtonderdeel van klager te oordelen, temeer daar verweerster daartegen in haar dupliek ook verweer heeft gevoerd. Nu de voorzitter dat niet heeft gedaan, oordeelt de raad het verzet in zoverre gegrond, zodat de raad (alleen) klachtonderdeel b) inhoudelijk zal beoordelen.
Ten aanzien van klachtonderdeel b)
6.5 Dit verwijt betreft een klacht tegen de advocaat van de wederpartij van klager. Voor alle advocaten geldt dat zij in principe alleen de belangen van hun eigen cliënt hoeven te behartigen. Niet voor niets is partijdigheid een belangrijke kernwaarde voor advocaten (artikel 10a Advocatenwet). Zij hebben veel vrijheid om te doen wat in het belang van hun cliënt nodig is. Wel moeten zij voorkomen dat zij de belangen van de wederpartij onnodig en op ontoelaatbare wijze schaden. Advocaten mogen zich bijvoorbeeld niet onnodig kwetsend uitlaten over de wederpartij. Ook mogen zij niet bewust onjuiste informatie verschaffen om daarmee de rechter te misleiden. Verder geldt dat advocaten ervan mogen uitgaan dat de informatie die zij van hun cliënt hebben gekregen juist is. Tot slot hoeven zij in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat zij voor hun cliënt willen bereiken met de middelen waarvan zij zich bedienen, opweegt tegen het nadeel dat zij daarmee aan de wederpartij toebrengen. 6.6 De raad zal klachtonderdeel b) aan de hand van deze maatstaf beoordelen. 6.7 Volgens klager heeft verweerster hem ten onrechte geprobeerd zwart te maken door te insinueren dat er van alles tussen hem en het kind was gebeurd. Daartoe heeft hij verwezen naar hetgeen verweerster in de volgende randnummers van het verweerschrift wijzigen alimentatie tevens zelfstandig verzoek wijziging zorgregeling heeft geschreven: 5. [naam kind] (geboren 19-4-2011) woont bij moeder en stiefvader. Er is sprake van een ondertoezichtstelling. Moeder heeft het contact tussen [kind] en [klager] nimmer tegengehouden. [Kind] wil - gezien alles wat tussen hem en [klager] is voorgevallen - geen enkel contact meer met [klager]. [Kind] gaat vanaf oktober 2021 niet meer naar [klager]. In oktober 2021 is er een enorme ruzie geweest waarbij [kind] [N] gesmeekt heeft om hem op te halen bij [klager]. [N] heeft dit gedaan. (…).
19. (…) Er is veel gebeurd tussen [kind] en [klager] als gevolg waarvan [kind] op dit moment [klager] niet wil zien. Met hulpverlening wordt getracht dit contact te herstellen (…).
6.8 Verweerster heeft in haar repliek in het klachtonderzoek bij de deken betwist dat zij klager heeft geprobeerd zwart te maken. Zij heeft in de stukken het standpunt van haar cliënte verwoord. Uit de stukken met betrekking tot de ondertoezichtstelling van het kind, zoals door klager bij zijn klacht overgelegd, volgt ook dat het kind tegen de gezinsvoogd heeft verteld dat er veel is gebeurd waardoor hij niet naar zijn vader wil. Van zwart maken van klager door haar is geen sprake geweest, aldus verweerster. 6.9 Naar het oordeel van de raad heeft verweerster geen uitlatingen over klager gedaan die als grievend zijn te kwalificeren terwijl die uitlatingen in het kader van de belangenbehartiging van de cliënte van verweerster wel nodig waren. Verweerster mocht het standpunt van haar cliënte vermelden zoals door haar gedaan en werd daarin gesteund door hetgeen het kind zelf tegen zijn gezinsvoogd heeft gezegd. Met haar uitlatingen heeft verweerster dan ook niet de grenzen overschreden van de vrijheid die zij als advocaat van de wederpartij had, en dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager gehandeld. De raad zal daarom klachtonderdeel b) ongegrond verklaren.
BESLISSING De raad van discipline: - verklaart het verzet in klachtonderdeel a) ongegrond en in klachtonderdeel b) gegrond; - verklaart klachtonderdeel b) ongegrond.
Aldus beslist door mr. G.F. van den Berg, voorzitter, mrs. E.H.M. Harbers, H.K. Scholtens, A.W. Siebenga, S.H.G. Swennen, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2024.
Griffier Voorzitter Verzonden d.d. 15 januari 2024