Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-01-2024

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2024:39

Zaaknummer

23-838/AL/OV

Inhoudsindicatie

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk niet-ontvankelijk wegens gebrek aan belang.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 29 januari 2024 in de zaak 23-838/AL/OV naar aanleiding van de klacht van:

klager oververweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief met bijlagen volgens de inventarislijst van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) van 5 december 2023 met kenmerk 2236302.

1 FEITEN Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten. 1.1 Klager was tezamen met partij X (die verder niet betrokken is bij deze klachtzaak) mede eigenaar (ieder voor de helft) van een aantal percelen landbouwgrond. 1.2 Klager heeft zijn eigendomsaandeel van de percelen verkocht aan de cliënt van verweerster, maar deze konden vanwege een beslaglegging nog niet worden geleverd. De cliënt van verweerster heeft daarnaast ook een koopovereenkomst gesloten met partij X om zodoende ook de ander helft van het eigendomsaandeel van de percelen te verkrijgen. 1.3 Beide eigenaren weigerden na opheffing van het beslag te leveren, hetgeen heeft geresulteerd in procedures tegen de beide eigenaren. 1.4 Klager heeft gehoord dat partij X een additioneel bedrag van € 18.000,- bovenop de verkoopprijs zou ontvangen en hij niet. Klager zou daardoor een lagere verkoopprijs ontvangen dan partij X voor een gelijk aandeel in de percelen. Klager heeft vervolgens verweerster per e-mail bericht dat hij van mening is dat zij meewerkt aan fraudeleus handelen, omdat zij niet ingrijpt als er een bedrag buiten de verkoopakte om wordt voldaan, en zich niet aan de Wwft-verplichtingen houdt. 1.5 Verweerster heeft bij e-mail van 9 mei 2023 geantwoord op de diverse punten van klager en zij heeft de aantijgingen ontkend. 1.6 Op 8 mei 2023 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT 2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij niet overeenkomstig de Wwft heeft gehandeld. Klager was gezamenlijk met partij X eigenaar van een aantal percelen grond, die zijn verkocht aan de cliënt van verweerster. Volgens klager wist verweerster dat haar cliënt een deel van de koopsom buiten de notariële koopakte om zou voldoen aan partij X, waardoor overdrachtsbelasting zou worden ontdoken. Ook heeft verweerster naderhand geprobeerd deze illegale constructie te repareren, door het additionele bedrag wel in de afrekening bij de notaris op te laten nemen.

3 VERWEER 3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd.

4 BEOORDELING 4.1 Het is vaste rechtspraak van het Hof van Discipline dat een advocaat zich dient te onthouden van handelingen waardoor het vertrouwen in de advocatuur als zodanig wordt geschaad, en zich te allen tijde dient te onthouden van een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Dergelijk handelen is immers in strijd met de in artikel 46 van de Advocatenwet omschreven normen. Uitgangspunt is dat een advocaat moet handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsbeoefenaar mag worden verwacht. 4.2 Uitgangspunt is ook dat het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat niet aan eenieder toekomt, maar slechts aan degene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken, die op grond van artikel 46f Advocatenwet de bevoegdheid heeft tegen een advocaat gerezen bezwaren ter kennis van de raad te brengen. 4.3 Klager stelt dat verweerster in in het kader van de verkoop van een eigendomsaandeel van een aantal percelen grond door partij X aan de cliënt van verweerster, in strijd met de Wwft heeft gehandeld. De voorzitter is hierover van oordeel dat dit in beginsel een algemeen belang betreft, waarover het klachtrecht door de deken wordt uitgeoefend. Uit de stukken in het klachtdossier is niet gebleken dat klager door dit gestelde handelen rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. De omstandigheid dat ook klager zijn eigendomsaandeel van die percelen grond aan de cliënt van verweerster heeft verkocht, maakt dat niet anders. Het voorgaande betekent dat de klacht geen verdere inhoudelijke bespreking behoeft. De voorzitter verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

BESLISSING De voorzitter verklaart: klager, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus beslist door mr. A.R. Creutzberg, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2024.

Griffier                                                                                                                                                 Voorzitter   Verzonden d.d. 29 januari 2024