Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-03-2024

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2024:71

Zaaknummer

230112

Inhoudsindicatie

Klacht tegen de eigen advocaat. Bekrachtiging beslissing raad. Klachten ongegrond. Naar het oordeel van het hof heeft verweerster gehandeld met de vereiste zorgvuldigheid die van een advocaat mag worden verwacht.  Ondanks dat de communicatie van verweerster richting klager iets duidelijker had mogen zijn, nu er bij klager – ondanks de gegeven adviezen - klaarblijkelijk onduidelijkheid bestond over zijn juridische positie en de consequenties daarvan, heeft verweerster naar het oordeel van het hof voldoende inspanningen geleverd om klager juridisch gezien zo goed mogelijk bij te staan en van goed advies te voorzien. Ook op de inhoud van het advies heeft het hof niets aan te merken. Ook is van een belangenverstrengeling niet gebleken.

Uitspraak

Beslissing van 8 maart 2024

in de zaak 230112

naar aanleiding van het hoger beroep van:

 

 

klager

 

 

tegen:

 

 

verweerster

 

1    DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

 

1.1     Het hof verwijst naar de beslissing van 20 maart 2023 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Amsterdam (zaaknummer: 22-852/A/A). In deze beslissing is de klacht van klager in zijn geheel ongegrond verklaard.

 

1.2    Deze beslissing is onder  ECLI:NL:TADRAMS:2023:53 op tuchtrecht.nl gepubliceerd. 

 

2    DE PROCEDURE BIJ HET HOF

 

2.1    Het hoger beroepschrift van klager tegen de beslissing is op 17 april 2023 ontvangen door de griffie van het hof. 

 

2.2    Verder bevat het dossier van het hof:

-    de stukken van de raad;  -    de aanvullende reactie van klager van 19 april en 5 mei 2023;  -    het verweerschrift van verweerder; -    de schriftelijke reactie van klager 16 juni 2023 op het verweerschrift.

   2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 8 januari 2024. Daar zijn klager en een vriend van hem, de heer K, die als tolk fungeert, verschenen en verweerster en haar gemachtigde. Het standpunt van klager is door de tolk toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen, die ook onderdeel uitmaken van het dossier van het hof. Van hetgeen is besproken heeft de griffier aantekeningen gemaakt. 

 

3    FEITEN

 

3.1    Het hof stelt de volgende feiten vast.

 

3.2    Klager woonde in een huurwoning in Amsterdam. Toen de huurder (hierna: E) overleed, heeft klager zich bij e-mailbericht van 29 juni 2021 tot de verhuurder gericht en gevraagd of hij de huur kon overnemen. In dit bericht aan de verhuurder schrijft klager dat hij de achterblijvende medehuurder is.

3.3    Toen bleek dat de verhuurder hier niet mee instemde, heeft klager zich in een e-mailbericht van 5 juli 2021 tot verweerster gewend voor juridische bijstand. 

3.4    Op 6 juli 2021 heeft verweerster per e-mailbericht aan klaagster de opdrachtbevestiging gestuurd en daarin gevraagd om een reactie met een akkoord. 

3.5    Op 8 juli 2021 heeft klager per e-mailbericht aan verweerster zijn akkoord gegeven voor de opdracht. Ook schrijft klager in dit bericht aan verweerster het volgende, voor zover relevant: 

“(…) regardless that the date of handover will be on de the 5th of August instead of the 28th, I’m still phasing the same issue and would really appreciate professional advice, so I don’t end up in the street or with an empty house (…).”

3.6    Op 13 juli 2021 heeft verweerster aan de verhuurder gemaild dat klager zich tot haar heeft gewend en dat alle correspondentie vanaf dan via haar kantoor dient te verlopen, waarbij zij er vanuit gaat dat er geen rechtsmaatregelen zullen worden genomen.

3.7    Op 14 juli 2021 heeft verweerster met de verhuurder gesproken. In het telefoongesprek dat verweerster nadien met klager heeft gevoerd, heeft klager medegedeeld dat een ontruimingsdatum is afgesproken voor 5 augustus 2021. Dit komt overeen met wat de verhuurder ook aan verweerster had aangegeven.  

3.8    Op 19 juli 2021 heeft klager in een e-mailbericht aan verweerster om een update gevraagd. 

3.9    Op 20 juli 2021 heeft een kantoorgenoot van verweerster (hierna: mr. G) aan klager gemaild, voor zover relevant: 

“(…) Zoals toegezegd kom ik nog even terug op uw zaak. U hebt akkoord gegeven op de opdrachtbevestiging en ik zie dat de eigen bijdrage is betaald. Er dient nu een brief geschreven te worden en dit hoop ik deze week te doen of in de loop van volgende week (…).”

3.10    Op 22 juli 2021 heeft klager aan mr. G een mailbericht gestuurd met daarin, voor zover relevant, het volgende opgenomen: 

“(…) I have just been informed that the offspring’s of [E] will be coming this weekend to start emptying the house, so they can clear the apartment for [de verhuurder] (…) I plead to respond within this two days or there’s no point on continuing working on the case I’ll be forced to throw out my stuff and be homeless (…).” 

3.11     Op 22 juli 2021 heeft verweerster per aangetekend verzonden brief aan klager het volgende geschreven, voor zover relevant: 

“(…) Zoals ik u telefonisch al aangaf denk ik dat het verstandig is dat ik u even nog bevestig datgene wij hebben besproken over uw positie in de kwestie tegen [de verhuurder] (…) Hoe dat ook zij, in ons telefoongesprek van 14 juli. gaf u, dat er inderdaad zoals [de verhuurder] ook aangaf, een ontruimingsdatum [is] afgesproken (5 augustus a.s.) en heeft u tegen de zoon van E gezegd dat u zult vertrekken. Toen wij elkaar vandaag spraken leek het erop dat u toch weer een ander standpunt wilt innemen en met [mr. G] heeft u gesproken over het opstellen van een inhoudelijke brief richting [de verhuurder]. Ik heb u voorgehouden dat ik van mening ben dat uw positie niet bepaald sterk is. U zegt overduidelijk geen onderhuur positie te willen stellen en overigens nooit (onder)huur te hebben betaald. U bent echter ook geen medehuurder en kan dat alleen maar worden als u een duurzaam gemeenschappelijke huishouding heeft gehad, terwijl u heeft verklaard dat E niet eens in de woning met u samen woonde (…). Vanwege de gesprekken die wij hebben gehad, verzoek ik u nog goed de inhoud van mijn brief door te nemen en mij te laten weten of u nog wenst dat ik iets voor u in de zaak doe.”

3.12     Op 26 juli 2021 schrijft klager in een e-mailbericht aan mr. G, voor zover relevant:

  “First I would like to thank you for all the support, but as I have informed you on our previous conversation; I do not wish nor consent to cause the [E] family any harm, so i have decided to find my way out someway or other although it's not apparent to me yet, I wish to be out by the set date to avoid conflict. I have hired your professional assistance because the landlord "[de verhuurder]" are not dealing with me in a transparent or right way, but we can not do anything about it. Furthermore, I have received the attached letter from the Gemeente, even though a few members have been informed about my situation, which lead me on contact your services eventually. Would like to hear your legal advice on my situation, intention and letter (…).”

3.13     Op 29 juli 2021 heeft de verhuurder, vanwege de opzegging van de woning door de erfgenaam, nog een bezoek gebracht aan de woning. Met klager is toen besproken dat hij nog drie maanden tegen betaling in de woning mocht verblijven. 

3.14     Verweerster heeft in een gespreksnotitie van 30 juli 2021 opgeschreven, voor zover relevant: 

“[klager] gaat nieuw appartement zoeken. Vertrekt toch tijdig (…) Gezegd dossier te zullen sluiten (…).” 

3.15     Op 2 augustus 2021 schrijft verweerster in een per aangetekende post verzonden brief aan klager, voor zover relevant, het volgende: 

“Zekerheidshalve bericht ik u dat wij het dossier hebben gesloten, Wij zullen geen verdere werkzaamheden meer voor u verrichten.”

3.16     Klager heeft op 21 december 2021 bij de deken een klacht ingediend over verweerster

 

4    KLACHT

 

4.1    De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende: 

 

a)    Verweerster heeft klager niet goed bijgestaan in de advisering over zijn positie in een huurkwestie.

b) Verweerster heeft zich schuldig gemaakt aan belangenverstrengeling.

 

5    BEOORDELING

 

Omvang hoger beroep 

 

5.1    De beoordeling in hoger beroep is beperkt tot de klachtomschrijving, zoals deze  aan de raad is voorgelegd in eerste aanleg. Partijen kunnen beroep instellen tegen het oordeel van de raad over die klacht. Nieuwe verwijten en klachten over verweerster moeten eerst worden ingediend bij de deken (art. 46c lid 1 Advw), zodat de deken daarnaar onderzoek kan doen voordat de klacht aan de tuchtrechter wordt voorgelegd. In dit geval betekent dit dat het hof nieuwe verwijten van klager – zoals de stelling dat verweerster nooit heeft gereageerd op het verzoek van de geschillencommissie– buiten beschouwing laat. 

Overwegingen raad

5.2    Ten aanzien van klachtonderdeel a) overweegt de raad dat verweerster heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat mag worden verwacht. Verweerster heeft genoegzaam toegelicht dat zij voldoende inspanningen heeft geleverd om klager juridisch zo goed mogelijk bij te kunnen staan en van een advies te kunnen voorzien, maar dat haar mogelijkheden beperkt waren gelet op de zwakke juridische positie van klager (die geen medeverhuurder bleek te zijn en er geen sprake was van een duurzaam gemeenschappelijk huishouden). Verweerster heeft klager er voorts op gewezen dat enkel nog de mogelijkheid tot het innemen van een positie als onderhuurder resteerde, maar klager stond hier afwijzend tegenover. Hiermee waren de juridische mogelijkheden voor klager uitgeput en kon verweerster overgaan tot het sluiten van het dossier. 

5.3    Ten aanzien van klachtonderdeel b) overweegt de raad dat klager ten aanzien van dit klachtonderdeel geen nadere onderbouwing heeft gegeven. Het enkele feit dat verweerster en de verhuurder op hetzelfde adres gehuisvest zijn, betekent niet dat sprake is van een tegenstrijdig belang of belangenverstrengeling. 

 

Beroepsgronden

 

5.4    Klager meent dat hij ten onrechte uit de woning is gezet doordat verweerster is tekortgeschoten in haar dienstverlening en dat hierdoor zijn rechten als huurder zijn geschonden. Klager voert in dit verband – kort weergegeven en voor zover relevant voor de beoordeling van de klacht tegen verweerster - het volgende aan: 

-    klager vindt dat hij niet goed of niet tijdig op de hoogte is gehouden door verweerster  -    klager ontkent dat hij de brieven van 19 januari 2023 [het begrijpt dat bedoeld wordt de brieven van 10 januari 2023 aan de raad] heeft ontvangen of heeft ondertekend; de brieven zijn naar een onjuist adres gestuurd en de inhoud van deze brieven komt niet overeen met de communicatie tussen partijen in dit dossier, die voornamelijk in het Engels werd gevoerd;  -    klager heeft geen bericht ontvangen dat verweerster het dossier heeft gesloten;   -    klager geeft aan dat hij voornamelijk in het Engels communiceert nu hij de Nederlandse taal niet machtig is en hij veel juridische termen niet begrijpt.  Op 19 april 2023 heeft klager in aanvulling op zijn beroepschrift opgemerkt dat hij het niet eens is met de beslissing van het hof (het hof begrijpt: de beslissing van de raad) nu klager meent dat deze beslissing is gebaseerd op onvolledige en onjuiste feiten. 

 

Verweer in beroep

 

5.5    Namens verweerster is verweer gevoerd. De strekking van het verweer is dat de beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd. 

 

Maatstaf

 

5.6     Bij de beantwoording van de vraag of een advocaat zich betamelijk heeft gedragen als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet hanteert het hof als uitgangspunt dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Bij deze beoordeling geldt dat de tuchtrechter rekening houdt met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met keuzes waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Het hof toetst of verweerder heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijke bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. Deze toets geldt omdat er binnen de beroepsgroep wat betreft de vaktechnische kwaliteit geen sprake is van breed gedragen, schriftelijk vastgelegde professionele standaarden.

 

Overwegingen hof 

 

5.7    Het hof ziet op basis van de beroepsgronden en het onderzoek in hoger beroep geen aanleiding om tot een andere beoordeling van de klacht te komen dan die van de raad. Het hof sluit zich aan bij de beslissing van de raad en neemt die over. Ook het hof is van oordeel dat verweerster heeft gehandeld met de vereiste zorgvuldigheid die van een advocaat mag worden verwacht. In aanvulling hierop merkt het hof nog het volgende op. Ondanks dat de communicatie van verweerster richting klager iets duidelijker had mogen zijn, nu er bij klager – ondanks de gegeven adviezen - klaarblijkelijk onduidelijkheid bestond over zijn juridische positie en de consequenties daarvan, heeft verweerster naar het oordeel van het hof voldoende inspanningen geleverd om klager juridisch gezien zo goed mogelijk bij te staan en van goed advies te voorzien. Ook op de inhoud van het advies heeft het hof niets aan te merken. Gelet hierop verwerpt het hof de gronden van het hoger beroep van klager en bekrachtigt het de beslissing van de raad. 

 

 

6    BESLISSING

 

Het Hof van Discipline:

 

bekrachtigt de beslissing van 20 maart 2023 van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, gewezen onder nummer 22-852/A/A. 

 

Deze beslissing is gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. R. van der Hoeven en P.J.G. van den Boom, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Bor, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 maart  2024.

 

 

griffier                                                                                                    voorzitter  

          

De beslissing is verzonden op 8 maart 2024.