Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-02-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2024:52

Zaaknummer

23-813/AL/MN

Inhoudsindicatie

Raadsbeslissing. Klacht over de eigen advocaat. Verweerster heeft klager bijgestaan in een zogenoemde overlegscheiding. Verweerster zou volgens klager bevooroordeeld zijn jegens hem als persoon en er zou sprake zijn van belangenverstrengeling aan de zijde van verweerster. Ook verwijt klager verweerster dat zij zijn zaak onvoldoende zorgvuldig heeft behandeld. Verweerster heeft aangegeven dat zij in voorkomende gevallen externe deskundigen inschakelt. Met een aantal werkt zij vaker samen, zoals geldt voor de in de overlegscheiding ingeschakelde deskundige. Dat betekent naar het oordeel van de raad echter niet dat sprake is van belangenverstrengeling. Dit klachtonderdeel is ongegrond evenals de overige klachtonderdelen.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden van 12 februari 2024 in de zaak 23-813/AL/MN naar aanleiding van de klacht van:

klager oververweerster gemachtigde: mr. [H]

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 1.1 Op 28 februari 2023 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster. 1.2 Op 22 november 2023 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 2221847/FB/SD van de deken ontvangen. 1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 12 januari 2024. Daarbij waren klager en verweerster aanwezig. Verweerster werd bijgestaan door haar hierboven genoemde gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. 1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.

2 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten. 2.1 Op 21 december 2019 heeft klager via een e-mail aan verweerster laten weten dat hij graag contact wil over zijn op handen zijnde echtscheiding en naar aanleiding daarvan heeft een kennismakingsgesprek plaatsgevonden. 2.2 Op 8 januari 2020 heeft klager van de advocaat van zijn aanstaande ex-echtgenote (verder: de ex) een brief ontvangen, waarin wordt voorgesteld om de echtscheiding via de methode van de zogenoemde overlegscheiding te laten plaatsvinden. In die brief wordt deze methode van echtscheiding nader toegelicht. Ook worden daarin twee namen genoemd van overlegscheidingsadvocaten tot wie klager zich zou kunnen wenden. Een daarvan is verweerster.  2.3 Daarna is er tussen klager en verweerster nader contact geweest en op 14 januari 2020 heeft verweerster aan klager bevestigd dat klager haar heeft verzocht hem te adviseren en zijn belangen te behartigen inzake de echtscheiding en heeft zij de opdracht aanvaard. De opdrachtbevestiging is door verweerster en klager op diezelfde dag getekend. 2.4 Bij de overlegscheiding wordt ook een collaborative coach (verder: coach) ingeschakeld, die zal optreden als procesbegeleider. Deze heeft in een e-mail bericht van 26 januari 2020 een aantal data aan klager en zijn ex voorgesteld in het kader van te plannen individuele – en  driegesprekken. 2.5 Op 2 maart 2020 is door klager en zijn ex, verweerster, de advocaat van de ex, de coach en een ingeschakelde financieel deskundige (verder: de financial) een ‘Deelnemersovereenkomst voor de overlegscheiding’ ondertekend. De beide advocaten, de coach en de financial worden daarin ook aangeduid als ‘het team’. 2.6 Op diezelfde dag, 2 maart 2020, heeft een overleg plaatsgevonden waarbij alle deelnemers van de overeenkomst, behoudens de financial, aanwezig waren. Van dit gesprek is een gespreksverslag gemaakt. 2.7 Ten aanzien van een aantal financiële zaken lukt het klager en zijn ex niet om duidelijkheid te krijgen. Daarbij gaat het om de saldi van bankrekeningen en om een aantal overboekingen. Klager heeft om een uitdraai van bepaalde overboekingen verzocht. Na een teamoverleg heeft de ex op 28 april 2020 enkele financiële gegevens verstrekt. Per e-mail van 11 mei 2020 heeft verweerster aan onder andere de advocaat van de ex en aan de financial bericht dat klager zijn standpunt handhaaft dat hij inzage wil in de rekeningen en zo de ex die stukken niet wil afgeven, of niet samen met klager wil doornemen, dat de financial hier dan naar moet kijken. Dat laatste heeft plaatsgevonden. 2.8 Op 19 mei 2020 hebben klager en zijn ex een echtscheidingsconvenant en een ouderschapsplan ondertekend. 2.9 Bij e-mail van 26 augustus 2020 heeft klager aan verweerster laten weten dat de gemeente van plan is om naar de Raad voor de Kinderbescherming te gaan voor een ondertoezichtstelling van de kinderen van klager en zijn ex. 2.10 Op 16 oktober 2020 is de echtscheidingsbeschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, waarmee het huwelijk van klager en zijn ex is geëindigd. 2.11 Op 21 oktober 2020 heeft klager aan verweerster een e-mail van de nieuwe advocaat van zijn ex doorgestuurd, waarin klager wordt medegedeeld dat de onbegeleide omgang van klager met zijn kinderen wordt opgeschort in afwachting van het onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming. 2.12  Op 28 februari 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

3 KLACHT 3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door: a) ten opzichte van klager onvoldoende onafhankelijk en partijdig te zijn door bevooroordeeldheid en belangenverstrengeling; b) zijn zaak onvoldoende zorgvuldig te hebben behandeld. 3.2 De klacht is in het webformulier waarmee de klacht is ingediend toegelicht. Ter zitting heeft klager de klacht nader toegelicht.

4 VERWEER Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. Op de mondelinge behandeling is dit verweer nader toegelicht aan de hand van door de gemachtigde van verweerster overgelegde pleitaantekeningen. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING 5.1 Het gaat in deze zaak om een klacht tegen de eigen advocaat. De klacht bestaat uit twee klachtonderdelen.

Klachtonderdeel a) onvoldoende onafhankelijk en partijdig door bevooroordeeldheid en belangenverstrengeling

5.2 Klager is van mening dat verweerster bevooroordeeld was omtrent zijn persoon en zijn handelen rondom de scheiding. Verweerster zag hem als patiënt, terwijl hij haar cliënt was. Naar de mening van klager is het verweerster niet gelukt om dit oordeel buiten de zaak te houden en daardoor kon zij hem niet neutraal en steunend bijstaan. Zo heeft verweerster in een teamoverleg gezegd dat klager geen eisen mocht stellen, omdat hij al met tien nul achter stond. Die uitspraak heeft de belangen van klager geschaad. Verder blijkt volgens klager uit een whatsapp bericht dat verweerster en zijn ex al voor de echtscheiding bekenden van elkaar waren. Dit had verweerster aan klager kenbaar moeten maken voordat zij de zaak aannam. Ook is klager gebleken dat verweerster een samenwerkingsverband had met de ingeschakelde coach. Ook daarover heeft verweerster hem niet ingelicht. Klager is dan ook van oordeel dat sprake is van belangenverstrengeling

5.3 Verweerster betwist gemotiveerd hetgeen klager stelt in dit klachtonderdeel.

5.4 De raad overweegt als volgt. De raad kan niet vaststellen of verweerster in een teamoverleg heeft gezegd dat klager geen eisen mocht stellen omdat hij al met tien nul achterstond. Klager stelt dit wel, maar verweerster betwist dit ten stelligste en klager toont het verder niet aan. Verder is de raad ook niet gebleken dat verweerster klager als patiënt zag en dat zij klager daardoor niet neutraal en steunend kon bijstaan. Die stelling vindt geen enkele steun in de stukken uit het klachtdossier en wordt door verweerster ook betwist.

5.5 Dat verweerster de ex van klager al zou kennen voordat verweerster de zaak aannam is ook niet aangetoond door klager en wordt door verweerster ook betwist. De advocaat van de ex van klager heeft in een brief aan klager van 8 januari 2020 een tweetal namen genoemd van advocaten die klager zouden kunnen bijstaan in een overlegscheiding. Daaruit blijkt echter niet dat verweerster de ex al kende. Klager wijst ook nog op een whatsapp-bericht, waaruit volgens hem zou blijken dat verweerster de ex al kende. Dat whatsapp-bericht betreft een schermafdruk van een telefoon. Niet duidelijk is wiens telefoon dat is. In ieder geval is dat niet die van klager, nu er in het betreffende bericht in de derde persoon over klager wordt gesproken. In het betreffende bericht, welk bericht kennelijk afkomstig is van de ex en gezonden aan de eigenaar van de telefoon, staat onder meer (…) mijn advocaat en zijn advocaat (vrouw die ik heb uitgezocht) (…). Hieruit kan de raad niet concluderen dat verweerster de ex van klager al kende voordat verweerster de zaak van klager aannam.    5.6 Van een belangenverstrengeling is de raad ook niet gebleken. Kennelijk heeft de coach op haar website een verwijzing naar verweerster vermeld, maar dat enkele feit maakt nog niet dat sprake is van een samenwerkingsverband. En al zou daarvan wel sprake zijn, dan betekent dit niet zondermeer dat sprake is van belangenverstrengeling. Verweerster betwist dat sprake is van een samenwerkingsverband en heeft aangevoerd dat zij regelmatig cliënten verwijst naar externe deskundigen. Dat kan in voorkomende gevallen gaan om bijvoorbeeld een fiscalist of een pensioendeskundige en in dit geval om een puber coach, omdat in dit geval sprake was van kindproblematiek. Met deze toelichting heeft verweerster naar het oordeel van de raad voldoende weerlegd dat sprake zou zijn van belangenverstrengeling.

5.7 Klachtonderdeel a) is naar het oordeel van de raad ongegrond.  Klachtonderdeel b) de zaak onvoldoende zorgvuldig behandelen

5.8 Ten aanzien van dit klachtonderdeel stelt klager dat verweerster zich onvoldoende heeft ingezet om informatie die de ex voor klager achterhield boven water te krijgen. Deze informatie had klager nodig om te beoordelen of er gelden waren weggeboekt. Klager moest echter maar accepteren dat de financial de rekeningen had bekeken. Verweerster heeft hier niet in het belang van klager gehandeld. Verder stelt klager dat anderhalf jaar na de echtscheiding door diverse instanties is geconcludeerd dat bij de kinderen sprake is van ernstige loyaliteitbeïnvloeding door hun moeder (de ex); Parental Alienation Syndrome (PAS). Tijdens het scheidingsproces waren er volgens klager al duidelijke signalen van oudervervreemding en loyaliteitsproblematiek bij de kinderen. Die signalen - waar klager meerdere keren op heeft gewezen - zijn door het team en met name door de coach, ondanks haar expertise, niet herkend. Door deze nalatigheid is voor de kinderen geen goede basis gelegd en ondervinden zij hier nu en in de toekomst psychische klachten van. Sinds 13 juli 2021 zijn de kinderen onder toezicht gesteld en sinds 26 juli 2021 heeft klager geen contact meer met zijn kinderen.   5.9 Op de zitting heeft klager in aanvulling hierop nog verklaard dat hij ten tijde van de overlegscheiding niet in staat was zijn eigen belangen goed te behartigen, omdat hij in een kwetsbare periode in zijn leven zat. Hij wilde de echtscheiding snel afronden in de hoop dan snel de helft van de zorg voor de kinderen te kunnen oppakken.   5.10 De raad overweegt als volgt. Klager en zijn ex hebben ervoor gekozen om hun echtscheiding via de methode van een overlegscheiding af te wikkelen. Door verweerster is onweersproken verklaard dat zij met klager de verschillende scheidingsmethoden uitvoerig heeft doorgenomen. Juist vanwege de psychische gesteldheid van klager op dat moment is besloten tot een overlegscheiding. Het voeren van een gerechtelijke procedure zou volgens verweerster te belastend zijn voor klager, want de lange duur met een ongewisse uitkomst zou tot een hoop stress leiden. Beide partijen hebben bij een overlegscheiding een eigen advocaat die de belangen van de betreffende partij behartigt. Gepoogd wordt om in overleg - buiten rechte - tot een voor beide partijen aanvaardbare en evenwichtige afwikkeling van het ontbonden huwelijk te komen, zonder dat daarbij de individuele belangen van de ex-echtelieden uit het oog worden verloren. Daar waar nodig worden deskundigen ingeschakeld, in dit geval een financieel deskundige en een psychosociaal- en kindertherapeut die zich richt op de gevolgen van echtscheiding (de coach). Uiteindelijk heeft de overlegscheiding geleid tot een door beide partijen ondertekend echtscheidingsconvenant en ouderschapsplan.   5.11 Ten aanzien van de financiële kwestie omtrent de overboekingen is uiteindelijk door de financial vastgesteld dat geen sprake was van onregelmatigheden. Ter zitting heeft klager nog aangevoerd dat verweerster gezien zijn kwetsbare gesteldheid extra alert moest zijn en niet had moeten bewilligen in de inzet van de financial om de situatie dat de ex bepaalde financiële gegevens niet wilde overleggen op te lossen. Verweerster heeft hiertegen verweer gevoerd en aangegeven dat dit in goed overleg met klager is afgestemd en haar als een passende oplossing voorkwam en komt. In de e-mail van verweerster van 11 mei 2020 staat daarom ook dat klager zijn standpunt handhaaft dat hij inzage wil in de rekeningen en zo de ex die stukken niet wil afgeven, of niet samen met klager wil doornemen, dat de financial hier dan naar moet kijken. Ook ten aanzien van dit punt is de raad van oordeel dat niet vast is komen te staan dat verweerster op enige wijze tekort is geschoten of de belangen van klager onvoldoende in acht heeft genomen.

5.12 Klager lijkt met name de coach te verwijten dat volgens hem niet tijdig is onderkend dat bij de kinderen symptomen zichtbaar waren die duidden op PAS. Dat sprake is van PAS is kennelijk eerst anderhalf jaar na de echtscheiding vastgesteld. Toen was het overlegscheidingstraject echter al ruimschoots afgerond, waarmee ook de werkzaamheden van verweerster waren beëindigd. Wat daarna is gaan spelen met betrekking tot de kinderen heeft plaatsgevonden buiten de invloedsfeer van verweerster en kan haar dan ook niet worden tegengeworpen. Ook het verwijt van klager aan de coach kan niet aan verweerster worden tegengeworpen. Klager stelt in zijn algemeenheid nog wel dat verweerster met betrekking tot de kinderen te weinig heeft gedaan, maar hij maakt niet duidelijk of concreet wat verweerster volgens hem dan meer of anders had moeten doen. Uit de stukken in het klachtdossier is de raad niet gebleken dat verweerster op dit punt is tekortgeschoten.   5.13 Ook klachtonderdeel b) is naar het oordeel van de raad ongegrond.   5.14 Concluderend is de raad van oordeel dat door klager niet is aangetoond - en dat de raad ook niet is gebleken - dat verweerster zich onvoldoende van haar taak als overlegscheidingsadvocaat heeft gekweten, de belangen van klager onvoldoende zou hebben behartigd of anderszins klachtwaardig zou hebben gehandeld.

BESLISSING De raad van discipline: - verklaart de beide klachtonderdelen, en daarmee de klacht, ongegrond.

Aldus beslist door mr. M. Jansen, voorzitter, mrs. M.J.J.M. van Roosmalen, H.Q.N. Renon, S.H.G. Swennen en H.J. Voors, bijgestaan door mr. H.P.J. Meijerink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2024.   Griffier                                                                                                                                         Voorzitter

Verzonden d.d. 12 februari 2024