Rechtspraak
Uitspraakdatum
25-01-2024
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2024:80
Zaaknummer
240002
Inhoudsindicatie
Verzoek tot verwijzing van een klacht tegen twee advocaten naar een andere raad of een andere deken afgewezen. De klacht tegen de ene advocaat is al in behandeling bij de raad van discipline en kan niet meer verwezen worden naar een andere raad. De klacht tegen de andere advocaat is nog niet ingediend en het verzoek is aldus voorbarig. Voor zover deze klacht alsnog zal worden ingediend, geldt dat het stadium van de klachten te ver uiteenloopt.
Uitspraak
Beslissing van de voorzitter van
het Hof van Discipline
van 25 januari 2024
in de zaak 240002
naar aanleiding van het verzoek tot verwijzing van de klachten van:
klager
tegen:
verweerders
1 HET VERZOEK
1.1 De voorzitter van het hof verwijst naar het e-mailbericht van 1 januari 2024 van klager. Hierin verzoekt klager aan de voorzitter van het hof om verwijzing van klachten tegen verweerders op grond van artikel 46aa, lid 5, Advocatenwet.
2 NADERE INFORMATIE
2.1 Omdat de door klager in zijn bericht van 1 januari 2024 verstrekte informatie te summier was om het verwijzingsverzoek te kunnen beoordelen heeft de griffier in overleg met de voorzitter contact opgenomen met klager.
2.2 De griffier heeft een samenvatting van de informatie die klager telefonisch heeft verstrekt vastgelegd in een bericht van 12 januari 2024. Klager heeft op 15 januari 2024 gereageerd op het bericht van de griffier. Beide berichten vormen onderdeel van het dossier.
2.3 Verweerder 1 was de advocaat van klager en heeft hem geadviseerd. Klager was het met het advies niet eens en bovendien heeft verweerder 1 het advies zonder toestemming van klager aan derden verstrekt.
2.4 Na tussenkomst van de rechtsbijstandsverzekeraar van klager heeft verweerder 2 een second opinion gegeven over het advies van verweerder 1. Ook met die second opinion was klager het niet eens.
2.5 Bij de Amsterdamse deken heeft klager geklaagd over verweerder 1. De Amsterdamse deken heeft het onderzoek naar die klacht afgerond, waarna de klacht is doorgestuurd naar de raad van discipline Amsterdam. De Amsterdamse raad heeft de klacht nog in behandeling.
2.6 De deken Gelderland is op de hoogte van de problemen van klager met verweerder 2. De deken Gelderland heeft daar ook al bemoeienis mee gehad. Klager heeft echter nog geen tuchtklacht ingediend tegen verweerder 2.
2.7 Het is de wens van klager dat de klachten tegen verweerders gelijktijdig worden behandeld. De klachten vloeien voort uit hetzelfde dossier en deze zien op dezelfde soort gedraging. Gelijktijdige behandeling is volgens klager verder mogelijk omdat de klachtzaak tegen verweerder 1 is aangehouden door de raad.
3 DE BEOORDELING
3.1 Op grond van het bepaalde in artikel 46aa lid 5 van de Advocatenwet kan het hof een klacht die is ingediend tegen of betrekking heeft op meerdere advocaten die kantoor houden in verschillende ressorts verwijzen naar de raad in het ressort waar een van de beklaagde advocaten kantoor houdt.
3.2 De voorzitter stelt vast dat in relatie tot de klacht tegen verweerder 1 geen sprake meer kan zijn van verwijzing naar een andere raad van discipline. De klacht is immers al in behandeling bij de Amsterdamse raad.
3.3 In relatie tot verweerder 2 is nog geen klacht ingediend en valt er nog niets te verwijzen naar de raad van discipline te Amsterdam. Het verzoek is dus voorbarig. Voor zover klager alsnog een klacht zal indienen tegen verweerder 2 geldt dat niet aannemelijk is dat gezamenlijke behandeling doelmatig is. Het stadium waarin de beide klachtzaken zich bevinden loopt immers sterk uiteen. In de klachtzaak tegen verweerder 1 is de raad al aan zet, terwijl het onderzoek in een eventuele klachtzaak tegen verweerder 2 nog van start moet gaan. De klacht tegen verweerder 1 is weliswaar kennelijk aangehouden, maar het hof kan de Amsterdamse raad niet verplichten om de behandeling van de klacht tegen verweerder 1 op te schorten tot het moment dat de Gelderse deken het onderzoek tegen een (nog in te dienen) klacht tegen verweerder 2 heeft afgerond.
3.4 De voorzitter zal het verzoek tot, naar wordt begrepen, de raad van discipline Amsterdam, daarom afwijzen.
4 BESLISSING
De voorzitter van het Hof van Discipline:
4.1 wijst het verzoek tot verwijzing af.
Deze beslissing is gewezen op 25 januari 2024 door mr. J. Blokland, voorzitter.
voorzitter
De beslissing is verzonden op 25 januari 2024.