Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-03-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2024:55
Zaaknummer
23-718/AL/NN
Inhoudsindicatie
Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat. Verweerster heeft een map van klager per gewone post aan hem toegezonden, maar klager heeft deze niet ontvangen. Bijna een jaar later komt de map ineens weer boven water. De raad is van oordeel dat verweerster onzorgvuldig met voor klager belangrijke stukken is omgegaan. Ook heeft verweerster zonder toestemming van klager een medische verklaring - opgesteld door diens huisarts - gebruikt om tegen de wil van klager uitstel voor een zitting te vragen met als reden de medische toestand van haar cliënt, terwijl de eigenlijke reden voor het verzochte uitstel een andere was. Maatregel: voorwaardelijke schorsing van twee weken met proeftijd van twee jaar.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 11 maart 2024 in de zaak 23-718/AL/NN naar aanleiding van de klacht van:
klager over verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 14 februari 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster. 1.2 Op 19 oktober 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2023 KNN017/2210268 van de deken ontvangen. 1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 12 januari 2024. Daarbij waren klager en verweerster aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier. Op 2 januari 2024 heeft de raad van de zijde van klager nog een e-mail bericht met bijlage ontvangen. Gelet op het vigerende ‘Landelijk Procesreglement voor klachten bij de raden van discipline’ is deze e-mail te laat ingezonden en zal daarom niet aan het klachtdossier worden toegevoegd. Ter zitting heeft klager verklaard op 11 januari 2024 ook nog een e-mail bericht aan de raad te hebben gezonden. Deze heeft de raad echter niet bereikt, maar zou op dezelfde grond als de e-mail van 2 januari 2024 ook niet aan het klachtdossier zijn toegevoegd.
2 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.1 In een erfrechtkwestie is klager bijgestaan door twee advocaten. Klager was niet tevreden over de geleverde rechtsbijstand en heeft geprotesteerd tegen de declaraties van de advocaten. 2.2 Uiteindelijk is klager gedagvaard wegens het uitblijven van betaling. De betreffende procedure bij de kantonrechter heeft klager verloren. Klager heeft bij de deken klachten ingediend over de beide advocaten die hem bijstonden. 2.3 Klager heeft vervolgens verweerster benaderd die namens klager het reeds door een andere advocaat ingestelde hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter heeft overgenomen. 2.4 Op 11 augustus 2021 zou een fysieke zitting plaatsvinden bij het gerechtshof. Op 9 augustus 2021 heeft verweerster op grond van een doktersverklaring, aangeleverd door haar cliënt, het gerechtshof om uitstel van deze zitting verzocht. Dat uitstel is verleend. 2.5 Op 3 december 2021 heeft de zitting bij het gerechtshof alsnog plaatsgevonden en op 18 januari 2022 heeft het gerechtshof arrest gewezen. In dat arrest is het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. 2.6 Op 20 juni 2022 heeft klager verweerster verzocht om de groene map met documenten die hij verweerster had geleend aan hem terug te sturen. Verweerster heeft gesteld dat zij de groene map op 5 juli 2022 per post aan klager heeft gestuurd. Klager heeft aangegeven de map niet te hebben ontvangen. 2.7 Op 14 februari 2023 heeft klager bij de deken een klacht tegen verweerster ingediend. 2.8 Op 8 mei 2023 kreeg verweerster op haar adres een blauwe map overhandigd van een man, met in die map de documenten die eerder in de groene map zaten. Verweerster heeft deze blauwe map vervolgens op 14 mei 2023 persoonlijk bij klager afgeleverd.
3 KLACHT 3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door: a) de groene map van klager met alle relevante stuken voor het civiele hoger beroep zeer lange tijd niet aan klager terug te geven; b) zonder toestemming van klager zijn doktersverklaring te gebruiken om uitstel te vragen bij het hof, terwijl dit nadelig was voor klager. 3.2 Ter zitting heeft klager zijn klacht nader toegelicht aan de hand van een overgelegde pleitnotitie.
4 VERWEER Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
Klachtonderdeel a) de groene map lange tijd niet aan klager teruggeven
5.1 Klager heeft dit klachtonderdeel onder meer als volgt toegelicht. Op 20 juni 2022 heeft klager aan verweerster een e-mail gestuurd waarin hij schrijft dat hij zijn groene map, die nog bij verweerster lag, op korte termijn nodig heeft. Verweerster stelt dat zij die map op 5 juli 2022 heeft opgestuurd, maar klager heeft de map nooit ontvangen. Op 8 mei 2023 stond verweerster voor de deur van klager en vertelde zij klager dat zij de groene map van een lid van haar tennisclub in Sneek had teruggekregen. Ze had die map echter niet bij zich en bracht deze op zondagavond 14 mei 2023 bij klager thuis. Toen bleek echter dat het niet een groene map was, maar een blauwe. De documenten in de map kwamen wel overeen met wat daarvoor in de groene map had gezeten. 5.2 Verweerster voert aan dat zij de betreffende map niet aan klager kon overhandigen toen klager daarom vroeg. Het kantoor van verweerster was op dat moment verhuisd en de map lag in de opslag. In het kantoor werd ook verbouwd, maar door corona was dat stilgelegd en de bouwmaterialen zijn zo lang daar opgeslagen, waardoor verweerster op dat moment niet bij de kast kon waarin de map lag. Toen ze er weer bij kon heeft ze de map per post aan klager opgestuurd. Het is verweerster een raadsel waarom die niet bij klager is aangekomen. Op 8 mei 2023 belde een man aan bij het kantoor van verweerster met de map van klager. Die heeft verweerster vervolgens op 14 mei 2023 aan klager gegeven. 5.3 De raad overweegt als volgt. Het is ook de raad een raadsel waarom de door verweerster per post verzonden map klager niet heeft bereikt. Ook is het een raadsel hoe het kan dat deze bijna een jaar later door een, volgens verklaring van verweerster ter zitting, voor haar onbekende man bij haar werd bezorgd. En het is een raadsel hoe de map die eerst groen was, ineens blauw is geworden. Op de mondelinge behandeling heeft verweerster verklaard dat zij de map zelf in juli 2022 heeft ingepakt, op het postloket heeft laten verifiëren dat deze voldoende was gefrankeerd en dat zij de map daar vervolgens heeft achtergelaten in een daarvoor bestemd mandje. De map is niet per aangetekende post verzonden en evenmin is een ‘track & trace code’ afgegeven. Door deze handelswijze is verweerster naar het oordeel van de raad onzorgvuldig omgegaan met vertrouwelijke en voor klager belangrijke stukken, waarmee zij haar zorgplicht jegens haar cliënt heeft veronachtzaamd. Klachtonderdeel a) is gegrond.
Klachtonderdeel b) zonder toestemming doktersverklaring gebruiken om uitstel te vragen
5.4 Uit de stukken en verklaringen van klager en verweerster komt ten aanzien van dit klachtonderdeel het volgende naar voren. Verweerster had, de zaak van klager bestudeerd hebbende, niet veel vertrouwen in een gunstige uitkomst van het hoger beroep van klager. De kansen zouden enkel wat beter zijn als zij zouden beschikken over een voor klager positieve uitspraak van de raad van discipline betreffende de klacht tegen de eerdere advoca(a)t(en). De uitspraak van de raad van discipline was er echter nog niet en daarom leek het verweerster verstandiger om de inmiddels geplande zitting van 11 augustus 2021 uit te stellen. In chronologische volgorde is in dit kader het volgende gebeurd. 5.5 Op 3 augustus 2021 heeft verweerster gebeld met klager over haar voornemen tot uitstel en zij vroeg klager om een medische verklaring. Klager heeft toen aangegeven dat hij wilde dat de zitting van 11 augustus 2021 doorgang zou vinden. De medische verklaring heeft klager bij zijn huisarts opgevraagd en op 6 augustus 2021 aan verweerster doen toekomen. In die verklaring, gedateerd 5 augustus 2021, staat enkel:
De heer [de J] is bekend met ernstige hartklachten en ritmestoornissen. Verder heeft hij last van tinnitus, welke verergert bij stress.
5.6 Op 6 augustus 2021 heeft verweerster aan het gerechtshof een e-mail gestuurd, zonder enige bijlage, die ‘Bcc’ ook aan klager is gezonden. Daarin staat:
Geachte mevrouw [U],
Ik heb u zojuist een boodschap ingesproken op uw 06-nummer om u te informeren over de gezondheidssituatie van mijn cliënt de heer [R. de J]. Mijn conclusie en die van zijn arts is dat hij op dit moment niet in staat is om de zitting van a.s. woensdag 11 augustus bij te wonen. Daarbij is een skype-zitting ook niet mogelijk gezien zijn tinnitus. Verzoek tot overleg, dan wel uitstellen van de zitting van a.s. woensdag 11 augustus.
5.7 Op 8 augustus 2021 hebben verweerster en klager een nadere bespreking gevoerd over de zaak en waren ze het er uiteindelijk over eens dat de zitting doorgang zou vinden. 5.8 Op 9 augustus 2021 heeft verweerster gebeld met klager en hem verteld geen vertrouwen te hebben in een gunstige uitkomst van de zaak, zeker nu er nog geen uitspraak van de raad van discipline was. 5.9 Op 9 augustus 2021 heeft verweerster een H16 formulier aan het gerechtshof gezonden, waarin onder meer staat:
Toelichting: Verzoek tot uitstel van de zitting a.s. woensdag 11 augustus om 10.00 uur, wegens gezondheidssituatie van de heer [R. de J]. Mijn conclusie en die van zijn arts is dat de heer [R. de J] op dit moment niet in staat is om de zitting van a.s. woensdag 11 augustus bij de wonen, terwijl dat voor hem van essentieel belang is. Daarbij is een skype-zitting ook niet mogelijk gezien zijn tinnitus.
Stukken bijgevoegd: Nee
5.10 In haar verweer stelt verweerster dat zij toestemming van klager had om voor het vragen van uitstel de doktersverklaring te mogen gebruiken. Klager stelt echter dat hij die toestemming niet heeft gegeven en in de veronderstelling was dat verweerster de dokterverklaring in haar pleidooi zou gaan gebruiken. De raad heeft verweerster gevraagd waarom zij niet de eigenlijke reden voor uitstel aan de griffie van het gerechtshof heeft doorgeven. Verweerster heeft daarop aangegeven dat zij veronderstelde dat zij met een doktersverklaring meer kans had dat het uitstel verleend zou worden. Desgevraagd gaf verweerster aan dat het niet haar bedoeling is geweest om oneerlijk te zijn. 5.11 In het klachtdossier zit geen stuk waarin de afspraken over het al dan niet gebruiken van de dokterverklaring voor het uitstel schriftelijk zijn vastgelegd. Desgevraagd heeft verweerster verklaard dat dat ook niet is gebeurd. Dat houdt in dat het bewijsrisico omtrent de kwestie of verweerster wel of niet toestemming had om de dokterverklaring te gebruiken om uitstel te vragen bij verweerster ligt. Door verweerster is in dit kader naar het oordeel van de raad geen bewijs geleverd dat zij toestemming van klager had. De raad houdt het er daarom voor dat die toestemming er niet was, zodat verweerster heeft gehandeld tegen de wil van haar cliënt. Daarmee heeft verweerster naar het oordeel van de raad tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld, nog daargelaten dat de werkelijke reden voor het verzochte uitstel niet de gezondheidstoestand van haar cliënt was maar dat verweerster nog niet beschikte over een nader stuk. Ook dit klachtonderdeel is gegrond. De raad merkt nog op dat het haar zorgen baart dat verweerster weinig inzicht toonde op het punt dat zij op een onware grond uitstel had gevraagd.
6 MAATREGEL 6.1 Nu de raad beide klachtonderdelen gegrond verklaart, komt aan de orde of aan verweerster een maatregel moet worden opgelegd en zo ja welke. 6.2 Verweerster is onzorgvuldig met vertrouwelijke gegevens van haar cliënt omgegaan en heeft tegen de wil van haar cliënt diens doktersverklaring gebruikt om uitstel voor een zitting aan te vragen, waarbij het uitstel ook nog eens op een oneigenlijke grond is verzocht. De raad rekent verweerster dit zwaar aan en is van oordeel, mede gelet op het tuchtrechtelijk verleden van verweerster, dat een voorwaardelijke schorsing van twee weken passend en geboden is.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING 7.1 Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door. 7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten: a) € 50,- aan forfaitaire reiskosten van klager, b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en c) € 500,- kosten van de Staat. 7.3 Verweerster moet het bedrag van € 50,- aan forfaitaire reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door. 7.4 Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 0790 00, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer 23-718/AL/NN.
BESLISSING De raad van discipline: - verklaart alle klachtonderdelen, en daarmee de klacht, gegrond; - legt aan verweerster de maatregel van voorwaardelijke schorsing in de praktijkuitoefening voor de duur van twee weken; - bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerster een of meer van de navolgende bijzondere of algemene voorwaarden niet heeft nageleefd; - stelt als algemene voorwaarde dat verweerster zich binnen de hierna te melden proeftijd niet opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging; - stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing onherroepelijk wordt. - veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager; - veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3; - veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4; - bepaalt dat de in artikel 8a lid 3 Advocatenwet bedoelde termijn wordt verkort tot twee jaar.
Aldus beslist door mr. M. Jansen, voorzitter, mrs. M.J.J.M. van Roosmalen, H.Q.N. Renon, S.H.G. Swennen en H.J. Voors, leden, bijgestaan door mr. H.P.J. Meijerink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 11 maart 2024