Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-02-2024

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2024:61

Zaaknummer

230114

Inhoudsindicatie

Klacht ingetrokken.

Uitspraak

Beslissing van 19 februari 2024

in de zaak 230114

naar aanleiding van het hoger beroep van:

 

 

verweerder

 

 

tegen:

 

 

klaagster

 

 

1    DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

 

1.1     Het hof verwijst naar de beslissing van 27 maart 2023 van de Raad van Discipline (hierna: de raad) in het ressort Arnhem-Leeuwarden (zaaknummer: 22-583/AL/OV). In deze beslissing is de klacht van klager gegrond verklaard. Aan verweerder is de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van vier weken opgelegd. Verder is verweerder veroordeeld tot betaling van het griffierecht, reiskosten en proceskosten. 

 

1.2    Deze beslissing is onder ECLI:NL:TADRARL:2023:65 op tuchtrecht.nl gepubliceerd. 

 

2    DE PROCEDURE BIJ HET HOF

 

2.1    Het beroepschrift van verweerder tegen de beslissing is op 25 april 2023 ontvangen door de griffie van het hof. 

 

2.2    Verder bevat het dossier van het hof:

-    de stukken van de raad; -    het bericht van de deken van de Orde van Advocaten Overijssel van 18 januari 2024. 

   2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 24 november 2023. Daar is verweerder verschenen. Klaagster is – met bericht van verhindering – niet verschenen.

 

2.4    Klaagster heeft per e-mail van 10 januari 2024 haar klacht ingetrokken, omdat een schikking is bereikt met de verzekeraar van verweerder.

 

2.5    De deken van de Orde van Advocaten Overijssel heeft bij e-mail van 18 januari 2024 het hof bericht dat zij geen reden van algemeen belang ziet en daarom geen voortzetting van de zaak vraagt. 

 

3    BEOORDELING

 

Maatstaf

 

3.1    De eerste volzin van artikel 47a van Advocatenwet bepaalt dat in geval van intrekking van de klacht de behandeling daarvan wordt gestaakt, tenzij de tuchtrechter beslist dat de behandeling van de klacht om redenen aan het algemeen belang ontleend, moet worden voortgezet. Blijkens artikel 57 lid 2 Advocatenwet is artikel 47a Advocatenwet van overeenkomstige toepassing op de behandeling in hoger beroep. Beslist het hof tot staking van de behandeling, dan leidt dit tot een dictum waarbij de beslissing van de raad wordt vernietigd (ongeacht de inhoud daarvan) en wordt verstaan dat de klacht geen behandeling meer behoeft. Bij de beoordeling of de behandeling moet worden voortgezet om redenen aan het algemeen belang ontleend, hanteert het hof de navolgende uitgangspunten, onder aantekening dat het niet beoogt een limitatieve opsomming te geven:

 

(i) indien de feitelijke grondslag van de klacht door de verweerder wordt betwist en prima facie verschillend kan worden gedacht over de waardering van het bewijs daarvan, zal voortzetting van de behandeling doorgaans niet in de rede liggen; met delicate bewijsbeslissingen is geen algemeen belang gemoeid;

 

(ii) indien de feitelijke grondslag van de klacht onbetwist is of prima facie geen twijfel bestaat dat deze bewezen is, dan is voornamelijk de aard van de geschonden norm bepalend voor de beslissing om de behandeling al dan niet voort te zetten;

 

(iii) is de aard van de gestelde normschending deze dat de advocaat tekortgeschoten is bij de inhoudelijke behandeling van de hem door zijn cliënt toevertrouwde zaak, dan zal voortzetting van de behandeling doorgaans niet geïndiceerd zijn; in zodanig geval prevaleert het belang van de cliënt bij een minnelijke regeling (die doorgaans ten grondslag ligt aan de intrekking van de klacht) boven het algemeen belang dat door de tuchtrechter wordt vastgesteld dat de advocaat de kernwaarde van deskundigheid heeft geschonden; de ernst van de gestelde tekortkoming zal daarbij van ondergeschikte betekenis zijn; deze zal immers zijn verdisconteerd in de met de cliënt getroffen regeling.

 

(iv) in andere gevallen zal de beslissing om de behandeling al dan niet voort te zetten afhankelijk zijn van de mate waarin de gestelde normschending raakt aan andere kernwaarden dan deskundigheid bij de behartiging van de belangen van de cliënt, en van de mate waarin het wenselijk voorkomt dat de tuchtrechter de desbetreffende norm (opnieuw) onder de aandacht brengt van de beroepsgroep in het algemeen en/of van de verwerende advocaat in het bijzonder.

 

(v) voortzetting van de behandeling zal in elk geval geïndiceerd zijn indien de verwerende advocaat de ongeoorloofdheid van zijn (vaststaande) handelwijze ten principale betwist en een beslissing op dat verweer precedentwaarde heeft voor de praktijk.

 

Geen voortzetting klachtbehandeling en vernietiging beslissing raad

 

3.2    Naar het oordeel van het hof bestaan geen redenen van algemeen belang die met zich brengen dat de behandeling van de klacht moet worden voortgezet. De klacht is gericht tegen de eigen advocaat van klaagster. De gedragingen van verweerder die in hoger beroep ter beoordeling voorliggen, zien op het tekortschieten bij de inhoudelijke behandeling van de zaak. Tussen partijen is een minnelijke regeling getroffen, zodat het hof in dit geval geen aanleiding ziet om de behandeling klacht voort te zetten wegens redenen van algemeen belang.

 

3.3    Omdat geen grond bestaat voor voortzetting van de klachtbehandeling, zal het hof de beslissing van de raad vernietigen.

 

 

4    BESLISSING

 

Het Hof van Discipline:

 

- vernietigt de beslissing van 27 maart 2023 van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem Leeuwarden, gewezen onder nummer 22-583/AL/OV;

 

- verstaat dat de klacht geen behandeling meer behoeft.

 

Deze beslissing is gewezen door mr. J.C.A.T. Frima, voorzitter, mrs. K.H.A. Teuben, A.E.M. Röttgering, F.C. van der Jagt-Vink en E.M.J. van Nieuwenhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.A.A. Traousis, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2024.

 

 

griffier                                                                                                             voorzitter          

  

De beslissing is verzonden op 19 februari 2024.