Rechtspraak
Uitspraakdatum
26-02-2024
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2024:35
Zaaknummer
23-788/A/A
Inhoudsindicatie
Raadsbeslissing. Klacht over eigen advocaat. In deze zaak heeft verweerder steken laten vallen op het gebied van voortvarendheid en communicatie met zijn cliënt, terwijl verweerder uit de berichten van klager had moeten kunnen afleiden hoe belangrijk een voortvarende aanpak en een duidelijke communicatie voor klager waren. De aard en ernst hiervan rechtvaardigen de oplegging van een maatregel. Bij de oplegging van een maatregel wordt rekening gehouden met de omstandigheden van deze zaak en ook met het tuchtrechtelijke verleden van verweerder. Uit dat verleden blijkt dat de raad in 2022 een berisping aan verweerder heeft opgelegd voor vergelijkbaar klachtwaardig handelen op het gebied van de communicatie met zijn cliënt. De raad ziet in deze zaak ook aanleiding om aan verweerder een berisping op te leggen.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 26 februari 2024 in de zaak 23-788/A/A naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 20 juli 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. 1.2 Op 14 november 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2252319/JS/BF digitaal van de deken ontvangen. 1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 15 januari 2024. Daarbij was verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 00 tot en met 04.
2 FEITEN 2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaring, uit van de volgende feiten. 2.2 In februari 2022 heeft klager verweerder gevraagd namens hem een procedure bij de rechtbank te starten voor de wijziging van zijn geslachtsgegevens en zijn voornaam. 2.3 Op 17 maart 2022 heeft verweerder namens klager een verzoekschrift bij de rechtbank ingediend. De rechtbank heeft het verzoekschrift op de zitting van 19 december 2022 inhoudelijk behandeld. 2.4 Op 12 december 2022 heeft verweerder de door klager per post gestuurde stukken, een geboortecertificaat en formulieren bij de gemeente Den Haag ingediend. 2.5 Op 22 december 2022 heeft klager verweerder gevraagd of hij de per post aan hem gestuurde geboorteakte heeft ontvangen. Op 27 december 2022 heeft verweerder de ontvangst daarvan aan klager bevestigd. 2.6 Bij beschikking van 24 maart 2023 heeft de rechtbank het verzoek tot wijziging van de voornaam van klager toegewezen en het verzoek tot wijziging van het geslachtskenmerk afgewezen. Over de afwijzing heeft de rechtbank in 4.18 van de beschikking het volgende overwogen:
‘4.18. De rechtbank ziet geen aanleiding om wijziging te gelasten van het geslacht van verzoeker en zal dit verzoek afwijzen. De rechtbank overweegt hiertoe dat verzoeker hierbij geen belang heeft, nu iemand die de overtuiging heeft tot het andere geslacht te behoren op grond van het bepaalde in artikel 1:28 BW daarvan aangifte kan doen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand.(…) De ambtenaar heeft dit formulier al aan verzoeker toegezonden. Op 12 december 2022 heeft verzoeker een kopie van het ondertekende formulier evenals een kopie van de vereiste deskundigenverklaring in het geding gebracht. Zowel verzoeker als de ambtenaar stemmen met deze handelwijze in.’ 2.7 Op 28 maart 2023 heeft verweerder de beschikking naar klager gemaild. Daarbij heeft verweerder opgemerkt:
‘Hierbij treft u de beschikking aan van de rechtbank Overijssel. Deze is positief. Graag verwijs ik u naar de inhoud daarvan. Over drie maanden zal de rechtbank de beschikking laten inschrijven bij de gemeente.’ 2.8 Op 29 maart 2023 heeft klager verweerder gemaild over de beschikking van de rechtbank. In zijn e-mail vraagt klager om uitleg over de beslissing van de rechtbank om het verzoek tot wijziging van het geslacht van klager af te wijzen. 2.9 Op 4 april 2023 heeft verweerder klager gemaild: ‘Naar aanleiding van uw vraag over de beschikking van de rechtbank het volgende. Vanwege het feit dat u als vrouw bent geboren, stelt de rechtbank zich op het standpunt dat bij vaststelling van de geboortegegevens geen wijziging daarvan bepaald kan worden. ik zal derhalve een andere procedure dienen te starten. Neemt u met mij even contact op?’ 2.10 Op 28 april 2023 heeft klager verweerder gemaild: ‘I hope you’re doing well, I contacted you last weeks, trying to ask you about the court decision and wondering if there’s anything we can do about is, it’s been almost a month since the first time you told me by phone that you’ll have the time to study it and get back to me on the 31 of March, I haven’t heard back from you yet. So I’m sending you this email to ask where are on this matter? In case you didn’t study the court decision yet, would you please let me know what would it take for you to study it?’ 2.11 Op 4 mei 2023 heeft klager verweerder gemaild: ‘My question is when I’ll hear from you about it? It’s been over a month since the obligation period has started, it’s been over a year since the whole presedure has started. (…) Please do give me a time frame to hear from you, it’s not fair for me that you kept me waiting for a month to tell me that you still need more time to study the court decision.’ Dezelfde dag heeft verweerder klager gemaild: ‘Sorry for the late response. It is very complicated and I still haven’t found out exactly why the court made this decision. I gues because there was a birth certificate with the female sex on it. I will have to study a bit more but definitively will keep you informed. (…)’ 2.12 Op 15 april 2023 heeft klager verweerder per e-mail gevraagd naar de stand van zaken. 2.13 Op 22 mei 2023 heeft klager verweerder gemaild dat hij geen bericht van verweerder heeft gekregen over de ingediende stukken bij de gemeente Den Haag. Daarop heeft verweerder klager gemaild dat hij nog geen bericht van de gemeente heeft ontvangen en dat hij niet verwacht dat de gemeente nog andere documenten van klager nodig heeft. 2.14 Op 14 juli 2023 heeft klager verweerder gemaild over een door klager ontvangen brief van de gemeente waarin is bevestigd dat de voornaam van klager is gewijzigd, terwijl het geslacht van klager nog niet is gewijzigd. Daarop heeft verweerder geantwoord dat hij de gemeente een reminder zal sturen. 2.15 Op 19 juli 2023 heeft verweerder de gemeente benaderd over de stand van zaken met betrekking tot het verzoek om wijziging van het geslacht van klager in de registers van de burgerlijke stand. 2.16 Op 27 juli 2023 heeft verweerder van de gemeente een bevestiging ontvangen van het verzoek tot wijziging van het geslacht van klager.
3 KLACHT 3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende: a) verweerder heeft de onderliggende zaak verwaarloosd door stukken traag te verwerken en aan te leveren bij de rechtbank. Klager heeft op verzoek van verweerder stukken toegestuurd zodat verweerder die naar de rechtbank kon sturen. Verweerder heeft pas ongeveer vijf dagen later de ontvangst van de stukken bevestigd en de stukken ongeveer een maand later naar de rechtbank gestuurd, terwijl de procedure al langer duurde dan verwacht; b) verweerder heeft onprofessioneel gecommuniceerd met betrekking tot de stand van zaken en uitleg. Verweerder heeft op 28 maart 2023 gemaild dat de uitspraak van de rechtbank positief was, terwijl de rechtbank alleen de wijziging van de voornaam heeft goedgekeurd maar niet de wijziging van het geslachtskenmerk. In de daaropvolgende maand heeft verweerder niet gereageerd op terugbelverzoeken en ook niet op aan hem verstuurde e-mails. Ook heeft verweerder niet gecontroleerd of de gemeente de benodigde documenten had ontvangen om het geslachtskenmerk van klager te wijzigen. Hierdoor heeft klager lang moeten wachten, waardoor zijn mentale gezondheidstoestand verslechterde. Verweerder heeft niet uitgelegd waarom de rechtbank het geslacht van klager niet kon wijzigen, hoewel het wijzigingsverzoek bij de rechtbank is ingediend voordat het mogelijk werd het geslacht te wijzigen via een verklaringsformulier bij de gemeente; c) verweerder heeft de zaak gecompliceerd aangepakt, terwijl er gemakkelijkere manieren waren om het gewenste resultaat te bereiken. Verweerder liet anderhalve maand na de beschikking van de rechtbank weten dat hij contact zou opnemen met de gemeente om het geslacht van klager te wijzigen. Toen klager zelf contact opnam met de gemeente bleek dat deze geen verzoek had ontvangen, waarop klager zelf het benodigde formulier heeft ingevuld en ingediend. Klager heeft een andere advocaat naar de beschikking van de rechtbank laten kijken en deze advocaat zei dat verweerder het gecompliceerd had gemaakt en dat er makkelijkere manieren waren om dit te doen. 3.2 De raad zal hierna op de klachtonderdelen ingaan.
4 VERWEER 4.1 Verweerder heeft verweer tegen de klacht gevoerd en betwist dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. In dat verband voert verweerder onder verwijzing naar de Transgenderwet van 2014 – samengevat – het volgende aan. Het werd eerst na indiening van het verzoekschrift op 17 maart 2022 bij de rechtbank mogelijk om bij de gemeente het geslacht te wijzigen via de indiening van een aangifteformulier, omdat klager pas per 19 november 2022 tenminste één jaar in Nederland stond ingeschreven en vanaf die datum zijn geslacht bij de gemeente kon wijzigen. Het formulier is tijdens de procedure bij de rechtbank ingediend en om die reden heeft de rechtbank het verzoek tot wijziging van de geslachtskenmerken van klager afgewezen. De rechtbank heeft positief beslist op het verzoek om klagers voornaam te wijzigen. Het feit dat de behandeling van het verzoekschrift door de rechtbank ruim een jaar heeft geduurd, acht verweerder niet aan hem te wijten. Verweerder erkent dat hij de zaak ongeveer een maand heeft laten liggen, nadat klager hem had verzocht om nadere uitleg over de beschikking van de rechtbank. Na indiening van het aangifteformulier bij de gemeente is in mei 2023 een rappel verstuurd en op 19 juli 2023 weer. De gemeente heeft nooit aangegeven dat het formulier niet is ontvangen. Op 27 juli 2023 heeft de gemeente het verzoek tot wijziging van het geslacht van klager bevestigd. Gezien het resultaat bij de rechtbank en de inschrijving bij de gemeente heeft verweerder zich gehouden aan de opdracht van klager en heeft hij die met een positief resultaat afgerond, aldus verweerder. 4.2 De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING Toetsingskader 5.1 De raad stelt vast de klacht in alle onderdelen gaat over de dienstverlening van verweerder als voormalige advocaat van klager. De raad stelt daarbij voorop dat de tuchtrechter mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening te beoordelen als daarover wordt geklaagd. Daarbij houdt de tuchtrechter rekening met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van de zaak kan komen te staan. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld. Die eisen houden in dat zijn werk dient te voldoen aan de professionele standaard binnen de beroepsgroep. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht (zie Hof van Discipline 19 juni 2023, ECLI:NL:TAHVD:2023:90). 5.2 Verder is een advocaat gehouden de aan hem toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid te behartigen. Van een advocaat mag worden verwacht dat hij zijn cliënt op de hoogte houdt van zijn werkzaamheden ten behoeve van die cliënt en dat hij binnen een redelijke tijdspanne reageert op berichten van zijn cliënt.
Klachtonderdelen a) en b) zijn gegrond 5.3 Klachtonderdelen a) en b) gaan in de kern over de voortgang van de behandeling van het dossier van klager door verweerder en de communicatie daarover. Daarom lenen deze onderdelen zich voor een gezamenlijke beoordeling. 5.4 De raad is van oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door de zaak van klager niet voortvarend te behandelen en door onvoldoende met klager te communiceren. Klager heeft zich in februari 2022 bij verweerder gemeld, maar het verzoekschrift is pas medio maart 2022 bij de rechtbank ingediend. Verweerder heeft hier geen reden voor gegeven en uit de door klager overgelegde stukken kan de raad die reden ook niet afleiden. Tijdens de procedure bij de rechtbank heeft verweerder vervolgens in december 2022 de wijziging van het geslacht van klager bij de gemeente aangevraagd. Na indiening van het aanvraagformulier met bijbehorende stukken bij de gemeente heeft verweerder pas medio juli 2023, na daartoe een bericht te hebben ontvangen van klager, bij de gemeente naar de stand van zaken geïnformeerd, dit terwijl verweerder naar aanleiding van de e-mails van klager wist hoe belangrijk het voor klager was dat zijn geslacht ook in de registers van de burgerlijke stand zou worden gewijzigd. Op vragen van de raad over zijn kantoororganisatie in verband met termijnbewaking heeft verweerder verklaard dat hij geen termijnagenda heeft. Het had op de weg van verweerder gelegen om veel eerder bij de gemeente te informeren naar de ontvangst van de door hem ingediende stukken. Dat heeft verweerder, mede door een gebrek aan een of andere vorm van termijnbewaking, nagelaten. Verder heeft verweerder over de beschikking van de rechtbank van 24 maart 2023 in zijn bericht aan klager van 28 maart 2023 alleen geschreven dat de beschikking van de rechtbank positief was zonder in te gaan op het afgewezen verzoek tot geslachtswijziging bij de gemeente en zonder klager uit te leggen wat dit betekent en wat de vervolgstappen zijn. Ook heeft verweerder op de e-mails van klager met verzoeken om uitleg niet, dan wel niet voortvarend, gereageerd. Verweerder heeft de zaak, ook volgens zijn eigen verklaring, een maand laten liggen, ondanks diverse e-mails waarin klager om uitleg vroeg. Het had op de weg van verweerder gelegen om klager tijdig en volledig te informeren over de beschikking van de rechtbank en de te nemen vervolgacties. Verweerder heeft op dit punt echter ook steken laten vallen. Klachtonderdelen a) en b) zijn daarom gegrond. Klachtonderdeel c) is ongegrond 5.5 Met klachtonderdeel c) verwijt klager verweerder dat hij de zaak gecompliceerd heeft aangepakt, terwijl er gemakkelijkere manieren waren om het gewenste resultaat te bereiken. Daarbij baseert klager zich op het oordeel van een andere door hem benaderde advocaat die de beschikking van de rechtbank van 24 maart 2023 heeft bekeken. 5.6 De raad is van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt over hoe hij de zaak van klager inhoudelijk heeft aangepakt. Verweerder heeft toegelicht dat het eerst na indiening van het verzoekschrift op 17 maart 2022 bij de rechtbank mogelijk was om bij de gemeente het geslacht van klager te wijzigen via de indiening van een aangifteformulier. Daarbij heeft verweerder onder verwijzing naar de Transgenderwet uit 2014 uitgelegd dat klager pas per 19 november 2022 tenminste één jaar in Nederland stond ingeschreven en pas vanaf die datum zijn geslacht bij de gemeente kon wijzigen. De raad kan verweerder hierin volgen. De omstandigheid dat een andere advocaat wellicht voor een andere aanpak had gekozen, zoals klager heeft gesteld, betekent niet dat verweerder klachtwaardig heeft gehandeld. Klachtonderdeel c) is daarom ongegrond.
6 MAATREGEL 6.1 Uit het dossier en de verklaring van verweerder ter zitting komt het beeld naar voren dat verweerder zijn kantoororganisatie waar het termijnbewaking betreft nog niet op orde heeft. De raad benadrukt dat het voor advocaten, ook in het belang van hun cliënten, noodzakelijk is om er binnen hun kantoororganisatie voor te zorgen dat termijnen worden bewaakt. De raad gaat ervan uit dat verweerder nu voldoende maatregelen zal nemen, waardoor termijnen worden bewaakt. 6.2 In deze zaak heeft verweerder steken laten vallen op het gebied van voortvarendheid en communicatie met zijn cliënt, terwijl verweerder uit de berichten van klager had moeten afleiden hoe belangrijk een voortvarende aanpak en een duidelijke communicatie voor klager waren. De aard en ernst hiervan rechtvaardigen de oplegging van een maatregel. Bij de oplegging van een maatregel houdt de raad behalve met de omstandigheden van deze zaak ook rekening met het tuchtrechtelijke verleden van verweerder. Uit dat verleden blijkt dat de raad in 2022 een berisping aan verweerder heeft opgelegd voor vergelijkbaar klachtwaardig handelen op het gebied van de communicatie met zijn cliënt. De raad ziet in deze zaak ook aanleiding om aan verweerder een berisping op te leggen.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING 7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager dient binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door te geven. 7.2 Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten: a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en b) € 500,- kosten van de Staat.
7.3 Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.
BESLISSING De raad van discipline: - verklaart klachtonderdelen a) en b) gegrond; - verklaart klachtonderdeel c) ongegrond; - bepaalt dat aan verweerder de maatregel van een berisping wordt opgelegd; - veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager; - veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3.
Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. K.C. van Hoogmoed en J.C. Ellerman, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 februari 2024.
Griffier Voorzitter
Verzonden: 26 februari 2024